Verrékt van de Honger, maar … “wir haben es ja nicht gewußt”
‘Honger’ is de naam van mogelijk het meest succesvolle oorlogswapen ooit dat ingezet kan worden. In vroeger tijden werden achter de stadsmuren gedwongen tegenstanders zo lang belegerd tot ze, door gebrek en ziekten verzwakt, wel moesten opgeven. Een paar rottende kadavers over de kantelen katapulteren versnelde de afbraak van de weerstand. Het rotte daarbij was dat ziekte geen onderscheid maakte, verdedigers of burgerbewoners, goeden of slechten, ze crepeerden allen zij-aan-zij!
Fré Morel – vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend!
Honger was ook het succeswapen in de Tweede Boeren Oorlog (1899-1902). Naast de tactiek van de ‘verschroeide aarde’ (het vernietigen van duizenden hectaren graan en andere gewassen, de verwoesting van 32.000 boerderijen en het ausradieren van 40 steden en dorpen als Ermelo, Bethal, Dullstroom, Wolmaransstad, etc.), de invoering van het IJzeren Gordijn (een moderne kopie van de Chinese Muur met op vaste afstanden zijn vele controleposten, de z.g. Blockhouses), bewees het Hongerwapen ook daar weer zijn onschatbare diensten. In meer dan 70 door de Engelsen opgezette concentratiekampen werd meer dan de helft van de blanke (Nederlands sprekende) Boeren bevolking opgesloten. In lange hongermarsen marcheerden de ouden, de vrouwen en kinderen, naast de Ossewa (Ossenwagen) en wie ‘geluk’ had hoefde niet te lopen, die werd per trein naar de kampen afgevoerd. In lange treinen met achter de locomotief open veewagons werden de ongelukkigen onbeschermd tegen weersinvloeden op transport gesteld naar kampen als Irene, Middelburg, Bloemfontein. De elfjarige en in Bloemfontein aan honger gecrepeerde Lizzy van Zijl werd wereldwijd symbool voor de tienduizenden hongerdoden in Zuid-Afrika en de manier waarop Engeland haar gold-war voerde.
Antipathie was wereldwijd haar loon en óók de reden dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (niet alleen de) Nederlandse publieke opinie vóór Duitsland en tégen Engeland gekeerd was. De Engelse zeemijnenblokkade en de Amerikaanse hongerchantage brachten het ‘Hongerwapen’ over Nederland. Letterlijk Slikken of stikken was het devies, óf Nederland schaarde zich aan geallieerde kant óf ze crepeerde net als haar oosterburen. Niet bepaald een vrije keuze. De Hongerwinters van 1916, 1917 en 1918 hadden in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht duizenden Nederlanders de hongerdood bezorgd, met name de kleinen, de zieken, de ouden en de zwakken. Het zou niet de laatste keer zijn dat honger ons land zou teisteren.
De Tweede Helft
In mei 1940 vielen de oosterburen letterlijk bij bosjes uit de lucht en stampten met hun laarzen door de van ochtenddouw dampende velden. Op datzelfde moment werden verderop de Koninklijke hielen gelicht en het land verlaten. Voor Volk en Vaderland scheepten de Oranjes zich in op Engelse smaldelen die hen met heel hun hebben, houden én het goud van Nederland netjes afleverden aan de andere kant van het Kanaal. Niet veel later was de Engelse Navy (als jaren eerder) druk doende de Nederlandse kustwateren te vergiftigen met een dodelijk zeemijnentapijt. Deze koninklijke vlucht vooruit was behoorlijk ongrondwettelijk, sterker nog, onmogelijk zonder verlies van rechten (zover deze al bestonden).
