Speurend in mijn digitaal archief kwam ik een (erg lange!) bijdrage tegen over geld en krediet welke ik ooit ergens op het internet ben tegengekomen. Heb het ooit gekopieerd en opgeslagen maar helaas geen bron of herkomst meer bekend van dit erg lange stuk waarvan ik meen dat ze de moeite waard is om te lezen. Mocht de auteur(s) zijn werk herkennen hoor ik dit graag dan vermeld ik uiteraard naam en toenaam of – indien gewenst – verwijder ik het artikel weer. Doorlezende denk ik dat het artikel stamt uit 2004 – 2005, heeft het zo zijn eigenaardigheden en hier en daar bedenkelijke veronderstellingen maar toch…
Geld & Krediet
Vroeger, in de tijd dat het Geld nog niet machtig was, werd tussen mensen en volken onderling handel gedreven. Koeien, graan, knollen, vissen, varkens, kippen, wapens, …. mensen, álles wisselde van eigenaar tegen een overeengekomen ‘verhandelwaarde’.
Sluwe (tussen-) handelaren probeerden een schakel in deze handelsketting te smeden, een element toe te voegen dat GEEN waarde bezat maar de waarde moest aannemen van het product, goed of dienst wat verhandeld werd. Naast diamant werd Goud één van de deze ‘waarde-loze’ elementen die als schakel werden ingevoegd. Van goederen, diensten en producten – feitelijk alles wat verhandelbaar werd – werd een ’tegenwaarde’ bepaald in dat gele materiaal. Het ingevoegde ‘waarde-loze’ element kreeg op deze manier de tegenwaarde van het waardevolle element, de schakel was ingevoegd. In feite was toen de hele (wereld-) handel in handen terechtgekomen van de beheerders van het ‘waarde-vervangende’ element. Iets dat waardeloos was, werd waardevol gemaakt door de waarde van het WEL waardevolle daaraan te koppelen.
Wat is waarde? Neem een hand vol graan, strooi het uit op een akker, onderhoud het, mest het en geef het water en oogst dan het product, een waarde-vol product, een levensbelangrijk product. Eén hand vol graan (zeg 200 korrels) levert na oogsten makkelijk het 50-voudige op = 10.000 korrels. Stel dat de hand korrels afkomstig zouden zijn van een buur-boer die dit heeft gegeven onder bepaalde voorwaarden. Voorwaarden die alles kunnen inhouden, het is maar net wat er ‘overeengekomen is’. De buur-boer kan de hand vol schenken (hij heeft toch al genoeg) hij kan een gedeelte terugvragen (1 – 200 korrels) hij kan een verdubbeling terug vragen (400 korrels) of de helft van de opbrengst. (5.000 korrels) Elke vorm is denkbaar maar door een slechte zomer of winter kan er een misoogst optreden en kan de ‘graanlener’ geen korrel oogsten, laat staan geven aan de ‘graanuitlener’. Geen oogst – geen resultaat is het logische gevolg.
Neem nu het waardevol gemaakte ‘waarde-loze’ element goud. Gooi het in de grond, giet er water op, laat de zon er op schijnen en na een jaar ligt het er nog nét zo! Goud groeit niet, goud is maar goud en het kan door zichzelf niemand ook maar 1 seconde in leven houden. Alleen de waarde van de ‘waardevolle elementen’ die men er aan vastgeplakt heeft geeft het de valse status van ‘waarde-vol’. Goud is niets meer dan een ruilmiddel. Als tien gram goud een waardebepaling heeft gekregen van 1 rund is het omgekeerde hetzelfde het geval. Alleen met het verschil dat het rund WERKELIJK waarde heeft en de 10 gram goud puur denkbeeldig. Het rund kan gemolken en geslacht worden en kunnen mensen zich daarmee in leven houden. Voor een (hongerende) mens zal 1 liter melk en 1 kg vlees veel waardevoller en levensbelangrijker zijn dan de tegenwaarde ervan in goud, véél waardevoller zelfs dan alle goud ter wereld.
Maar, de sluwe (tussen-) handelaren hadden het DNA van de handelsketting weten te veranderen en Goud als element tussen gevoegd. Het daadwerkelijk omruilen van goederen tegen Goud in de vorm van munten werd al snel uitgebreid. De beheerders van het Goud, de sluwe tussenhandelaren, gaven papieren waardebewijzen waarop de tegenwaarde in goud op vermeld stond. Bank-papier – bankbiljetten. Hoe meer goud de sluwe tussenhandelaren bezaten, des te meer waardebiljetten werden door hen uitgebracht en het duurde niet lang dat er méér waardebiljetten in omloop waren dan de hoeveelheid Goud die daar tegenover stond, de feitelijke waarde van het waardebiljet was minder waard dan erop afgebeeld was. Het biljet was in waarde verminderd.
