Halverwege de jaren ’80 was – na 50 jaar – opnieuw belangstelling voor Johannes Wardenier en zijn spraakmakende uitvinding. Een uit het Friese Wolvega stammende twintiger zou een revolutionaire brandstofarme motor hebben ontwikkeld. In rap tempo ging het opzienbarende nieuws de eigen plaats en regio rond, het nieuws uit de lokale media werd al snel nationaal opgepakt om niet veel later wereldwijd rondgebazuind te worden.
De ontwikkelingen volgden elkaar in duizelingwekkend tempo op nadat een lokale wethouder en de burgemeester van Wolvega hun steun hieraan verleend leken te hebben. Zo snel als ze opkwam verdween de euforie, binnen enkele weken waren alle stemmen verstomd en hield elk zich doofstom.
Het verhaal van Wardenier bleef echter in de regio rondzingen. Menigeen was en bleef overtuigd van mening dat het Groot kapitaal, de machtige oliebaronnen, danwel het Eindhovense electronicabedrijf Philips en/of de toenmalige Nederlandse premier de jonge uitvinder een hak had gezet. De ster van Wardenier verbleekte even snel als hij opgekomen was, eindigde hij kort in een Groninger psychiatrische kliniek en werd rondom zijn persoon een schimmige mythologische deken gewikkeld. Met het in 1984 verschijnen van een in eigen beheer uitgegeven werk van de auteurs Wielick en Ymker raakte het Mysterie Wardenier zoals dit door hen genoemd werd opnieuw in de belangstelling. In de krap 200 pagina’s tellende paperback deden de schrijvers uit de doeken hoe het een en ander zich volgens hen ontwikkeld zou moeten hebben.
Niemand heeft echter ooit de genoemde brandstofarme motor in bedrijf gezien en op een paar simpele schetsjes na is er geen enkel bewijs of ze überhaupt bestaan heeft. Vage verhalen over het ontvreemden van het prototype door mysterieuze mannen, onbekend heldendom en verzetswerk gedurende WOII en het als raadselachtig gepresenteerd leven tot aan het overlijden van Wardenier dragen er zeker toe bij dat de mysterische sluier is blijven hangen. Vooral binnen de kring van milieuactivisten lijkt het verhaal Wardenier nog steeds de gemoederen bezig te houden. De ervaring leert echter dat als iets te mooi is om waar te kunnen zijn, dat dit in de regel – en achteraf bezien – ook inderdaad en meestal het geval is.
Het verhaal achter de motor van Wardenier lijkt gestoeld te zijn op een uitvinding uit 1812. In dat jaar ontwikkelde de Schotse dominee Robert Stirling de naar hem genoemde heteluchtmotor. Een interview met het Leeuwarder Nieuwsblad dat Wardenier op 8 november 1934 gaf lijkt dit te bevestigen. Hij vertelde aan de journalist dat in zijn motor “een voortdurende circulatie plaats vindt van het reservoir met gecomprimeerde lucht naar de motor en via de luchtkamer naar het reservoir”, in wezen het principe van de eerder genoemde en door Stirling ontwikkelde heteluchtmotor.
Wat betreft het mysterieuze oorlogsverleden van Wardenier lijkt zijn rol als vermeend verzetsheld iets anders te zijn geweest. René de Rooij en Paul Schilperood, een tweetal onderzoekers, menen aan te kunnen tonen dat Wardenier aangesloten was bij de NSB en NSKK (Nationalsozialistisches Kraftfahrkorps) en in het Duitse leger aan het Oostfront gediend heeft. Tot zijn definitieve ontrafeling blijft het Mysterie Wardenier dat wat het is, een mythisch verhaal.