Overrompeld door de gebeurtenissen, marcherende buren en brandende steden slikte het naïef misleide klootjesvolk de propaganda die over hen uitgestrooid werd. Willemien zou vanuit Londen de strijd voortzetten! Kranige kerels waagden de oversteek naar Engeland om samen met de koningin de strijd aan te binden en keerden na vakkundige training terug op Nederlandse bodem. Deze uit de lucht gevallen Engelandvaarders waren zonder dat ze het beseften terecht gekomen in een morbide klucht waarin zij het leidende voorwerp werden. In coöperatieve samenwerking van alle belanghebbenden (de Geallieerden, de ‘Oranjes’ én .. de Duitsers) werden deze lastposten direct bij aankomst door een welkomstcomité afgevangen en voorlopig opgeborgen in St. Miechelsgestel en Haaren. Het Englandspiel was begonnen. De meest kundige en capabele Nederlanders die tegen alle verdrukking kans zagen zich overal door te zetten kwamen in deze moeilijke tijden aan de oppervlakte, herkenbaar aan het stralend lucto-et-ermergo aura dat hen omringde. Een hinderlijk licht, niet alleen voor de bezetters, maar óók voor de geallieerden én de Oranjes die géén concurrentie of competitie wensten voor de tijd die ooit nog komen zou. Alle Engelandvaarders werden willens en wetens geslachtofferd en verlieten als Hemelvaarders deze aardbol. “Zij stierven opdat anderen door konden leven”. De belogen Nederlandse burgers waren totaal niet in tel, hun belangen wogen niets.
Herhaling van zetten
Al direct nadat de oorlog ook Nederland bereikt had vond er een herhaling van zetten plaats. Als één oorlog én enkele jaren eerder stegen de prijzen, uitvoer, tekorten en gebrek, hetzelfde scenario! Met name voor de inwoners van de grote steden in de drie provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht was dit direct merkbaar. De meeste plattelanders waren nagenoeg zelfvoorzienend, kippen op stok, zwijn in ’t hok, de kelder vol met weck met aan de plafonds gedroogde ham en gezouten spek. Wat niet zelf verbouwd werd was zonder al te veel problemen via de (keuter)boer(tjes) te krijgen. De stedelingen op driehoog achter hadden het in dat opzicht beduidend minder. Zij waren aangewezen op de Volkstuin voor de Randstad: het Westland. Maar … er waren kapers op de kust!
In het eerste oorlogs(half)jaar 1940 was het resultaat al duidelijk merkbaar. Het mortaliteitscijfer in de genoemde provincies liet een stijging zien van enkele procenten (ruwweg + 5%). De crisis van de 30-er jaren werd naadloos gevolgd door oorlogsgeweld en zij die als (jong-)volwassenen onder de vorige ‘Hongerwinters’ geleden hadden kregen dit opnieuw op hun brood. Zij braken het eerst. De (honger-)kinderen uit en ná de Eerste Wereldoorlog waren en werden de ouders van de nieuwe generatie Nederlanders en ook zij moesten gebrek, ziekte en dood ervaren. Het mortaliteitscijfer van de opvolgende oorlogsjaren toont duidelijk de schrikbarend stijgende lijn:
1941 + 20%
1942 + 30%
1943 + 50%
1944 + 100%
1945 + 130%
1946 + 85%
Hongerdoden
Opvallend daarbij is de stijging die in 1943 inzette en pas in 1946 weer op zijn retour raakte. Wie interesse aan de dag legt en op zoek gaat naar informatie hierover komt steevast uit op de officiële sterftecijfers van ca. 22.000 doden van DE Hongerwinter van 1944-1945. Oorspronkelijk was dit aantal in maart 1945 op 15.000 doden bepaald maar later naar boven toe bijgesteld. Wanneer die Hongerwinter zijn politiek correcte en officieel erkende start moest hebben bleef wat in de mist hangen. Algemeen wordt hiervoor het begin van de treinstaking 17 september 1944 genomen nadat binnen enkele dagen 30.000 personeelsleden van de NS in staking gingen. Na serieus speurwerk kunnen de volgende gegevens als beginpunt worden genomen. Van de in totaal 9 miljoen Nederlanders hebben zo’n 3,5 miljoen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht (meer dan 30% van alle Nederlanders!) kennis gemaakt met het hongerspook. In totaliteit zijn zo’n 200.000 mensen opgenomen geweest in ziekenhuizen wegens algemene verzwakking en ondervoeding en hebben ca. 130.000 – 180.000 (niet joodse) Nederlanders het leven gelaten aan