Niet lang daarna spraken de sluwe tussenhandelaren met elkaar af dat de Goudvoorraad niet noodzakelijk ook precies gelijk hoefde te zijn aan de waarde van de uitgegeven waardebiljetten en werd de ‘Gouden Standaard’ losgelaten. Voortaan waren afspraken tussen de sluwe tussenhandelaren voldoende om de waardebiljetten hun waarde te ‘garanderen’. ‘Nullen’ en ‘cijfertjes’ op papier namen de plaats in van het waardevolle handelsgoed. Vier cijfertjes naast elkaar met een punt of komma aan het eind en een waardeteken ervoor waren nu gelijk aan 1 rund. Muntgeld of waardepapieren werden daarmee eigenlijk overbodig en slechts nog een herinnering aan oude ‘ruil-tijden’.
De ‘waardecijfers’ op papier zullen op korte termijn ook tot de geschiedenis behoren en zullen ‘digitale waardecijfers’ gelijkstaan aan de waarde van 1 rund. Binnenkort, op 1 januari 2008, zal in HEEL EUROPA een uniek digitaal nummer gaan gelden voor elke burger. Dit nummer zal het huidige Bank/Giro rekeningnummer vervangen. Het zal uit twaalf cijfers en acht letters bestaan en alleen geregistreerde ‘menseenheden’ zullen kunnen beschikken over dit unieke – persoonsgebonden – nummer. Doormiddel van een geïmplanteerde chip zal elke burger zijn unieke ‘menscode’ met zich meedragen. Weigeraars hebben geen chip, geen nummer, geen bestaan, geen leven! De Nieuwe Wereld Orde rukt onherroepelijk op.
‘Vroeger’ ontving men zijn weekgeld contant in een loonzakje. Klinkklare harde munt. Later – mét ‘dank’ aan de vakbonden – werden ‘voor het gemak’ de bankrekeningen ingevoerd, maar werd bedongen dat de werknemer zijn geld contant kon ontvangen als hij erop stond. Het overschrijven van bedragen was zonder kosten, en om het nemen van een bankrekening te stimuleren gaven banken rente op de salarisrekening. Om sparen (bij de banken) te stimuleren werd spaarzaamheid buiten de banken om als het seniele sparen in een ouwe sok belachelijk gemaakt. Sparen op een aparte Bank-Spaarrekening was veel ‘handiger, moderner en men kreeg nog rente ook’. Om het uitgeven en omzetten van geld te stimuleren werden betaalkaarten en cheques geïntroduceerd. Door de bank uitgebrachte nieuwe waardebiljetten die de consument moesten verleiden geld uit te geven dat niet in de knip zat, maar door die ‘kredietkaarten’ wel in omloop kwam en van hun tegoed werd afgeschreven.
Rente levert een salarisrekening niet meer op, storten of opnemen van je eigen geld, kóst zelfs geld, (gratis) cheques en kaarten zijn vervangen door plastic kaartjes die een ‘kredietwaardige consumens’ tegen betaling de gelegenheid geeft om aankopen en betalingen te verrichten. Overschrijven naar eigen of andere rekeningen kost geld en kan met ingang van 1 januari 2005 alleen nog (kosteloos) via telebankieren. ‘Handmatig’ gaat dit geld kosten. Vrijgesteld van deze wurgverplichting zijn consumensen ouder dan 65 jaar, dus alles vanaf ‘bouwjaar’ 1940.
De PC-privé projecten waar elke Nederlander haast gedwongen aan mee moest doen (want anders hoorde je er niet bij) hebben de Nederlandse burgers zichzelf compleet gedigitaliseerd. De pc is het persoonlijke digitale geheugen geworden, een nieuwe tussengevoegde schakel die in dienst zal komen te staan van de ‘gedachtenpolitie’ die niet alleen meer naar de mens zal kijken en zijn daden, maar naar zijn digitale geheugen, zijn elektronische DNA, zijn hardeschijf.
Het wereldwijde geldbedrog.
In verband met de scholingsavonden met Michal Langer over alternatieve geldsystemen (Gottfried Feder: Manifest tot breking van de renteslavernij van het geld) staat het volgende, omvangrijke en uitvoerig beargumenteerd artikel, dat wij iedere lezer aanbevelen, om op zich in te laten werken.
Door Prof.Dr. Eberhard Hamer, Mittelstandinstitut, Hannover.
Het grootste en meest wereldomvattende economische schandaal van deze tijd vindt door manipulaties van de geld- en valutasystemen plaats. Het geldbedrog heeft voor het eerst een globale dimensie, omdat het zich wereldomvattend afspeelt, dus door geen enkele nationale regering meer te controleren, stoppen of verhinderen, en omdat het zelfs volgens verouderde nationale wetten formeel legaal plaatsvindt. Zeker is echter, dat het geldbedrog, zoals elk ander bedrog ook niet op de lange termijn kan leiden tot verrijking van de daders ten koste van verarming van de slachtoffers, omdat geen enkel vrij geldsysteem op lange termijn kan worden misbruikt.
Volgens de geldtheorie is geld een gelegaliseerd ruilmiddel, dat ook moet dienen om waardevastheid vast te houden. De uitgave van geld was vroeger voorbehouden aan de staat. De als geld in omloop zijnde goud-, zilver,- en kopermunten waren door de staat goedgekeurd. De staat garandeerde de zuiverheid van het metaal en het gewicht van de munten, zodat men niet alleen in het binnenland, maar ook in het buitenland telkens wist, hoeveel elk geldstuk waard was. Zo waren de munten tegelijkertijd ruilmiddel en bleef de waarde constant.
