Dat de Europese burgers in de aanloop naar de Grote Oorlog lijdzaam aan de kant hebben gestaan kan niet gezegd worden. In alle Europese landen werden met name door socialistische bewegingen de politieke ontwikkelingen nauwlettend gevolgd. Tegen de rampzalige oorlogskoers van hun regeringen werd niet alleen binnen de politieke arena maar ook op de straat en in bijeenkomsten geprotesteerd.
Fré Morel
In Duitsland, Frankrijk, Engeland, België, Nederland, Scandinavië, overal waren politiek goed georganiseerde tegenstanders van de oorlogspartijen actief. Dat met deze oppositie afgerekend moest worden vóórdat het grote bloedvergieten kon beginnen, was ook aan de oppositie bekend en had men zich hiertoe tot de tanden bewapend. Wat echter voor niet mogelijk werd gehouden, gebeurde tóch. Wat in jaren opgebouwd was en als solide tegenstand werd beschouwd, werd in ultra-korte tijd van de kaart geveegd. Bijeenkomsten tégen de voorgenomen oorlogsplannen werden door de heersende bestuurskliek uitgelegd als niet vaderlandslievend en verboden. Wie het niet eens was met de gevolgde oorlogskoers werd al snel al landverrader en spion betitelt en het wapen van het woord – de media – stortte zich op deze met de vijand heulende collaborateurs. Jean Léon Jaurés, de belangrijkste Franse socialistenleider en oorlogstegenstander werd letterlijk en figuurlijk monddood gemaakt.
Op 31 juli 1914 werd Jaurés in het café naast het redactiekantoor van L’Humanité – zijn krant – vermoord door Raoul Villain die als revanchist voorstander was van een oorlog met Duitsland. De volgende dag – 1 augustus 1914 – was het officiële begin van de Franse mobilisatie. Villian overleefde de slachting in de cel en werd als dank voor zijn daad na de oorlog vrijgesproken omdat „hij de natie een grote dienst had bewezen”. De oorlogshitsers wisten de daad van Villian naar waarde te schatten „Zonder zijn moordaanslag had Frankrijk nooit de oorlog kunnen winnen”, zoals in het vonnis dat hem vrijsprak stond te lezen.
Bij het uitbreken van de oorlog werd alle media onder controle van de overheid geplaatst en deed de censuur zijn intrede. Alleen politiek gewenste berichtgeving was nog toegestaan. Via hun eigen kranten probeerden de socialisten in het begin hun volgelingen nog aan te sporen „wij roepen u op vol te houden”. De Engelse socialisten stelden een manifest tegen op tegen Engelse deelname aan oorlog „Arbeiders van Groot-Brittanië. Gij hebt geen strijd met de arbeiders van Europa. Zij hebben geen strijd met u. De heerschende klassen hebben strijd. Maakt dien tot den uwen. Een miljoen socialisten in Oostenrijk heeft geprotesteerd, miljoenen hebben in Duitschland geprotesteerd. Verlaat ze niet. Vereenigt u met de Fransche en Russische arbeiders en zegt tot de regeering: wanneer gij den oorlog verklaart, wij verklaren den vrede.”
„Wat hebt gij bij een oorlog te winnen? Twintigduizend arbeiders werden in den Boerenoorlog doodgeschoten. Noch thans betaalt gij ieder jaar 12 miljoen pond voor ondersteuning der nagelaten betrekkingen. Maar den Zuid-Afrikaanschen arbeider gaat het slechter dan ooit. Slechts de rijke magnaten hebben gewonnen….. De heerschende klassen willen niet zelf vechten, zij willen u tot het vechten oproepen. Geen regeering kan oorlog maken, wanneer het volk vrede wil. Zegt het! Marscheert langs de straten en zegt het. Gaat op pleinen en markten en zegt het, zegt het overal… Weg men den oorlog!”
De belanghebbende bestuurskliek liet daarop andere voorstanders van oorlogsdeelname aan het woord, zoals de Anti German Union en de Imperial Maritime League reageerden daarop dat „de Engelse industrie en de Engelse handel verdedigd moest worden tegen Duitse mededinging”, gestreden moest worden tegen Duitse invloed op sociaal, financieel, industrieel en politiek leven en dat „Duitsland verdreven moest worden uit de Engelse handel en industrie”. Onder het motto: „Duitsland onder alles”, moest „Duitsland vernietigd worden en nooit meer kunnen opstaan”. Onder de massieve druk van de machtige oorlogshitsers verloren de verschillende socialistische bewegingen terrein en gingen stuk voor stuk – tegen alle gemaakte beloftes en afspraken in – overstag.
Zo liet de Duitse sociaaldemocraat Hofmann weten dat het Duitse volk stond „voor een historische gebeurtenis, die het bestaan van het rijk kan bedreigen en misschien allen tot den laatsten man ter verdediging van het Vaderland zal opeischen. Wanneer binnen eenige dagen het Duitsche volk te wapen mocht worden geroepen, zullen óók de socialisten het vaderland verdedigen.” De koers werd scherp bijgesteld en lieten de socialisten weten dat zij in het geval van een opgedwongen oorlog – dus als zij werden aangevallen – de wapens zouden opnemen en hun land zouden verdedigen.
Het duurde dan ook niet lang dat de toon van de socialistische publicaties veranderde. Men beriep zich erop dat de sociaal-democratie er alles aan gedaan had „wat in haar macht stond om den oorlog te voorkomen”, en dat zij iedere verantwoordelijkheid daardoor van de hand wees. Maar, óók de (Duitse) socialisten zouden hun vaderlandse plicht doen als het vaderland door agressieve Russische plannen werden bedreigd. „Duitsche vrouwen en kinderen mogen niet de slachtoffers van Russische bestialiteiten worden”. Onder ferme, ronkende koppen als „Weg met het Tsarisme! Weg met de beschermer der barbaarschheid!” trokken de pacifistische socialisten ten strijde tegen hun broeders. Russen tegen Duitsers, Fransen samen met de Russen tegen de Duitsers, Duitsers samen met de Oostenrijkers tegen de Fransen en Russen, Engeland met Frankrijk en Rusland tegen Duitsland, Oostenrijk, Turkije.. iedereen vocht en moordde!
Machtige belangengroepen hadden opnieuw laten zien hoe groot hun macht was en als op commando roeiden miljoenen mensen elkaar op de meest gruwelijke manier uit. Niet om vrijheid, veiligheid en democratie te verspreiden, maar enkel om de macht te vergroten van een kleine kliek die hun eigen benepen belang stelt bóven dat van de overgrote meerderheid van de wereldburgers.
Ramsay MacDonald, Engels socialistisch politicus zag het duidelijk en trad na Engelse deelname aan de ‘Groote Oorlog’ uit protest terug uit het kabinet: „Wij strijden niet voor de onafhankelijkheid van België, naar wij strijden, omdat wij tot de Triple Entente behooren, omdat de politiek van buitenlandsche zaken sinds een reeks van jaren anti-Duitsch georienteerd is geweest, en omdat deze politiek door een geheime diplomatie is gevoerd van uit het gezichtspunt, bondgenootschappen te sluiten tot behoud van het Europeesch evenwicht.” Edmund Dene Morel, het Engelse Lagerhuislid en mensenrechtenactivist, liet in 1914 weten dat „miljoenen moeten boeten op de velden van de krankzinnige mensenslachting voor de zonden, de gebreken en de dwaasheden van weinigen”. Met een variatie op deze uitspraak zou Winston Churchill zich overigens enkele tientallen jaren later onsterfelijk maken.