De bescheiden Nederlandse vloot mengde zich in de Noord-Zuid schermutselingen en op 5 februari 1831 dreef één van de Noord-Nederlandse kanonneerboten door hevige windvlagen naar de oever van de Schelde. Hij kwam vast te zitten ten noorden van het fort St. Laurent. Kapitein van deze Kanonneerboot no. 2 was Luitenant ter zee 2e klas Jan Carel Josephus van Speyk. Belgische opstandelingen vochten zich onder leiding van hun aanvoerder – kapitein Grégoire – aan boord van het scheepje en haalden onder groot gejuich de driekleur naar beneden. Onder begeleiding van een paar opstandelingen daalde van Speyk af in het schip om zijn papieren te halen en in een onbewaakt ogenblik wist hij met zijn brandende sigaar de ruim 1500 pond kruit aan te steken die in de buik van het schip was opgeslagen.
Een type zelfmoordactie waarvan in de geschiedenis overigens meer voorbeelden te vinden zijn, van schippers die hun schip, of commandanten die de kruitmagazijnen van hun fort in de lucht lieten vliegen. Met een daverende knal vloog het schip van Van Speyk de lucht in. Voor Koning en Vaderland werden de afgerukte ledematen en lichaamsdelen naar alle windrichtingen geslingerd. Dan liever de lucht in waren de gevleugelde woorden die Van Speyk toegedicht werden en dat was dan ook wat er letterlijk en figuurlijk met hem gebeurde. In het wrak van Kanonneerboot no. 2 werd in de opengebarsten kajuit nog een gedeelte van zijn romp gevonden en na veel getouwtrek werden deze resten in een vat met alcohol gestopt en aan de commandant van de Noordelijken gezonden.
Toen later het vat werd geopend zagen ze nog resten van zijn hemd, borstrok en uniform op zijn borst en rechterarm en zelfs de Militaire Willemsorde die hem een paar dagen daarvoor was opgespeld bungelde er nog aan. De aanwezige officieren verdeelden een gedeelte van zijn uniform én het lintje als oorlogsouvenir onder elkaar en de overige heldenresten kwamen uiteindelijk terecht in Amsterdam. Daar werd het restant van Van Speyk nauwkeurig bekeken, ontleed en gebalsemd, in een loden kist gelegd en later met veel pracht en praal begraven in de Oosterkerk.
De propagandistische waarde van Van Speyk
Het mensenoffer van Van Speyk leverde de Nederlandse bestuurskliek geen windeieren, het was goed voor de saamhorigheid en de koninklijke propagandamachine werkte op volle toeren. Koning Willem besliste dat voortaan altijd een Nederlands marineschip de naam Van Speyk zou dragen en dat er een imposant gedenkteken voor hem zou worden opgericht. In heel het land kwamen allerlei initiatieven van de grond. De één wilde in Egmond aan Zee een Jan van Speyksvuurtoren bouwen, beeldhouwers uit het hele land verdrongen zich om een gedenkteken te mogen ontwerpen en in het Burger-Weeshuis in Amsterdam – zijn geboortestad – werd een monument geplaatst. Nabestaanden van Van Speyk en van de slachtoffers kregen van koning Willem allemaal een flinke buidel met klinkende munt. Kunstenaars van naam en faam maakten schilderijen van een uit elkaar spattende kanonneerboot en koning Willem gaf opdracht om een gedenkpenning te slaan.