De staat moest echter, om geld te kunnen uitgeven, goud en zilver hebben. Daarom was het belangrijk, dat bijvoorbeeld de zilvermijnen in handen waren van de staat (Rammelsberg bij Goslar) om op deze manier het zilver voor aanvullende munten te kunnen gebruiken. Omgekeerd wisten de burgers dat de staat slechts zo veel geld kon uitgeven, naar de voorraad edelmetaal. De edelmetaalvoorraad was dus de basis voor het in edelmetaal in omloop zijnde geld in natura.(Goudmuntstukken).
Van het reële geld naar het nominale geld.
Steeds weer hebben vorsten echter geprobeerd, om aan meer geld te komen dan ze aan voorraad edelmetaal hadden, door het aandeel van het edelmetaal bij de muntlegeringen te verminderen. Het resultaat was telkens, dat de kooplieden en de burgers het slechte geld doorgaven, het goede echter behielden, totdat iedereen op de hoogte was en het slechte geld weer omgesmolten moest worden. Goudmuntstukken waren nog tot de Eerste Wereldoorlog in omloop.
Elk gouden muntstuk had echter het nadeel, dat goud niet zo sterk kan vermeerderen, als de economie groeit, zodat dus een bepaalde deflatoire geldkrapte een sterke economische groei kon verhinderen. Daarom gingen veel landen over op indirecte goudvaluta: ze hadden een bepaalde goudvoorraad en gaven op deze basis bankbiljetten uit, die in het dagelijkse gebruik gemakkelijker waren te transporteren, gemakkelijker te tellen, en in grotere bedragen konden worden bewaard. Hun waarde berustte op het feit, dat men de biljetten altijd bij de nationale bank kon overleggen en in dienovereenkomstige hoeveelheden goud en zilver kon omruilen. Op die manier kon de staat zelfs nog meer nominaal geld uitgeven dan ze aan edelmetaal bezat, want gewoonlijk stonden weinig bezitters van biljetten op het “verzilveren” in goud. Normaliter was een goudvoorraad van minder dan 10% genoeg voor een valutaomvang van meer dan 90% aan bankbiljetten.
Het systeem functioneerde wereldwijd, omdat ook landen, die geen goudvoorraad hadden, de bezitters van hun nationale geldbiljetten een vaste omruilkoers naar andere valuta garandeerden, die hunnerzijds weer een goudkern hadden. Zolang deze omruilgarantie bestond, konden de burgers erop vertrouwen, dat ze hun nominale (papier) geld in muntwaarden konden omruilen, dat dus een indirecte geldwaarde-garantie had.
Van het geld van staatswege naar het privé geld
De beslissende stap tegen het staatsgeld was de oprichting in 1913 van het Federal Reserve System in de USA. Hoewel volgens de Amerikaanse grondwet alleen goud en zilver als wettelijk betaalmiddel golden, heeft een door privébanken opgericht kartel onder leiding van de beide grootbankiers Rothschild en Rockefeller een nieuwe centrale privé bank in het leven geroepen, die het recht had om eigen geld uit te geven dat wettig betaalmiddel werd en waarvoor – in het begin nog – de Amerikaanse centrale regering garant stond. Door deze privé bank werd na de eerste Wereldoorlog alle goudreserves van de wereld gekocht, met als gevolg, dat vele andere valuta hun goudstandaard niet meer konden standhouden, en vanwege deflatie ineenstortten (eerste wereldwijde economische crisis).
Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog werd daarom in 1944 in Brenton Woods weer besloten tot een nieuwe goud-dollarstandaard. Tijdens de wereldoorlog verlangde de USA voor de betaling van de bewapening, goud van de oorlogsvoerende landen. Ook het goud van Duitsland moest als oorlogsbuit afgegeven worden. Zo bevond zich meer dan 300.000 ton goud alleen al in de USA, meer dan alle andere voorraden samen. Dit goud diende als dekking voor de dollar. Omdat echter een groter deel van de dollars in de centrale bank over de hele wereld als reserve werden bewaard, kon de USA meer dollars uitgeven dan ze aan goud hadden. De landen, overal ter wereld, hadden dollars nodig, om grondstoffen van te kopen, die alleen werden verhandeld in dollars. Naast het goud werd daarom de dollar steeds meer in andere landen de hoofd valuta reserve. De dollarheerschappij over de wereld was begonnen.
In 1971 maakte president Nixon een eind aan de inlosplicht van de dollar in goud. (Golddollarstandard) evenals de aansprakelijkheid van de staat voor de dollar. Sindsdien zijn de dollarbiljetten noch reëel, noch door goud, noch door de staat gedekt, dus een vrije private munteenheid van de Federal Reserve Bank (FED). De dollar en al het andere geld ter wereld zijn sindsdien niet meer waardevast, echter alleen nog maar gedrukt, gelegaliseerd betaalpapier.
