Het is een herfstachtige zaterdagavond in oktober, vroeg donker, dalende temperaturen en kalende bomen. In Grammeren, een kleine provinciestad in Oost-Nederland stroomt de zaal van ‘De Vooruitgang’ langzaam vol met mensen. De opkomst is groot. Niet zo verwonderlijk als je bedenkt dat het wereldvermaarde toneelgezelschap Aliud et idem een voorstelling zal verzorgen.
Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend
Ruim voor aanvang is de zaal al tot aan de nok toe gevuld met jong en oud. Terwijl enkele technici nog bezig zijn de zware lampen te installeren zet het kleine orkest een opwarmend muziekstuk in. Het is een gezellig geroezemoes in de zaal waar mensen in het genot van een kop koffie, koek, sigaret en sigaar nieuwtjes en wetenswaardigheden onder elkaar uitwisselen.
Na een krap halfuurtje is het dan zover, het orkest kondigt op niet mis te verstane wijze het begin van de voorstelling aan. Het licht wordt gedempt en het fluweelrode toneeldoek opent zich. Een slanke, goed geproportioneerde langharige blondine stapt in het voetlicht terwijl in de zaal bewonderende geluiden te horen zijn. De oogverblindende schoonheid speelt in het stuk de rol van Facere, de schone jonkvrouw die door een ‘wrede snoodaard’ belaagd maar door een dappere held bevrijd en verlost zal worden.
Niet lang nadat Facere op het toneel verschenen is sluipt Horresco, de schurk van het toneelstuk, achter de gordijnen vandaan. Een vadsige schurk, gekleed in ruim zittend zwart pak, gewapend met masker, cape, zwarte ‘sombrero’ én dolk nadert hij de nietsvermoedende schone jonkvrouw van achteren. Uit de orkestbak rolt aanzwellend tromgeroffel de zaal in, terwijl een schijnwerper trillend zijn weg over het toneel zoekt waarbij de dolk, die nu boven de nietsvermoedende Facera hangt, vervaarlijk glinstert.
Het meelevende publiek joelt en schreeuwt verwensingen naar de schurk en probeert de argeloze blondine met waarschuwende kreten op het naderende gevaar te attenderen. “Vuile hufter, durf je wel tegen een vrouw”- “Lafbek… klootzak, kom eens hier als je een echte kerel bent!” – “Pas op voor die snoodaard, schone vrouw…”Alle goedbedoelde verbale inmenging van het publiek lijkt geen invloed te hebben, Facera lijkt onbereikbaar.
Maar dan, als de nood het hoogst is en het lot van Facera bezegeld lijkt, verschijnt vanuit het niets Asinum op het toneel; deze dappere held zal haar redden. Slank, groot en gekleed in een nauwsluitend smetteloos wit tenue met goudstiksels stormt deze spetterende prins het toneel op. Het publiek juicht en jubelt en moedigt de redder in nood uit volle borst aan “Help die arme vrouw” – “Kus haar, doodt hem” – “Weg met het vuile addergebroed” – “Het recht zal zegevieren”. Begeleid door de opzwepende tonen van het orkest volgt er een korte maar hevige schermutseling tussen het goed en het kwaad – tussen Gut en Ufil.
Maar…, zoals altijd zal ook deze keer het goede het kwade uiteindelijk overwinnen. Terwijl Horresco op de achtergrond hevig bloedend ter aarde stort, reinigt Asinum het zwaard der gerechtigheid, wast zijn handen en neemt dan onder goedkeurend gejuich uit de zaal Facere in zijn armen en kust haar vol op de mond. Het recht heeft gezegevierd, het kwade is door het goede overwonnen en de onschuld is bewaard.
Terwijl het toneeldoek zich sluit en het licht op volle sterkte aangaat, zet het orkest een vrolijk deuntje in. Na zo’n geweldige emotionele voorstelling wil een geestverruimend drankje er wel ingaan. Terwijl een deel van het publiek in de rokerige zaal borrel, brandewijn en bessenjenever drinkt, schuiven anderen bij aan de bar om daar een schuimend biertje te verschalken.
