Home » Columns » Vrijdenksels uit Lindgrenland (2)

Vrijdenksels uit Lindgrenland (2)

ABBA

Groink, snork, gromm.. het geluid van een houthakkerskoor waait naar buiten, de nauwe gang in, zodra ik de kajuit open. Wat is het ook een kerel, eerst manmoedig de mini-wolf een daglang in het gareel houden en nu alweer drukdoende om de Zweedse bossen te lijf te gaan, moeiteloos en met zijn ogen dicht zaagt hij de ene na de andere boom om. 

Tsja, wat kan ik er van zeggen, ik luister liever naar de muziek van de toentertijd wereldbekende Zweedse popgroep ABBA, om alvast in de stemming te komen, maar ja wat heb ik te klagen, onderweg heb ik al aardig wat slaapkilometers op m’n teller bijgeklokt, dit belooft een lange, of beter gezegd, korte nacht voor me te worden.

Ik draai op mn hakken rechtsomkeert en banjer door de gang, klim de trap op naar een hoger dek en laat mezelf zakken in de prettig zittende nepleren bankjes van een verlaten lounge. De avond is gevallen, het is aardedonker op het water, de zon is naar de andere kant van de planeet vertrokken. 

De scheepsmotoren brommen monotoon en stuwen het schip met elke schroefslag meer richting de aangestuurde havenstad in het noorden. ‘k Overdenk de dag, eindig met het scheepgaan en in gedachten teruggaand zie ik de kleine mobiele karavaan in de buik van het schip, er kan een veelvoud mee van wat er nu geparkeerd staat, deze tocht is er beslist sprake van onderbezetting.

Het overgrote deel van de gasten die zich uit de mobielen losmaakte was ongekapt en ongemaskerd en verspreidde zich over het schip om zich terug te vinden achter hap, drank en gokmachines. Met haar gele platen en zwarte letters was onze wolf een uitzondering en ik houd er sterk rekening mee dat wij de enige twee niet-Zwedelingen zijn die bij het afmeren voet op nieuwe bodem zetten. 

Als historisch geïnteresseerde, danwel gemankeerde, is een koppeling naar een nieuw bedachte duiding ‘Coronavluchteling’ niet moeilijk te maken en begeleid door het monotone motorgebrom duik ik zonder al te veel inspanning en moeite 77 jaar terug in de tijd.

Toen – zoveel jaar terug – , midden in de winter, stak de twintiger Synni, met haar amper 1 jaar jonge dochter en de oma van haar kind, de Zweedse grens over en vond ze in het plaatsje Torshälla een veilige woonplek. Synni was niet op de vlucht voor het Coronavirus of voor de steeds verder beperking opleggende maatregelen, nee, ze ontvluchtte haar vaderlanders die haar veroordeelden en wilden afrekenen voor de door haar in liefde begaan vergrijp. 

Synni had de misdaad begaan om als 18-jarige Noorse schone verliefd te worden op een 8-jaar oudere anderslandige soldaat die haar met succes bezwangerde. Goede Vaderlanders namen – net als in Nederland – na de Duitse capitulatie de foute vrouwen en meisjes onder handen. 

Ze werden gescalpeerd, bespot, geminacht, beroofd, misbruikt, verkracht en soms erger. Was dat in Nederland al een verschrikking op zich, Noorse vrouwen en oorlogskinderen ondergingen een nog wreder lot. 

De half Duitse kinderen werden verondersteld besmet te zijn met een fascistische bacil, besmet te zijn met een giftig pre-Corona virus, en als geestelijk onvolwaardig en genetisch minderwaardig bestempeld. Deze kinderen werden gedwongen uit huis en in opvoedingsgestichten en tehuizen voor geestelijk zieken geplaatst. 

Ze werden niet beschermd voor het sadisme waaraan ze werden onderworpen door verplegers, verzorgers en gastouders, door wie ze verkracht en mishandeld werden. Alle mogelijke kwalen moesten ze ondergaan, als beesten aangelijnd, opgesloten bij valse honden, overleven tussen wilde varkens, gemarteld met kokend water, hete vuurpoken en brandende sigarettenpeuken.

Zowel de kinderen als hun moeders werden – met medeweten van de Noorse regering – door de Noorse en Amerikaanse geheime dienst CIA misbruikt voor LSD experimenten, medische proeven en open hersenoperaties waar stukken hersenen verwijderd werden bij levende personen.

Het is Anni-Frid bespaard gebleven door de vlucht naar Zweden, samen met haar moeder en oma, maar nog voordat ze 2 jaar oud was stierf haar moeder plotsklaps aan een nierziekte, haar vader vond ze meer dan 30 jaar later pas terug, in de zomer van 1977. Anni-Frid sloeg zich vrouwmoedig door alles heen, zong de zorgen van zich af. 

Ze vormde met drie andere muzikale talenten een succesvolle Zweedse popgroep, werd door miljoenen bejubeld, vulde grote zalen en zong de sterren van de hemel. The Winner takes it all was een van de vele wereldhits die – half dommelend in de prettig zittende nepleren bankjes van de verlaten lounge – door m’n hoofd naar boven dreef. 

De tijd van toen was toen en die van nu van nu, maar ’t begint er verdomd veel op te lijken dat de tijden van toen aan het terugkeren zijn, maar ’t kan natuurlijk ook door het historisch geïnteresseerde, danwel gemankeerde, eigen brein veroorzaakt zijn en worden.

Licht zwalkend over het zwak schommelend schip, bereik ik – begeleid door het meerstemmig gezang in mijn achterhoofd – de kajuit op dek 9. De zagerij is nog in volle gang als ik in de onderste bunk duik en mn slaapzak over mn hoofd trek overstemd het gezaag het gezang van ABBA in mijn hoofd … Tot de slaap invalt winnen de houtzagers… Groink, snork, gromm.