Home » Columns » WOI – Opdeling v/h Midden Oosten

WOI – Opdeling v/h Midden Oosten

Zonder Amerikaanse deelname zouden naar alle waarschijnlijkheid de Entente Machten het bijltje erbij neer hebben moeten leggen en zou aan de Europese oorlog in 1917 een einde gekomen zijn. Dat zou niet stroken met de plannen van hen die ten koste van alles het door hen gewenste Angelsaksische Wereldrijk wilden stichten.

Oorlog is Misleiding en BedrogFre Morel

De ‘Eén-Wereld-regering’ was volgens de Engelse minister-president H.H. Asquith dé belangrijkste reden geweest om partij te worden in deze mensenslachting en deze vol te houden totdat dit ten koste van alles gerealiseerd kon worden. De Amerikaanse auteur Albert Jay Nock maakt in zijn boekwerk The Myth of a guilty Nation melding van deze rede die Asquith op 20 december 1917 hield in het House of CommonsThe League of Nations was the avowed purpose, the very purpose for which we entered the war and for which we are continuing the war.”

Dat er achter de schermen machten aan het werk waren die de oorlog juist wilden verlengen in plaats van bekorten was ook de mening van de bekende Engelse oorlogsdichter Siegfried Sassoon die als officier in het Engelse leger diende. Op 30 juli 1917 schreef hij in de Londense Times – “Ik geloof dat de oorlog opzettelijk wordt voortgezet door hen die de macht hebben hem te beëindigen. Ik geloof dat de oorlog, die ik inging als een oorlog van verdediging en bevrijding is veranderd in een oorlog van agressie en verovering.”

Vooruitzichten op een militaire overwinning in 1917 waren er feitelijk niet en de bezorgdheid over het olietekort zou voor Arthur James Balfour, de minister van Buitenlandse Zaken, als argument gebruikt worden om tot de beruchte Balfour-Declaration te komen. Het was noodzakelijk om nieuwe en invloedrijke bondgenoten aan te trekken. De blik was al vroeg in het begin van de oorlog naar het oosten gericht, naar de Arabieren waarvan het grondgebied tot dan aan toe deel uitmaakte van het Ottomaanse Rijk, één van de verdragspartners van de Centrale Mogendheden.

Ook Duitsland had hierop zijn pijlen gericht en al grote sommen geld en energie gestoken om Arabische steun te kopen. Max von Oppenheim, bankierszoon, archeoloog en diplomaat van Joodse afkomst, was Duitslands troef. Het was zijn taak om Sayyid Hussein Ibin Ali, de Sjarif van Mekka, over te halen een heilige oorlog uit te laten roepen tegen de Engelse tegenstanders. In het voorjaar van 1915 had Von Oppenheim deze plannen aan prins Faisal, één van de zonen van de Sjarif, voorgelegd. Om de prins over te halen had Von Oppenheim hem een paar geschenkjes waaronder een auto, een geweer en een behoorlijk bedrag in contanten toegeschoven. Oppenheim bleef niet de enige die met voorstellen en aanbiedingen kwam, óók Thomas Edward Lawrence, zijn Engelse tegenspeler, was namens zijn regering met Sayyid Hussein Ibin Ali in onderhandeling. Het was uiteindelijk Lawrence die aan het langste eind trok en de winst binnenhaalde. Al in februari 1914 – vijf maanden vóór oorlogsbegin – had Sayyid Hussein Ibin Ali overigens al een balletje opgegooid bij Lord Horatio Kitchener en gepolst wat de Engelse houding zou zijn bij een Arabische opstand tegen het Ottomaanse Rijk.

Toen werd er uit politiek gemotiveerde gronden afwijzend gereageerd terwijl later een tegenovergestelde houding ingenomen werd. In ruil voor een bedrag van in totaal £ 11.000.000,– ondersteuning om de Joodse immigratie een halt toe te roepen én Engelse steun voor een zelfstandige en onafhankelijke Arabische eenheidsstaat waren de Arabieren wel genegen om zich aan de kant van de geallieerden op te stellen. Die afspraak werd door Sir Henry McMahon, de Engelse Hogecommissaris van Egypte, op 24 oktober 1915 schriftelijk bevestigd.

Met Engelse financiële en militaire steun startte daarop op 5 juni 1916 de Arabische Opstand tegen de Turken. Onder leiding van de beide zoons van Hussein – de prinsen Abdullah en Faisal – werd er stevig gevochten, bijgestaan door de illustere en avontuurlijke Thomas Edward Lawrence, de befaamde Lawrence of Arabia. Maar de Arabische Opstand zou eindigen in een Arabische kater, de Engelse verdragspartner sloot achter hun rug om andere verdragen die het eigenbelang beter dienden. Zowel Turkije als Duitsland hadden een hoge prijs op zijn hoofd gezet. Toen hij in 1917 bij Deraa in Turkse handen viel onderging hij de schokkende ervaring van een groepsverkrachting, een in dat tijdsgewricht en in die cultuur niet ongebruikelijke handelswijze om gevangenen maximaal te vernederen. Van Arabische kant werd het politieke verraad hem aangerekend, iets dat hij zich ook persoonlijk aantrok. Het maakte van hem een gebroken man. Hij wilde nooit meer één woord kwijt over de oorlog “I do not discuss my part in the war with anyone, nor do I read about it: the whole subject is repulsive.”

Op 16 mei 1916 was in het geheim door de Engelse politicus Sir Mark Sykes en de Franse politicus Charles Georges-Picot het ‘Sykes-Picot’ verdrag gesloten. In het twaalf artikelen tellende en in het geheim gesloten verdrag was bepaald dat – onder het mom de Arabische Staten ‘te erkennen en te beschermen’ – Engeland, Frankrijk en Rusland het Ottomaanse Rijk (inclusief Mesopotamië) onder elkaar zouden verdelen. De overeenkomst met Sjarif Sayyid Hussein Ibin Ali was niet meer dan een ‘scrap of paper’, een vodje papier. Het ‘Sykes-Picot’ verdrag was overigens niet het enige ‘verraad’ aan de Arabieren. De uit 1917 stammende en later zo bekende ‘Balfour Declaration’ zou door de Arabieren als een groter verraad worden beschouwd. In ruil voor vergaande financiële en politieke steun van de invloedrijke bankiersfamilie Rothschild zou Engeland als tegenprestatie politieke steun verlenen aan de vorming van een ‘Joods Nationaal Tehuis’ in Palestina. De Feisal-Weizmann overeenkomst van 3 januari 1919 is, vanuit Arabische zicht, mogelijk als het meest ‘ultieme verraad’ te bestempelen.