“Vreemd” denk ik bij mezelf terwijl ik zittend op het bankje om me heen kijkend enkel een reusachtig Denkmal voor de in WOI geslachte autochtonen ontwaar. Geen monument, geen plaquette, krans of steen voor al die afgeslachte soldaten welke hier na gebruik machinaal tot glycerine, zeep en springstof verwerkt zijn.
Tienduizenden mannen die tijdens gevechten aan het Noord-Franse en Belgische front omgekomen zijn en als grondstof gediend hebben voor de im Krieg zo kostbaar materiaal, daar had op zijn minst toch wel zoiets als een bloeiende braamstruik als blijk van waardering tegenover mogen staan. Maar nee, niets van dit alles te zien terwijl ik met smaak mijn Franse broodje in de warme zon naar binnen werk op het bankje dort am Brunnenplatz.
Met een ferme slok uit de meegebrachte fles Pamplemousse Rosé spoel ik na en ga verder op onderzoek uit. Er moet op zijn minst toch iets van overleefd hebben in Gerolstein, een ondertussen tot klein stadje uitgegroeid bergdorp, een overleverde herinnering, een opgedane ervaring, een nare gedachte waar men het liefst niet meer aan herinnerd wil worden of zo.
De Jungedame achter het VVV-loket die ik Vorher en hieromtrent informatie gevraagd had keek verschrikt en verbaasd en verwees me graag door naar een ander loket, een in het Rathaus, daar wist men vast en zeker meer over deze materie. Vreemd eigenlijk, zeker als je bedenkt dat de lokale VVV in het uit 1870 daterende Bahnhof gehuisvest is dat in de lijkentreinenlogistiek een heel bepalende rol toegedeeld was.
Maar helaas, ook bij het Rathaus ving ik bot, Stadtbürgermeister Böffgen war nicht da en ook Vorzimmer Frau Hoffman had een vrije dag. Mijn stokbrood met Rosé & mezelf wat beweging gunnend kuierde ik van Brunnenplatz richting Hauptstrasse en trof in begrafenisondernemer Sonnen een geïnteresseerde dorpeling met historisch weten en kennis.
Sonnen Senior was een lokaal historicus, gespecialiseerd in de streekgeschiedenis gedurende WOI en WOII. “Weet u, als DAT zo geweest zou zijn” zegt Sonnen Junior, “had dat niet verborgen gehouden kunnen worden, zeker niet in zo’n kleine gemeenschap als de onze. Daar waarover u spreekt heeft nooit plaatsgevonden”.
Ik tover een afbeelding tevoorschijn op mn Apple van de illustratie uit lang vervlogen tijden van de Nederlandse illustrator Louis Raemaekers. Daarop afgebeeld een gesloten veewagon met in krijt aangegeven von Luttich nach Aachen terwijl onder de deur-door al lijkenvet naar buiten sijpelt en zeepklodders op de treeplanken vormt. Raemakers was een succesvol karikaturist en redactioneel cartoonist in dienst van De Telegraaf tijdens de Eerste Wereldoorlog en bekend, dan wel berucht, om zijn rabiaat anti-Duitse houding.
“Dit is gewoon onzin” zegt Sonnen Junior, iets wat het Engelse Parlementslid Arthur Ponsonby toentertijd en later ook auteur James Hayward al aantoonden, niets anders dan een misleidend en manipulatief en vuig bedenksel van de Engelse propagandamachine.
Ik kan niet anders dan het met hen allen eens zijn en had dan ook niet verwacht enig tastbaar bewijs van deze lijkenschennende leugen te kunnen vinden uit de koker van de leugenachtige psychopatenkliek die niet enkel toen maar onveranderd ook NU, vandaag de dag, aan de touwtjes trekt en de wereld door misleiding en bedrog in een door geen enkel weldenkend mens alles vernietigende oorlog aan het trekken is.
WOI, evenals WOII, de oorlogen daarna en de vernietiging in het Oosten en van Oekraïne NU, de machinaties, methodiek en systematiek zijn identiek en de gewetenloze smeerlappen, de emotieloze creaturen die nu op destructie aansturen zijn te beschouwen als onvervalste genderneutrale onzalige nageboortes van de onmensen van toen.
Dit psychopatische onkruid is nagenoeg niet uit te roeien, hoeveel en hoevaak je er ook over spreekt of schrijft, wat heeft het voor zin als het niet beklijft? Resultaten uit het verleden – van toen – geven een indicatie voor de toekomst – voor nu, weet wat voor bedrieglijk ungeziefer je in de bestuurlijke kuip hebt!
In zijn boek Myths & Legends of the First World War liet James Hayward hierover een verhelderend licht schijnen, maar hoe weinigen hebben hierover gelezen? Ikzelf heb het ook meegenomen in een van mijn boeken die ik onder een van mijn auteursnamen Fre Morel heb gepubliceerd, waarvan hier een kleine uitlichting:
“Op 16 april 1917 – tien dagen nádat Amerika besloten had om zich in het wereldstrijdgewoel te begeven – verscheen in de Times en Daily Mail een artikel onder de kop Through German Eyes dat handelde over Corps Exploitation Establishments. Het artikel handelde over onvoorstelbare lijkschennende praktijken door Duitsland.
Er werd gesproken over “cremation establishments at Seraing and near Brussels”. Gesneuvelde soldaten zouden met ijzerdraad in bundels van 3 tot 5 stuks worden samengebonden “in bundles like asparagus” en in treinwagons van het slagveld naar een verwerkingsfabriek ten zuidwesten van Koblenz worden getransporteerd.
Deze fabriek was gesitueerd in de omgeving van Gerolstein in het Eifelgebergte in een ontoegankelijk en met prikkeldraad omheind kamp dat in dichte bossen verborgen lag. In een apart deel van het kamp trokken van speciale kleding en maskers voorziene einsatzkommando’s met behulp van ijzeren haken de lijken uit de treinwagons en ontdeden ze op commando van de resterende uniformkleding, schoeisel en alle andere bruikbare zaken om ze op een transportband te schuiven.
De ontklede lijken dompelde men eerst in een desinfecterend bad waarna ze in een droogkamer terechtkwamen. Daarna vervoerde de transportband de lijken naar een stoomoven waarin men ze verwerkte in een zes tot acht uur durend kook- en roerproces tot margarine, smeervet, smeerolie, zeep “of yellowish brown colour” en (nitro-)glycerine!! Het resterende afval gebruikte men voor lijmfabricage, als diervoerder en kunstmest.”
Vriendelijk uitgezwaaid verlaat ik Gerolstein en wend het stuur van m’n Française naar het Noorden, ben eerst even klaar met Toen en rij naar het Nu. Ondertussen wel goed blijven uitkijken natuurlijk, m’n Frêle Française – en ikzelf – is in een ogenblik geplet als ik niet goed oplet, een ongeluk zit in een klein (dood) hoekje. De dag ervoor was het door een oplettende truckchauffer dat ik nu wel nog even bij (FB) vriend Arie voorbij kan tuffen die langs de route woont om even gedag zeggen en een hand te schudden. (Nog) geen monument, geen plaquette, krans of steen of bloeiende braamstruik Poer Mwoh..