Geld dat door goud niet gedekt is kan weliswaar wetmatig worden als ambtelijk ruilmiddel worden opgedrongen, echter niet als middel voor waardevastheid. Hier is het vertrouwen nodig van de geldbezitters, dat hun geld op de lange termijn zijn waarde blijft behouden. De koerswaarde op de lange termijn – het vertrouwen – van kwantiteitsvaluta hangt wederom alleen van de geldkrapte c.q. geldhoeveelheid af. Het probleem: Terwijl in de laatste 30 jaar de hoeveelheid aan goederen zich verviervoudigde, heeft de geldhoeveelheid zich verveertigvoudigd.
Het produceren van meer geld betekent namelijk ook altijd inflatie. En inflatie betekent geldontwaarding. Voor dit probleem werden drie wegen bewandeld:
Het Duitse bankwezen had al bij de oprichting van de Bundesbank een van de staat onafhankelijke neutrale “vierde macht” voor de Bundesbank geëist, zodat deze weerstand kon bieden tegen politieke druk met betrekking tot het misbruik van geldhoeveelheden, zodat de burger dus op de waardevastheid van het geld kon vertrouwen. Feit is, dat de Bundesbank verplicht was, de waardevastheid van de D-mark te garanderen, en was wereldwijd onafhankelijk van de staat. Dit heeft er toe geleid dat de D-mark als stabielste munteenheid ter wereld, steeds ook als geldreserve en favoriete belegging bekend stond. De meeste andere staten prefereerden een “georiënteerde kwantiteitsmunteenheid”. Zij verplichtten hun nationale banken hun geldhoeveelheden aan bepaalde doelen te oriënteren, zoals bijvoorbeeld groei, werkgelegenheid en andere. Dit gaf de nationale politiek genoeg invloedsmogelijkheden op de Nationale Bank en op het geld en heeft regelmatig er toe geleid dat het politieke misbruik dienovereenkomstige inflatie van de munteenheden heeft veroorzaakt. (Bijvoorbeeld: Frankrijk, Italië, Spanje enz.).
De meeste dictaturen uit de onderontwikkelde landen en het private Federal-Reserve-System daarentegen prefereerden een “vrije kwantiteitsmunteenheid”, dus een munteenheid, waarvan misbruik door de politiek of door de privé eigenaars van de desbetreffende nationale bank niet wettelijk beperkt werd. “Vrije kwantiteitsvaluta” heeft altijd “Vrijheid tot misbruik van geld” betekend en nooit op lange termijn gefunctioneerd. Echter vooral leiden de parallelle valuta’s, die gedeeltelijk door een onafhankelijke staatsbank op hun waarde worden gehouden – zoals de D-mark of de Nederlandse gulden – of anderzijds door afhankelijke staatsbanken of zelfs privébanken gemanipuleerd worden, tot aanzienlijke koersspanningen: Omdat de Duitse Mark door de Bundesbank relatief waardevast gehouden werd, andere munteenheden daarentegen door geldvermeerdering en inflatie steeds minder waard werden, proberen de geldhandelaars uiteraard naar hardere valuta’s te gaan, en de weke te mijden.
Zo werd de Duitse Mark in concurrentie met de dollar alsmaar sterker, ook als reserve voor economie en centrale banken in de wereld. Vooral echter werd door de “harde valuta” duidelijk, hoe week een voortdurende geldvermeerdering die geïnflationeerde privé – of staatsmunteenheden gemaakt had. De zich aan de waardevastheid van het geld verplichte Bundesbank werd zo tot stoorzender in het koor van de geldvermeerderaars en inflationisten van het wereldvalutasysteem – geen wonder, dat deze stoorzender door afschaffing van de Duitse Mark en de inlijving in een wederom meer door de politiek gestuurde, niet meer souvereine Europese Centrale Bank, uitgeschakeld moest worden.
Kohl heeft ervoor gezorgd, dat in in “kleine kring” besloten werd, dat de Duitse bevolking over het verlies van hun waardevaste geld, niet mochten stemmen ( Kohl: “Waar gaan we heen als de bevolking over zulke belangrijke dingen zelf moet beslissen”). De bevolking zou nooit vrijwillig haar solide mark hebben geofferd.
Inmiddels heeft dus geen enkele munteenheid ter wereld nog een reële waardebasis, heeft het geld zich losgemaakt van elke reële zakelijke waarde, en wordt het onbeheerst als papier nieuw gedrukt en door constante vermeerdering steeds minder waard. Dat de mensen nog steeds geloven dat het geldpapier, dat ze in hun handen hebben, een vaste waarde heeft, ligt aan het feit dat door handige manipulatie van de koersen, een schijnbare verhouding tussen de verschillende waardes wordt voorgespiegeld. Deze geldkoersen worden namelijk door precies dezelfde groepen gemanipuleerd, die ook de nieuwe geldvoorraden produceren.