ondervoeding en daaruit voortkomende verminderde weerstand tegen (oorlogs-)ziekten als Tyfus, Tuberculose, Difterie, Roodvonk, etc. Alleen al aan Tuberculose (volgens Cornelis Banning geneeskundig hoofdinspecteur van de Volksgezondheid veroorzaakt door voedselschaarste) stierven in de oorlogsjaren 26.000 mensen, “aanmerkelijk meer dan in de jaren daarvoor of daarna”. Wat betreft sterfgevallen veroorzaakt door Difterie, “tijdens de oorlog was de sterfte aan difterie in Nederland dertig tot vijftig keer hoger dan in de jaren daarvoor”. (‘ Witte Jassen & Bruinhemden’, Uitgave Reality Bites Publishing B.V., april 2010, ISBN 9789085105909 )
Overerfde Gevolgschade
Ook over de gevolgschade, voortkomend uit blootstelling aan voortdurend gebrek over tal van jaren valt het een en ander te vermelden. Schade aan de (geestelijke en lichamelijke) gezondheid, geleden door Nederlanders (en hun nazaten!) die nu nog NIET TE BECIJFEREN en nog NOOIT becijferd is!! Uit het recente ‘Hongerwinteronderzoek’ van het AMC, gepubliceerd in 2010 enkele geciteerde conclusies:
“Er kwam meer suikerziekte voor bij mensen die waren blootgesteld aan de Hongerwinter voor de geboorte. Mensen die werden verwekt in de Hongerwinter, hadden drie keer vaker hart-, en vaatziekten (pijn op de borst, een hartinfarct of een dotter-, of bypass operatie) dan de controlegroep. Mensen die werden verwekt tijdens de Hongerwinter voelden zich minder gezond. Er waren meer mensen met longklachten onder hen die waren blootgesteld in het midden van de zwangerschap. De nieren van mensen die blootgesteld waren aan de Hongerwinter in het midden van de zwangerschap, lieten meer eiwit door. Dit kan duiden op nierschade, of op hart-, en vaatziekten. Diegenen die verwekt waren tijdens de Hongerwinter [waren] stress gevoeliger. Tijdens de Hongerwinter was er een hoge kindersterfte. Mensen met een bepaalde erfelijkheidsfactoren zijn vatbaarder voor de effecten van honger tijdens de zwangerschap. Mensen die voor de geboorte aan honger zijn blootgesteld, hebben een grotere bloeddrukstijging bij stress. Vrouwen die voor de geboorte blootgesteld waren aan de Hongerwinter, krijgen vaker borstkanker.”
Kinderarts J.F. van Gils, schreef in 2010 in een essay met de titel “Achtergrond informatie over kinderziekten in de Tweede Wereldoorlog” onder andere het volgende:
“Vanaf het begin van de oorlog steeg de zuigelingensterfte, met een scherpe toename in de jaren 1944 en 1945: een stijging die de sterfte weer terugbrengt op het niveau van 1920.” – “Hoe jonger, hoe minder ontwikkeld. Maar belangrijk ook is de relatie met de voedingstoestand van het kind: hoe slechter de voedingstoestand, des te groter de kans op een ernstiger verloop van infectieziekten.”- “Twee voorbeelden: de explosieve toename van ziekten als roodvonk (scarlatina) en van difterie, beide bepaald geen onschuldige “kinderziekten”.” – “Uit [deze] onderzoeken zijn belangrijke punten naar voren gekomen, waaronder het op latere leeftijd vaker voorkomen van afwijkingen van de kransslagader, een afwijkend bloedsuiker- verwerkingspatroon, verhoogde bloeddruk en ook van het psychiatrische ziektebeeld schizofrenie. Enkele van deze bevindingen ondersteunen en sluiten volledig aan bij de veronderstelling van de Engelse wetenschapper Barker dat stress bij het nog ongeboren kind kan leiden tot hart- en vaatziekten op volwassen leeftijd.”
Maar …. voor de rest viel het allemaal nog best wel mee!
De inzet van het Hongerwapen
Aan de hand van de beschikbare cijfers valt te zien dat direct na oorlogsbegin in 1940 het sterftecijfer jaarlijks in procenten en aantallen toeneemt. Wat opvallend is, is dat vooral ná 1943 de stijging exorbitant te noemen is, in 1944 is het aantal doden zelfs verdubbeld ten opzichte van het voorgaande jaar. 1944 was het jaar dat, vier dagen nadat de laatste treinen vertrokken waren naar Westerbork, de treinen WEL stilgezet konden worden. Dit keer zogezegd om door logistieke sabotage de geallieerde luchtlandingen in Arnhem te ondersteunen. Maar, al enkele dagen na 17 september 1944 werd in Londen duidelijk dat ‘Market Garden’ een fiasco geworden was.
