Op 7 november 1938 vermoordde de 17-jarige tiener Herschel Feibel Grynszpan in Parijs de Duitse diplomaat Ernst Eduard vom Rath. De aanslag en het overlijden van Vom Rath wordt als startpunt aangeduid van de door de NSDAP gesanctioneerde geweldsnacht tegen de Duitse burgers van Joodse komaf. De Pools-Joodse achtergrond van de in het Duitse Hannover geboren Grynszpan speelde in deze aanslag zeker een rol van betekenis.
In deze Kristallnacht van 9 op 10 november 1938, zoals deze later is benoemd, werden 178 synagoges en ca. 7.500 Joodse bedrijven c.q woonhuizen aangevallen, beschadigd en vernield. Een gruwelnacht waarbij eveneens 93 mensenlevens te betreuren waren. In de geschiedschrijving werd de moord op Vom Rath zowel door de NSDAP alsook door de Zionistisch georiënteerde Joodse gemeenschap aangegrepen om zowel de vermeende Joodse rol in het ontbranden van WOII alsook de Jodenvervolging in Duitsland propagandistisch aan de kaak te stellen en te benadrukken.
Geschiedschrijving is geen absolute wetenschap, daarnaast is absolute waarheid in deze een absoluut onbestaanbare werkelijkheid. Niet in de laatste plaats om het feit dat het de overwinnaars zijn die de geschiedenis (her)schrijven en de beelden (ver)vormen. Het gezegde “Truth is in the eye of the beholder” geeft aan dat wat we denken te zien en geloven het resultaat is van onze perceptie en interpretatie.
Als verklaring voor de door Herschel gepleegde moordaanslag op de derde secretaris van de Duitse ambassade in Parijs zijn verschillende redenen en motieven aangedragen. De meest gangbare maar tegelijkertijd minst geloofwaardige en aannemelijke is dat a) Herschel in woede ontstak over de boodschap die zijn zuster Berta hem eind oktober 1938 via een briefkaart zond waarin zij de uitzetting van de familie naar Polen beschreef. De 17-jarige tiener zou in reactie daarop het plan opgevat hebben om 7 dagen nadat zijn familie over de grens gezet was de Duitse ambassadeur in Parijs, de 60-jarige Johannes Bernhard Graaf von Welczeck, te vermoorden. Toen niet Von Welczeck maar de derde secretaris Vom Rath gezonden werd om te horen wat Grynszpan wilde werd niet Welczeck maar Vom Rath slachtoffer van de op moordbeluste Herschel.
Een andere aangedragen verklaring voor de moordaanslag was dat b) het juist de verschrikkingen waren die joden in het algemeen in Nazi-Duitsland ondergingen. Dat zou voor de overigens niet als politiek actief bekend staande Grynszpan het argument zijn geweest om over te gaan tot het plegen van een politieke moord. Grynszpan was als illegaal in Frankrijk verblijvende Poolse Jood echter veel meer gebaat om onder de politieke radar te blijven. Een andere en aan de voorafgaande verklaringen aanzienlijk afwijkende motivatie was dat de moordaanslag c) in wezen een afrekening was die verband hield met niet volledig afgehandelde financiële verplichtingen aangaande het verlenen van homoseksuele diensten, c.q. afpersing. Een verklaring die deels van toepassing zou c.q. had kunnen zijn. Echter, naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid is d) de meest realistische, aannemelijke en logische verklaring voor de daad van Grynszpan, een samensmelting van het laatst hiervoor genoemde motief in samengaan met een mislukte poging zijn uitzetting naar Duitsland definitief te voorkomen, dit alles met behulp van zijn invloedrijke contactpersoon, de homoseksuele Duitse diplomaat Ernst Eduard vom Rath.
Wat betreft het meest aangehaalde motief inzake zijn zuster Berta het navolgende. Dit verwijst direct naar een eind oktober 1938 door Duitsland in gang gezette actie om Poolse Joden het land uit te zetten, bekend geworden onder de naam Polenaktion.