In de praktijk heeft ondertussen het door de US groot-financiers gecontroleerde en het tot hun behorende Federal-Reserve-System bereikt, global player nummer 1 te zijn:
Het FED-privaatgeld is alleen al met betrekking tot de hoeveelheden in de wereld dominerend. Meer dan 75% van alle geldkwantiteiten zijn dollars. De US-grootfinanciers hebben ook de door hen gecontroleerde grondstofmarkten gedwongen, alleen in dollars te verkopen. Wie zijn olie niet tegen waardeloze dollars maar tegen euro’s wil verkopen, wordt tot terrorist verklaard (Saddam) Ook de nationale banken van de overige landen worden gedwongen, de dollars in steeds grotere hoeveelheden (Euro-Bank meer dan 90%) als muntreserve aan te nemen. De overige munteenheden, zoals bijvoorbeeld de euro, ontlenen hun waarde tot meer dan 90% aan de waardeloze, slechts door de macht en de wil van de US-grootfinanciers uitgebrachte dollars.
Ondertussen werd er zelfs op de nationale banken zachte – of harde (Zwitserland) druk uitgeoefend, hun goudvoorraden tegen dollars af te geven of “uit te lenen”. Al het goud ter wereld heeft zich daarom, net zoals tijdens de eerste wereldwijde economische crisis, wederom rond de eigenaars van het Federal-Reserve-System geconcentreerd, zodat een nieuwe goudstandaard alleen met hun goedkeuring en dictaat weer in te voeren zal zijn, zodat deze FED-eigenaren met een nieuwe vastlegging van de goudprijs (Greenspan “mogelijkerwijs tot 6000 dollar”) alleen daardoor al de slag van de eeuw kunnen slaan in geval van een geldzuivering.
De US-grootfinanciers controleren via het door hen bezitte FED het geld en de valuta van de hele wereld. De dollar is privégeld van deze financiers, dat door niemand dan slechts henzelf wordt gegarandeerd, en wordt misbruikt, vermeerderd en tot instrument van hun wereldheerschappij en als hulpmiddel voor de roof van alle belangrijke grondstoffen en goederen wordt aangewend.
Door ongeremde vermenigvuldiging van de dollar hebben de US-grootfinanciers natuurlijk onbegrensde liquide middelen, waarmee ze de hele wereld kunnen kopen. Maar ook de Amerikaanse staat kan door dollarvermenigvuldiging meer uitgeven dan ze ontvangt. Misbruik van de dollar door de hoeveelheden aan dollars te vermeerderen levert dus voor zowel de heersende financiële elite als ook de door hen gecontroleerde US-regering alleen maar voordeel op. Daardoor heeft het dollarvolume zich in de laatste 10jaren alleen maar vermenigvuldigd.
Ook zijn de schulden van de Amerikaanse staat tegenover het buitenland zich drastisch hoger geworden. De USA laat zich dus in steeds grotere omvang door de hele wereld goederen bezorgen tegen waardeloze dollars.
Dat deze ongeremde vermeerdering van dollars niet allang tot de val van de dollar heeft geleid, en tot afwijzing van de klanten, is te danken aan een uitgekiende regie en afpersing: De US-grootfinanciers en de Amerikaanse regering dwingen sinds jaren economisch en politiek de belangrijkste nationale banken (Eurobank, de nationale banken van Japan, China e.a.) de dollars te verzamelen, die voortkomen uit leveringen van goederen van hun burgers. De munteenheid van de satellietstaten worden dus steeds meer ten gunste van de dollar omgeruild. Met andere woorden: die valuta verliezen dus ook ook alle waarde. Daarmee zit dus iedereen in dezelfde geldontwaardingsboot: de veroorzakers van de geldvermeerdering in New York en Washington en hun helpers bij de centrale banken van de satellietstaten.
Daarmee echter heeft de schuldenaar USA alles zelf in de hand, hoe sterk het door middel van officiële waardevermindering van de dollar uiteindelijk zijn schuldeisers kan verarmen –bedriegen- en op hun kosten schuldenvrij maken. Elke waardevermindering van de dollar zal vooral het buitenland, dat inmiddels 80% van alle dollars bezit, armer maken. De schuldenaar USA staat het vrij, hoe sterk de schulden worden gedevalueerd en zo zijn schuldeisers wil bedriegen.
Het publiek wordt ondertussen met gemanipuleerde koersen gesuggereerd alsof het vermenigvuldigde geld nog steeds een solide koerswaarde zou bezitten. Zouden de geldbezitters echter weten dat ze eigenlijk alleen maar papiergeld in handen hadden, dat afhankelijk is van de manipulaties, misbruik, de macht en doelen van de US-groot-financiers, dan zou de omloopsnelheid van het geld sterker stijgen, omdat men het geld kwijt wil, en men zal daarom vluchten in het aanschaffen van goederen, met als gevolg een dramatisch stijgende tot “galopperende” inflatie. Daardoor zouden ook de waardevastheden voor de burgers (zoals pensioenen, aandelen, fondsen e.a.) bij een nieuwe (tweede) beurscrash volledig in het niets oplossen, en zullen hele branches uit de financiële wereld en – dienstverlening wegens deze geldontwaarding ineenstorten, zodat een geldzuivering onvermijdelijk is.
