In Noord-Nederland & Duitsland staan de megalithische bouwsels (mega-groot, litos-steen) bekend als Hunebedden. Massieve stenen en prehistorische bouwsels waaraan toegeschreven is dat ze als grafheuvels gediend moeten hebben, dit o.a. op basis van dierlijke en menselijke bot restanten.
Dat bij uit- en opgravingen evenzovele voorwerpen en symbolen geborgen zijn die direct betrekking hebben op voortplanting, leven en vruchtbaarheid, in combinatie met opbouw, vorm en ligging en de van oudsher toegekende benaming ondersteunt de stelling dat deze bouwsels eerder als heiligdom dienst deden.
De benaming ‘Hüne’ (grab/bett) komt van het middelhoogduitse woord ‘Hiune’ en het Nederduitse woord ‘Hûne’ wat reus(achtig/groot) betekent. Tot in de 17e eeuw bedacht men met ‘Hünegrab’ een plaats waar reuzen begraven waren en deden vele mythische volksverhalen de ronde waarin reuzen een rol speelden. Niet alleen in de Noorse mythologie (zoals in de Edda) maar in volksvertellingen wereldwijd spelen reusachtigen een bepalende rol. De aanduiding had niet specifiek de lengte maar werd daarmee eerder de grootte en bepalende invloed daarmee aangegeven.
Met het woord ‘Hiuni’, ‘Hiune’ werd niet enkel iets groots of reusachtigs aangeduid maar werden daarmee door de Germanen oer-volkeren uit eerdere, voor-oudere tijd aangeduid. Uit het oud-germaans stammen de aanduidingen ‘Hūniz’,‘Hūnaz’,‘Hūniz’,‘Heuniz’ dat directe woordverwantschap heeft met ‘Hund’,‘Hûne’,‘Hond’. De Germanen aanbaden hun voorouders en goden in de vrije natuur, op natuurlijke heuvels en hoogtes op open plaatsen door bomen omringd. Op deze heilige ‘Hainen’ riepen, aan-beden/bidden/beden zij hun ‘Hiuni’, ‘Hiune’, ‘Hûne’.
(Foto: Hunnebed / hi-one-bid – Japan)