De uitzetting van de familie Grynszpan en andere Joden van Poolse origine uit Duitsland eind oktober 1938 had als directe aanleiding een door het Poolse parlement op 31 maart 1938 aangenomen wet, waarin bepaald werd dat Poolse-Joden de toegang tot het land ontzegd en het staatsburgerschap ontnomen werd als ze langer dan vijf jaar onafgebroken in een ander land woonachtig waren. Als argument hiervoor werd aangedragen dat de band met het Poolse moederland door het lange verblijf in het buitenland verloren gegaan was. In werkelijkheid wilde men voorkomen dat het land te maken kreeg met een vloed aan (terugkeer)migranten, zeker nadat door de Oostenrijkse Anschluss op 12 maart 1938 de uitwijkmogelijkheden voor de in Duitsland levende Poolse Joden dramatisch beperkt waren. Polen sloot met de door haar aangenomen wet in wezen haar grenzen door haar eigen Joodse staatsburgers als ongewenste vreemdelingen te bestempelen. De Duitsland omringende buurlanden hadden eveneens juridische maatregelen genomen om de migratie van Joden aan banden te leggen, landen zoals Frankrijk, Engeland, Zwitserland en Nederland alsook de Verenigde Staten van Amerika.
Polen had ervoor gekozen Duitsland niet van de door haar genomen maatregelen op de hoogte te brengen. Pas op de valreep, halverwege oktober 1938 en 7 maanden nadat de wet aangenomen was en van kracht werd bereikte informatie over de wet de Duitse Ambassade in Warschau. Op basis van de nieuwe Poolse wet zouden met ingang van zondag 30 oktober 1938 de passen van naar schatting 30.000 in Duitsland en 20.000 in Oostenrijk woonachtige Poolse Joden ongeldig verklaard worden waarmee deze mensen stateloos verklaard werden. Dit leidde tot een door Duitsland haastig opgezette tegenactie welke al snel onder de benaming Polenaktion bekend raakte. Deze actie kwam er op neer dat op 27, 28 en 29 oktober 1938 rond de 7.000 Poolse Joden werden opgepakt om over de Poolse grens te worden gezet. Vrijdagavond 28 oktober 1938 arriveerden de eerste passagierstreinen met Poolse Joden de grens. Een groot deel van hen (ca. 4.800) werd naar de plaats Bentschen en de overigen naar Konitz en Beuthen gebracht (Pools: Zbąszyń, Chojnice en Bytom). Het overgrote deel van hen wist bij vrienden, familie en bekenden onderdak te vinden en kregen daarop toestemming verder te reizen. Een klein deel van hen, waaronder de familie Grynszpan (vader Sendel, moeder Ryfka, zoon Markus en dochter Esther Beile (Berta), slaagden daar niet in en werd de verdere toegang tot het land geweigerd en voorlopig in Bentschen geïnterneerd. Vanuit Bentschen heeft Berta per briefkaart haar broer en haar in Parijs woonachtige familieleden van de nieuwe situatie op de hoogte gesteld. De Duitse (tegen)actie kon rekenen op aandacht in de massamedia van toentertijd en werd door belangengroeperingen zoals de Internationale Liga gegen Antisemitismus (LICA ) aangegrepen e.e.a. onder de aandacht te houden en te brengen van de (internationale) media. Zo ook de moord die voor dit doel gepolitiseerd werd.
Het geschiedenis van Herschel Grynszpan is een verhaal waarin een onzekere toekomst centraal staat, het verhaal van een jonge tiener die zich – alleen zonder ouders – probeert staande te houden in ander land en in een wereld die zich bevind op de rand van oorlog. Als 14-jarige puber verliet de in Hannover geboren zoon van een Pools-joodse kleermaker, Herschel Feibel, de Bürgerschule zonder deze afgemaakt te hebben. Herschel was volgens opgave van de school intelligent maar gemakzuchtig en daarnaast lui van aard en instelling. Met hulp en financiële ondersteuning van zijn eigen familie en de Joodse gemeente in Hannover vertrok hij daarop naar Frankfort am Main om daar aan de Jeschiwa (Joodse Rabbinaatsschool) aan de Christgasse Hebreeuws te studeren bij dr. Jacob Hoffman. De vijfjarige opleiding kon Herschel niet boeien en na elf maanden verliet hij de opleiding om in 1936 op 15-jarige leeftijd terug te keren naar zijn ouders in Hannover. Door toegenomen anti-Joodse maatregelen lukte het hem niet om een arbeidsplaats of leerplek te vinden.