Nog steeds echter, wordt de illusie van de geldwaarde ondanks dramatische inflatie door de dwang van een wettelijk betaalmiddel kunstmatig in leven gehouden. Profiteurs van dit systeem zijn niet alleen de US-grootfinanciers, maar ook de collaborerende centrale banken, waaronder bijvoorbeeld de Europese Centrale Bank, de Bank of Japan en anderen. De presidenten van deze banken weten precies, hoe waardeloos de dollar ondertussen is, steunen echter nog de wettige illusie van de betaalmiddelfunctie van de dollar, en hebben zelfs uit politieke overwegingen gezwegen en de eigen munteenheid bijna door dollars laten omruilen als reserve, dus daarom praktisch hun eigen munteenheid net zo waardeloos gemaakt.. Zou er een geldzuivering komen, dan zou de Eurobank alle (markt)waarde verliezen. Het goud – ook het Duitse (Nederlandse) goud – is waarschijnlijk alleen nog maar als papieren schuldbekentenis aanwezig, echter niet meer als reëel goud. Al het geld is in het bezit van de FED, dus tijdens een crash niet meer aan te komen. Het systeem leeft ervan dat over misbruik niet gediscussieerd en niets openbaar gemaakt wordt.
Feit 1: De belangrijkste munteenheden (dollar, yen, euro) zijn zo onbeheerst vermenigvuldigd en staan zo op losse schroeven, dat ze geen enkele waardevastheid meer kunnen bieden voor de burgers.
Feit 2: Ook de ruilfunctie van de diverse valuta wordt door manipulatie en bedrog via een zogenaamde – maar niet bestaande – koerswaarde kunstmatig in stand gehouden en is allang niet meer echt.
Feit 3: Het privaatgeld (dollar) van de US-grootfinanciers is allang losgeweekt van reële waarde (goud) en heeft dus niet alleen zijn waardevastheid verloren, echter draait ook de wereld nog eens een rad voor ogen als het gaat om koersmanipulaties of geldvermeerdering. Alleen door de macht van de US-grootfinanciers wordt nog kunstmatig het “vertrouwen” aan de wereld in de dollar gesuggereerd.
Hetzelfde is het gesteld met de aandelen. Ook de meeste aandelen vertegenwoordigen geen substantiële waarde. Wie tijdens de grote aandelenhausse geloofde, veel gewonnen te hebben, kreeg tijdens de aandelencrash de harde les dat behalve een papieren waarde, er geen waardevastheid aan was verbonden. Winst en verlies in het beursspel zijn slechts gebaseerd op hoop, niet op waardevastheid van bijvoorbeeld goederen of goud. Zo is het ook met geld. De enige waarde is het papier. Al het andere is hoop in het vertrouwen op de corrupte, en tegelijkertijd sterkste financiële markten ter wereld.
Met papiergeld naar het goederenkapitaal.
Zouden de marktdeelnemers weten, dat ons geldsysteem alleen nog maar samenhangt met het privaatgeld dollar, dan zouden de mensen hun geldvertrouwen verliezen, en hun geld niet meer als belegging beschouwen, maar door geldontwaarding hun vlucht zoeken in het goederenkapitaal.
Precies dit doen de daders achter het FED: ze kopen met het steeds maar minder waard wordende geld sinds decennia al het goederenkapitaal op wat ze maar te pakken kunnen krijgen: grondstoffendepots, industriecomplexen, onroerende goederen en elke ook maar enigszins intacte buitenlandse firma, al dan niet door middel van vijandige overnames tot bijna elke prijs. En niet alleen de US-grootfinanciers verzamelen grootkapitaal van over de hele wereld, ook de Amerikaanse staat importeert voor “Fiat-money” (gedrukt, eigenlijk waardeloos geld) sinds jaren meer goederen, als ze kunnen betalen, en bouwt daarmee onbegrensd schulden op in het buitenland – zolang de buitenlandse aandeelhouders nog aan de waarde van de dollar geloven of met politieke chantage gedwongen kunnen worden, de corrupte dollars in hun reserves aan te nemen.
Met behulp van goederen naar monopolies
De achter de FED staande players hebben op deze manier door doelgerichte marktpolitiek hele marktsegmenten met hun corrupte dollars opgekocht, en zo tot marktmonopolies cq oligopolies ontwikkeld. Diamanten, goud, koper, zink, uranium, telecommunicatie, glasvezelnetten, gedrukte – en televisiemedia, voedingsmiddelen (Nestlé, Coca-Cola), grote delen van de wapenindustrie en de luchtvaart enz.
Op dit moment probeert men monopolies te verwerven met behulp van de gen-manipulatie. Dieren en planten, van wie de genen zijn gemanipuleerd, zijn zelf onvruchtbaar. Wanneer men dus de genmanipulatie op grote schaal kan doorzetten, dan moeten alle boeren van een firma met een patentmonopolie het zaaigoed afkopen, voor een door hen vastgestelde prijs, zodat de boeren hun eigen geoogste graan niet meer kunnen gebruiken als gewas.