“Tien dagen later werd tijdens een speciale kabinetszitting gesproken over het mislukken van de sprong over de Rijn en werd gediscussieerd of de staking alsnog zou moeten worden afgeblazen. Van de kant van het Geallieerde opperbevel werd gesteld dat in het westen wel en in het oosten geen treinen mochten rijden. Maar omdat zo’n halve staking natuurlijk niet zou werken, besloot het kabinet om de staking niet op te geven.” (‘De Hongerwinter’, pagina 26, David Barnouw, onderzoeker en voorlichter bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie NIOD)
De Sprong over de Rijn mocht weliswaar mislukt zijn, de oorlog was nog lang niet gewonnen, Festung Holland moest nog genomen worden! De reden dat in de treinstaking volhard werd was even simpel als doeltreffend, het Hongerwapen werd van stal gehaald en het ijzeren ros ging naar de remise, hetzelfde scenario als in de Eerste Wereldoorlog. Dat daarbij geen onderscheid gemaakt kon worden in verdedigers of burgerbewoners, goeden of slechten, was slechts bijzaak, allen zouden zij-aan-zij creperen! De Nederlandse bankier Wally van Hall kreeg de opdracht om een financieringsplan op te zetten om de treinstakende NS-ers in staat te stellen hun werk neer te leggen. Op 2 augustus 1944 maakte het ministerie voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk in Arling House te Londen de eerste 10 miljoen guldens over, even later gevolgd door nog eens een sponsorbedrag van 20 miljoen guldens. Totaal slaagde Van Hall erin een aardig fonds op te zetten met zo’n 106 miljoen gulden in kas (ca. 48 miljoen €uro) waarmee tal van activiteiten gefinancierd werden.
Voor de burgers in de grote steden van de provincies in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht braken barre tijden aan. Het in Friesland, Groningen en Drenthe wél aanwezige voedsel bereikte hen niet, de NS-ers staakten! Treinen bemand met Duits personeel en gevuld met levensmiddelen onderweg naar de gaarkeukens werden onophoudelijk onder vuur genomen door de geallieerde luchtmacht die daarnaast óók de wachtende rijen vóór en de gaarkeukens zélf op de korrel namen. De barre winter van 1944-45 gaf de genadeklap, dagelijks stierven honderden mensen de hongerdood. De omstandigheden werden zo bar en boos dat zelfs het verzet zich verzette, zoals in het dagboek van Rita van Gestel De smaak van tulpenbollen te lezen valt. Daarin schreef ze op 13 januari 1945 “De ondergrondse beweging heeft aan Londen in een ultimatum gesteld dat er hier eten moet komen vóór 15 januari a.s., daar ze het zonder voedsel niet meer uithouden, anders wordt de spoorwegstaking opgeheven”. Lang na de koninklijke rentree en landing in Zeeland en ver na de officiële beëindiging van de oorlog stierven Nederlanders aan de gevolgen van het ‘hongerwapen’, de treinen bleven in de remise! “Zij stierven opdat anderen door konden leven”.
Andere verrekkelingen
Zij waren overigens niet de enigen die verrekten van de honger… daar waren de vele duizenden verzetsstrijders en politieke gevangenen die in Duitse kampen van elke hulp verstoken bleven en onder de meest ellendige omstandigheden crepeerden. Moedige mannen met rechte ruggen, met karakter, met durf die zich verzetten tegen de overheersing en inzetten voor de vrijheid. Kundige en capabele Nederlanders, burgemeesters, rechters, agenten, verzetsstrijders die tegen alle verdrukking in kans zagen zich door te zetten. Geduchte mannen die NIET op de vlucht sloegen en die zonder twijfel in de tijd die ooit nog komen zou het Vrije Nederland zouden herinrichten en vormgeven… ongewenste en niet geplande concurrentie!
In tegenstelling tot de regeringen van andere geallieerde landen die hun in kampen verblijvende burgers voedsel-, en overlevingspakketten zonden liet de Nederlandse regering in Londen niets van zich horen. De Nederlanders, samen met de Russen ontvingen NIETS en waren volledig aan zichzelf en Duitse genade overgeleverd. Het sterftecijfer was daardoor ook navenant hoog. Uit de informatie blijkt dat áls er wel ondersteuning was geweest het meer dan aannemelijk moet zijn geweest dat het sterftepercentage onder de politieke gevangenen naar schatting 60% lager uitgevallen zou zijn. Wie meer wil weten over deze enigszins op het Englandspiel lijkende Rode Kruis Pakketten Affaire en de rol daarin van Mr. B. Ph. Baron Harinxma thoe Sloten, moet zoeken naar de uitkomsten van de door de naoorlogse regering ingestelde ‘pakkettencommissie’ onder leiding van Koos Vorrink. Onder pseudoniem Édouard de Nève schreef Willem Johan Marie Lenglet twee werken waarin dit Londens falen aan de kaak gesteld wordt, het in 1946 verschenen en 536 pagina’s tellende boekwerk Glorieuzen en de in 1947 verschenen 16 pagina’s tellende brochure Indien de Nederlandsche Regeering in Londen.