Daarop vertrok hij naar familie in België waar hij voorlopig onderdak vond bij zijn oom Wolf Grynszpan in de Joodse wijk Marollen aan de Huidvettersstraat in Brussel. Herschel was in bezit van een geldige Poolse pas en een door België vereist terugreisvisum naar Duitsland dat tot 1 april 1937 geldig was. De ontvangst in Brussel was koel en kort vooral ook omdat Herschel zich vrijwel zonder eigen middelen van bestaan bij zijn familie meldde. Door deviezen beprekende maatregelen had hij slechts 10 Duitse mark kunnen meenemen. Oom Wolf was niet genegen zijn familielid tot moment van terugreis te onderhouden en Herschel had ook niet de behoefte om naar Duitsland terug te gaan. Hij bleef daardoor maar kort in Brussel en stak met hulp van oom Wolf in september 1936 tussen de plaatsen Quiévrain en Valenciennes illegaal de Belgisch-Franse grens over. Hij vond onderdak bij zijn oom en tante Abraham en Chawa Grynszpan in Parijs waar hij zich naast af en toe wat verleende hand-en-spandiensten op een niet nader omschreven wijze in zijn eigen onderhoud voorzag.
Door zich o.a. als schandknaap aan te bieden (b)leek de jonge Herschel zich het hoofd redelijk boven water te houden. Begin juli 1938 maakte de op dat moment 17-jarige Herschel op de Place Pigalle, een buurt die vooral bekend stond en staat door de vele erotische clubs, contact met de dan 29-jarige homoseksuele Duitse diplomaat Ernst vom Rath. Aan dit contact hoopte Herschel in de nabije toekomst meer te hebben dan enkel het bevredigen van zijn lust of verbeteren van zijn financiële positie.
Vom Rath had kort daarvoor, op 1 juli 1938, zijn dienst op de Duitse Ambassade aangevangen en was al snel in Parijse homokringen welbekend mede vanwege zijn voorkeur voor jonge jongens. Vom Rath en Grynszpan werden in die periode herhaaldelijk gesignaleerd in de Parijse homobar Le Boeuf sur le toit evenals in andere homogelegenheden waar ze elkaar liefkoosden, kusten en met elkaar dansten. Naar aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid rekende Grynszpan op de hulp en invloed van zijn nieuw verworven vriend die op 13 juli 1938 nota-bene was voorgedragen voor de functie van Legationssekretar. Op donderdag 11 augustus 1938 werd Grynszpan echter door de Franse autoriteiten te verstaan gegeven dat hij tot maandag 15 augustus 1938 de tijd kreeg om het land te verlaten en dat hij nadien als illegale emigrant het land zou worden uitgezet. De invloed en hulp van Vom Rath moet redelijk succesvol zijn geweest, Grynszpan werd namelijk niet opgepakt en bleef onveranderd tot eind oktober 1938 op het adres van zijn oom Abraham en tante Chawa Grynszpan in Parijs woonachtig. Moeder Ryfka Grynszpan schreef hem in augustus 1938 dat ze hem maandelijks 10 mark zou toezenden om te gebruiken voor de verwezenlijking van zijn emigratie naar de USA.
De berichten eind oktober 1938 over de Polenaktion en de postkaart van zuster Berta zorgden voor een totale omwenteling van de situatie. Uit veiligheidsoverwegingen verliet Herschel begin november 1938 het huis van zijn oom en tante en dook onder in Hotel de Suez, een goedkoop hotel aan de Boulevard du Strasbourg, waar hij onder de valse naam Heinrich Halter een kamer gehuurd had. Wat en hoe precies vervolgens gebeurd is, is vakkundig in de politiek correcte nevelen der on/waarheden verhuld en verdekt met een dikke zweem verdichtsels. Vastgesteld kan wel worden dat de opvolgende dagen voor Herschel niet zo verlopen zijn als gehoopt, gepland of verwacht wat er toe leidde dat hij in de vroege ochtend van 7 november 1938 bij A La Fine Lame, een kleine wapenhandel aan de Rue du Faubourg Saint-Martin 61, een bronskleurige vijf schots revolver met zwart houten handgreep kocht en voor 35 frank een doosje bijbehorende patronen. Een hammerless revolver met wegklapbare trekker zodat ze niet in zijn jas verward raakte en waarmee hij gewapend op stap ging richting zijn contact op de Duitse Ambassade.
Het vervolg valt te lezen op De Grynszpan affaire (3)