Een ander “monopoliespel” speelt zich op dit moment af op de suikermarkt: de EU heeft haar suikermarkt door eigen marktordening geregeld, om de boeren de bietensuikerproductie de garanderen, die nodig is voor hun bestaan. Bietensuiker is echter duurder dan het in de tropen groeiende rietsuiker van het US-kartel. De tot de US-grootfinanciergroep behorende firma’s Nestlé en Coca-Cola verlangen gezamenlijk met de van hun afhankelijke politici en wetenschappers een “liberalisering van de suikermarkt” en voeren dit door via internationale commissies (GATT, Mercosur). Zodra deze liberalisering is doorgezet, houdt het dure bietensuiker niet meer stand tegen het goedkopere rietsuiker, en stort de Europese suikermarkt ineen en wordt de suikermarkt – in het begin goedkoper, naderhand echter duurder – door het door de US-grootfinanciers beheerste rietsuikerkartel overspoeld.
Met welke criminele methodes de US-grootfinanciers daardoor hele branches in handen krijgen, bewijst het voorbeeld Primacon: deze kabelnetexploitant opereert zeer lucratief, staat echter al langer in het vizier van de US-grootfinanciers. (Telecommunicatie-monopolisering).
Deze heeft daarom eerst in de raad van bestuur van Primacon geïnfiltreerd, en hun een krediet met meer dan 30% rente op jaarbasis opgedrongen, zodat de eigenlijk goed lopende firma vanwege rentelasten in moeilijkheden geraakte en volgens de mening van de US-bank “nu spotgoedkoop en rijp voor overname” werd. Het spel bevindt zich op dit moment in de laatste ronde.
Een vergelijkbaar spel heeft een vertegenwoordiger van de US-grootfinanciers, Ron Sommer, met de Duitse Telekom geprobeerd te spelen. Het US-kartel verzamelt alle telecommunicatie-maatschappijen, om ze wereldwijd te monopoliseren. Sommer heeft daarbij een kleine Amerikaanse firma van de Telekom voor de dertigvoudige prijs (30 miljard US-Dollar) van de US-grootfinanciers gekocht, zodat hij uit eigen vermogen van de Telekom deze kon opkopen. De tweede stap was, de Telekom aandelen goedkoop te maken, zodat de US-investor er goedkoop aan kon komen. In dit spel is Ron Sommer echter over zijn grenzen gegaan en gestrand. Dit zal echter het kartel er niet van weerhouden, de overnameplannen te staken. Privatisering en aankoop van de Telekom gaan planmatig verder.
Hetzelfde spel voltrekt zich op de wereldenergiemarkt, in Duitsland blijkbaar met EON en RWE (twee grote energieconcerns in Duitsland, HvF), waarbij de US-grootfinanciers al eigen vertrouwenspersonen in de voor de overnamekandidaten beslissende banken en raden van bestuur, heeft laten infiltreren. Over 20 jaar willen de US-grootfinanciers ook al het water van de wereld – volgens uitspraken van hun vertegenwoordiger Brzezinski – gemonopoliseerd hebben.
Door het bezit van goederen naar een geldzuivering.
Schat men het “spoorboekje” van de wereld-grootfinanciers goed in, dan zal de geldhoeveelheid net zolang worden vermeerderd en gedevalueerd, totdat alle belangrijke (onroerende) goederen overal ter wereld zijn opgekocht en gemonopoliseerd. Ze zijn slim genoeg om te weten, dat hun geldvermeerdering niet onopgemerkt blijft en dat ooit het vertrouwen in de gedevalueerde dollar zal verdwijnen. Een vertrouwenscrisis is de laatste dwangmatige stap voor een geldzuivering.
Hiervan profiteren echter zowel de grootfinanciers als de USA.
De grootfinanciers zijn hun corrupte dollars kwijtgeraakt en hebben daar ruimschoots veel waardevolle goederen voor teruggekregen, dus van een geldzuivering hebben zij geen last meer. Met andere woorden, door middel van hun waardeloze dollars hebben ze waardevol vermogen verkregen. Omdat ze op vele terreinen inmiddels monopolies hebben afgedwongen, kunnen ze zelfs de wereld op elke gewenst moment met monopolieprijzen in het gareel houden en naar zich toe trekken. Belastingen zijn dan niet meer de inkomstenbron van deze wereldheersers, maar winsten uit monopolies. Niemand kan hun beletten, de prijzen voor goud, diamanten, koper, zink, ijzererts, zaaigoed of energie met 10,20 of 30% te verhogen en op deze manier de gehele wereldbevolking door middel van buitengewone heffingen naar zich toe te trekken; nog nooit waren ze voor de wereldbevolking zo gevaarlijk als nu
Sluw genoeg hebben de US-grootfinanciers de corrupte dollars overwegend naar het buitenland gesluisd. Meer dan drievierde van de totale dollarvoorraad bevindt zich niet meer in de USA., maar in de satellietstaten. De USA hebben zich namelijk in de afgelopen jaren steeds meer in de schuld gestoken tegenover het buitenland. Het buitenland leverde goederen (voorwerpen van waarde), kreeg daarvoor echter waardeloze dollars terug. Alle centrale banken zitten vol met dollars. Worden deze plotseling gedevalueerd, dan lopen meer dan drievierde van de centrale banken, gewone banken, staten en marktdeelnemers buiten de USA, schade op. Dan wreekt zich het feit dat de centrale banken hun goud voor corrupte dollars hebben omgeruild. Keldert de dollar dus, dan gebeurt dit automatisch ook met de munteenheden van de satellietstaten, die ook als basis de dollar hebben.