Intussen ontdoen de 3 hoofdrolspelers zich achter de coulissen van hun toneeltenue, schminken zich af en hijsen zich tenslotte in vlotte dagelijkse dracht. Ook voor hen geldt dat het na gedane arbeid goed rusten is en gedrieën besluiten ze nog even uit te blazen aan de bar. Nadat ze zich door de mensenmenigte naar de bar hebben weten te wurmen en proostend de drankjes naar de lippen brengen, gebeurt het.
Een barkruk vliegt met grote kracht door de ruimte en treft één van de drie tegen het hoofd. Met een smak wordt hij gevloerd en binnen een oogwenk bedolven door een woedende meute die hem – ondanks zijn burgerkleren – als Horresco herkend heeft. Nog volledig onder invloed van het toneelstuk slaan en schoppen de mensen de onfortuinlijke acteur waar ze hem maar raken kunnen. Uit de rest van de menigte stijgen goedkeurende kreten op en worden de vechtlustigen aangewakkerd om de ploert te doden.
Slechts met grote inspanning en met hulp van zijn collega-spelers en toegesnelde technici weet de belaagde zich aan de woedende massa te ontworstelen. In een klein nevenzaaltje krijgt hij van de geschrokken uitbater handdoek, drankje en excuses en komt hij op verhaal, terwijl zijn mede-acteurs opnieuw het toneel beklimmen en om aandacht vragen. Ze maken het publiek duidelijk dat alles slechts een toneelspel was, een fictief verhaal waarin zij drieën slechts een rol speelden. Een rol die zij al vele generaties lang spelen en die hen op het lijf geschreven is, geschreven door een groep scriptschrijvers.
Een toneelstuk met een vast thema maar waarin telkens de dagelijkse actualiteit verwerkt wordt en waarin de 3 souffleurs vóór in de toneelvloer een belangrijke rol spelen. De rol van het orkest is niet minder belangrijk; dat bepaalt met de klankkleur van de muziek de stemming in de zaal, net zoals de belichtingsmensen die met het bedienen en dimmen van de schijnwerpers sfeerbepalend zijn en bepaalde scenes extra onder de aandacht brengen. Bij dit alles zijn de technici onontbeerlijk, zij zorgen voor de nodige speciale effecten en wat te denken van de verslaggevers.
Het zijn zij die met hun lovende recensies zorgen voor roem en ere! Zelfs de stijl en opmaak van de advertenties en de wervende plakkaten spelen een grote rol. De twee acteurs bezweren het publiek dat het een fictief verhaal is, bedoeld om de mens te vermaken en in een andere staat van bewust-zijn te brengen.
Een commercieel verhaal waarvoor het publiek niet alleen de spelers en andere medewerkers betaalt, maar óók de regisseurs, de mannen áchter de schermen én niet te vergeten de producenten die het grootste deel van de binnenkomende revenuen opstrijken en zich daardoor in fabuleuze rijkdom kunnen wentelen.
Het is een eeuwenoud en simpel maar doeltreffend recept: Het goede strijdt – uiteraard succesvol – tegen het kwade waardoor de vredige onschuld bewaard wordt, dát zijn de drie onmisbare elementen in het verhaal. Zonder goed of kwaad géén verhaal, en dat – logischerwijs – onder controle van dezelfde regisseurs.
Geen links zonder rechts, geen pro zonder contra, geen vóór zonder tegen… alles is geregisseerd.
‘These’ plus ‘Antithese’ is ‘Synthese’, en dat in elke gewenste volgorde, al naargelang door de scriptschrijvers bepaald is! Volgens de Noordse mythologie is het de eeuwenoude strijd tussen goed en kwaad, tussen de Goede Ringleer versus Slechte Ringleer:
Gut Otal – Gut Rigg // Ain rigg tau run alir | ok in liukt bind dei, Ufil Otal – Ufil Rigg // Ain rigg tau juk dei alir | ok in rikits bind dei
“Eén ring om allen te sturen en hen in verlichting te binden, één ring om allen te onderwerpen en hen in duisternis te binden”
Gut versus Ufil, een eeuwenoud toneelstuk