.. hoor ik mezelf denken als ik met m’n handzeisje de overblijvende resten van de natuurlijk afstervende voortuin wegmaai.
Een vuile rotlucht stijgt recht naar m’n neus als ik voorovergebogen naast het pad bij de voordeur m’n beide Lowa’s stevig in de kattenstront parkeer. Vroeger was m’n volksbuurt kinderrijk, vandaag de dag stikt het van de katten die alom aanwezig en volcontinu de in hun lichaam verterende Aldibrokken de hele buurt onderschijten.
Voor de meeste katteneigenaren is het een absoluut evangelie dat vrijmoedig over hun miauwende koters gesproken wordt, geen slecht woord wordt getolereerd, dat recht houden ze voor zichzelf. Kom niet aan hun poekie, en blijf er vooral af, waag het niet hun beest binnen te laten, te koesteren of te voeden, laat je gore vingers ervan. Poekie is allergisch voor blikvoer van de Poeisz en van brokken van de Appie raakt ze in de racekak.
Toen ik nog jong, arg- en zorgloos was liet ik me door m’n toenmalige lief overhalen om Igor asiel te verlenen, een zwarte kater van formaat, een roofdier van kaliber die de hele buurt de baas was maar lekker binnen op schoot zitten, ho maar. Het was een van vele katten waarvan ik adoptiefouder mocht zijn maar Igor was met stip toch wel een panter, hij beet alles dood wat voor zijn bek kwam. Ratten groter dan hemzelf legden het loodje maar ook muizen en vogeltjes stonder op het menu van dit roofdier.
Om de buurtbeesten tevoren te waarschuwen hadden we hem een bel omgebonden wat er voor zorgde dat potentiële slachtoffers op tijd een goed heenkomen konden zoeken. Zo ook die middag. M’n lief van toen had weer eens wat, een prematuur vogeltje was uit het nest gelazerd en moest natuurlijk door deze moeder Theresa gered worden. Thuis aangekomen toonde ze haar levende aanwinst en zette het beduusde vogeltje op de grond in de achtertuin. Ik probeerde haar nog te waarschuwen dat Igor niet in maar buitenshuis was, maar het was te laat.
Tingelbingel, Igor was er als de brandweer bij en het lot van het minivogeltje leek beslist, hoe lief ook schold en riep ….. in een fractie van een seconde had ik een baksteen te pakken die ik met ruime en ferme richting kutkat kieperde en ja hoor, RAAK! Het vogeltje lag plat gevouwen onder de steen en Igor naaide er tussen uit. Leuk zulke uit de natuur getrokken en voor de mens gefokte slaafbeesten die heerlijk spinnend op schoot slapen, kopjes geven en bij je in bed kruipen. M’n lief kreeg er geen genoeg van.. ook nadat de kindjes kwamen maakten de Joepies deel uit van onze roedel.
Bijna ging het finaal mis, toen zwangere lief ondanks vermanende woorden in haar nestdrang toch en vooral in de tuin en grond moest blijven wroeten en daarbij zichzelf wat microscopisch klein naar binnen werkte. Dat dat geen succes was bleek bij de geboorte van m’n tweede, tien dagen lang lag ze op de intensive care, totdat de natuur met hulp van dokter Elias haar uit de gevarenzone haalde. Hoezo kutkatten.. bijna was mijn klein dood, maar zij kwam er overheen en ook ik bleef doorademen.
Heb er wel eens over gedacht om weer een kat te nemen, maar waarom zou ik, er lopen genoeg in de buurt en ze zijn maar wat blij als ze een plakje worst of kaas van me toegeschoven of een aai van me krijgen, maar verder is het voor de baasjes zelf. Ik hoef er niet voor thuis te blijven, niet naar de dierenarts, geen bijkomende kosten en de stront heb ik al. Met een spijker schraap ik de stront uit de gleuven van m’n beide Lowa’s, schrob ze met een harde borstel regenwater schoon en leg ze even op afstand om te ontgeuren, het meurt geweldig de stront van die kutkatten!