Door middel van geldzuivering naar een wereldmunteenheid.
Greenspan heeft in een rede onvoorzichtigheidshalve geuit, dat “uiterlijk in 2007 een dollar-correctie zal plaatsvinden en dat het misschien zinvol is om de dollar en de euro tot een nieuwe “wereldmunteenheid” te kunnen verenigen”.. Dat klinkt logisch in de visie van de US-grootfinanciers, want tot hoogstens 2007 is het misbruik van de dollar nog vol te houden, tot dan zou het vertrouwen in de dollar nog kunnen blijven bestaan. Iets zal hoe dan ook in de komende tijd met de dollar gebeuren. Zou de dollar dan met de euro tot één munt worden verenigd, dan zouden daarmee voor de US-grootfinanciers belangrijke doelen worden bereikt:
Een nieuwe munteenheid biedt de mogelijkheid, de oude schulden te verminderen en daarmee de schuldeisers, die nog oude valuta hebben, dienovereenkomstig blut te maken. Wanneer eenmaal een nieuwe euro-dollar 20 oude dollars of 15 euro’s waard is, dan zijn de oude munteenheden overeenkomstig gedevalueerd en hebben de schuldeisers met hun oude valuta niets meer. Vooral echter is hiermee ook de USA van een groot deel van haar schulden verlost: Hun huidige schuld in het buitenland van 5200 miljard dollar zou bij een 50% devaluatie slechts 2600 Miljard euro-dollar bedragen. Geruïneerd zijn zullen ook alle bezitters van de oude dollars, van wie hun voorraden van 50% of zelfs 90% minder waar zullen zijn. Dit geldt in het bijzonder voor de centrale banken van China, Japan en Europa, met hun hoge dollar-reserves. (Het hoofddoel van de US-grootfinanciers is echter, om op deze manier een wereldmunteenheid te creëren, waarover zij dan wederom zelf heersen. In een euro-dollar systeem zou automatisch het Federal-Reserve-System een meerderheid hebben. Uitverkoren daarbij is de BIB (de bank voor internationale betalingen), een private organisatie van wie hun aandelen voor het merendeel al in het geheim zijn gekocht door de US-grootfinanciers. Zou de BIB dus de nieuwe centrale bank van Europa worden (van de euro-dollars dus), dan zijn toevalligerwijs weer de zelfde privé-eigenaren hoofdeigenaren van deze nieuwe centrale bank, die voorheen ook eigenaar waren van de FED. Ze zouden dan hetzelfde spel van de vrije gelduitgave naar eigen inzicht spelen, zoals ze dat ook met het Federal Reserve System hebben gedaan. Een nieuw systeem zou de oude daders ween een nieuwe munteenheid bezorgen, en daarmee het nieuwe spel met de euro-dollar 20 tot 30 jaar veroorloven.
Van het aan de kaak stellen van dit geldbedrogsysteem zal voorlopig niemand wakker komen te liggen. Men zal dit afdoen als “samenzweringstheorie” of als “anti-Amerikanisme”, of men verhindert simpelweg dergelijke onthullingen openbaar te maken, want de US-grootfinanciers bezitten ook wezenlijke delen van de gedrukte- en televisiemedia, overal op de wereld.
Voor zover van buitenaf herkenbaar, hebben de US-grootfinanciers oorspronkelijk alleen als doel gehad, de dollar te beheersen en daarmee de US-markt naar eigen goeddunken te kunnen manipuleren. Voor dit doel diende het private centrale banksysteem FED. Toen president Kennedy met een wet kwam, die voorzag in de nationalisering van dit systeem, dus eigendom van de staat maken, stierf hij een plotselinge dood. Steeds wie het waagde, zich te bemoeien met de privémogelijkeheden van de grootfinanciers, verloor daarbij vermogen of leven.
Wanneer wij een dergelijk misbruik van het wereldgeldsysteem ten gunste van private grootfinanciersgroepen en überhaupt misbruik van geldvoorraden willen verhinderen, dan moet elke munteenheid tegen elk openbaar – of privaatmisbruik, voor elke deflatoire – of inflatoire manipulatie worden beveiligd.
Dit is zeker niet te verwezenlijken, wanneer men de valuta overlaat aan de grootfinanciers. Ze zullen de mogelijkheid tot misbruik weer aanwenden en weer tot eigen voordeel met geldvermeerdering, de wereld bedriegen en uitbuiten.
De komende geldzuiveringen bieden eenmalige kansen, de veroorzakers van deze manipulaties en hun misbruik te brandmerken en daarmee onder algemene instemming een centraal bankensysteem in het leven te roepen, dat noch door regeringen, noch door grootfincanciers te beïnvloeden valt. Dit zou de kans van de eeuw zijn.
Dit onafhankelijke systeem zou vooral door de grootfinanciers kunnen worden verhinderd, die al via de BIB de seinen op groen hebben gezet voor een nieuwe overname van de volgende centrale bank. Daarom is voorlichting enorm belangrijk, om de bevolking, economie en politiek, van het gevaar van het monokapitalisme op de hoogte te brengen.