Hoe schrijnend de hongersnood in Nederland was werd o.a. duidelijk in het verhoor van Seyss-Inquart. Tijdens de ochtendzitting op 10 juni 1946 vertelde hij “Ik geloof dat Nederlanders eind 1944 en in 1945 in concentratiekampen en gevangenissen meer voedsel kregen dan de Nederlanders in het westen van het land. Ik wil niet teveel belang aan dit feit hechten want de Nederlanders leden werkelijk honger.” De goed geïnformeerde Franse aanklager mr. Mournier tijdens het Neurenberger-proces in februari 1946 noemde het getal van totaal 125.000 Nederlandse hongerwinter-doden.
Exclusief Herdenken
Nederland hongerde, niet één winter, maar vele winters lang! Recapitulerend en terugkijkend moet gesteld worden dat 1943, 1944, 1945 en 1946 DE ‘Nederlandse ‘Hongerwinters’ waren. ‘Hongerwinters’ waarvan de slachtoffers tot op de dag van vandaag nergens in Nederland herdacht worden, er is simpelweg geen monument. De reden? Men droeg de ondergane verschrikkingen na de oorlog met zich mee, men maakte geen beeld voor het leed wat men zelf gedragen had! Als kinderen natijd vroegen “Moeder, vertel nog eens iets over Hitler”, dan kregen zij niet het antwoord dat vandaag de dag op ieders lippen bestorven lijkt te liggen van ‘Adolf, joden, gaskamers, dood’. Toen was het.. “dat is allemaal voorbij, dooreten, mond dicht en alles opeten, ‘lust ik niet’ bestaat niet, jij weet niet wat honger is!” Soms kregen ze het over de lippen om te vertellen wat met de eigen familie gebeurd was, men sprak over executies, over rondvliegende granaatscherven, men sprak over ‘nacht-und-nebel’, NSB.
Over het verschrikkelijke leed dat in de Jappenkampen geleden werd daarvan wist men in het koude kikkerlandje niets, evenmin als de Nederlandse burger notie had van de ruim 90 treinen die in de loop van twee jaar door Nederland denderden. Het eigen leed, het eigen verlies, de eigen geschiedenis liet dat gewoonweg niet toe. Dat het nu, vandaag de dag, zoveel anders is lijkt een kwestie van oorlogsmarketing te zijn. In zijn boek ‘Hongerwinter’ vraagt David Barnouw zich op pagina 81 en 82 af of de herinnering aan de Holocaust die van de Hongerwinter verdringt. Hij beantwoordt zijn eigen vraag want volgens hem lijkt dat de laatste jaren sterk het geval te zijn. De herinnering, het beeld en de zeggingskracht van Auschwitz blijkt volgens hem sterker te zijn.
In de 70-er jaren raakte de Hongerleed op de achtergrond, maakte het meisje met het Rode Haar plaats voor het Meisje van het Achterhuis en steeg het aantal monumenten navenant. Recent verrees op het Amsterdamse Frederiksplein, pal naast gebouw van De Nederlandsche Bank, op 3 september 2010, een € 250.000,– kostend monument ter ere van verzetsheld, bankier Wally van Hall, de man achter de financiering van de treinstaking.
In 2011 werd vanuit bepaalde hoek de roep steeds luider om de Nationale Herdenking op 4 mei (als ALLE oorlogsslachtoffers herdacht worden), exclusief te reserveren voor de weggevoerde en omgekomen joden. Voor de door honger omgekomen Nederlanders is hier geen plaats meer! Een jaar biedt naast deze dag nog 364 andere dagen om alle andere slachtoffers te herdenken is dan het antwoord!
Elke Oorlog is Misleiding en Bedrog!
(foto: Nationaal Archief)