Direct na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog startte het Britse Rijk met het leggen van een mijnenveld in de Noordzee. De waterwegen naar en van het Europese vasteland werden daarmee indirect tot oorlogsgebied gemaakt. Het Duitse Keizerrijk liet zich niet onbetuigd, maakte van hetzelfde laken en pak en strooide voor de kust van de Engelse eilanden eveneens een dodelijk zeemijnentapijt. De Royal Navy, toentertijd de machtigste zeemacht ter wereld, voer uit om haar eilandenrijk te verdedigen, de Kaiserliche marine deed dit -in kracht en macht beduidend daaraan onderworpen- eveneens.
Het Duitse Keizerrijk was door haar ligging en positie op het Europese vasteland bij lange na niet zo afhankelijk van scheepvaart als het eilandrijk. De zeewegen en de handelsvloot waren ten gevolge daarvan het meest kwetsbare onderdeel, de grootte en sterkte van haar marine was daaraan afgemeten. Oorlogen die in wezen altijd gebaseerd zijn op economische grondslag waren en zijn dan ook meer dan bedreigend voor het Mighty Albion. Om haar eigen belangen maximaal te beschermen werden onder Henry VIII in 1512 de Cruiser Rules opgesteld, bedoeld om in oorlogstijd de (voornamelijk eigen) koopvaardijvloot en handel te beschermen. Daarin bepaald was dat ongewapende neutrale koopvaardijschepen na het afvuren van een waarschuwingsschot door oorlogsschepen aangehouden en op lading gecontroleerd mochten worden.
Als de lading smokkelwaar (contrabande) bevatte, bestemd voor de vijand, mocht deze in beslag genomen worden waarna het schip en bemanning ongehinderd hun vaart mochten voortzetten. Wanneer het een vijandelijk koopvaardijschip betrof werden schip en lading als oorlogsbuit en bemanning en passagiers als gevangenen beschouwd. Indien het schip bewapend was en de bemanning zich tegen aanhouding verzette, c.q. vijandelijke acties ondernam tegen haar aanhouding werden ze als franc-tireurs (als burgers die oorlogshandelingen verrichten) beschouwd en als zodanig behandeld.
Onderzeeboten maakten net als oppervlakte schepen deel uit van de oorlogsvloten van het Britse en het Duitse rijk. Het Britse Rijk beschikte in augustus 1914 over 80 onderzeeërs, haar Duitse tegenpartij over 60 stuks waarvan 24 stuks operationeel. Op 6 augustus 1914 werden 10 hiervan naar de Noordzee gedirigeerd. Een van deze tien, de U-15, werd op 9 augustus 1914 voor de kust van Faeroe eilanden, door machinepech aan de oppervlakte gedwongen. Verborgen door de mist voerde men reparaties uit, te oordelen aan het hamergeklop dat opgemerkt werd door de lichte kruiser HMS Birmingham die daarop het vuur op de U-15 opende die daarop trachtte te ontkomen en langzaam vaart maakte. De Birmingham ramde de U-15 daarop op volle snelheid en sneed haar daarbij letterlijk doormidden. Door de impact week de buitenwand van de onderzeeër naar binnen waardoor de doorkliefde scheepsdelen iets waren toegedekt zodoende langzaam ten onderging nadat ze heel kort aan de oppervlakte tevoorschijn kwamen.
Het ene oorlogsschip had het andere oorlogsschip door een combinatie van schoten en rammen tot zinken gebracht en hoe gruwelijk ook, dat was niet in strijd met oorlogsrecht, gebruik of Cruser Rules. Het zich – in opdracht en uitdrukkelijk bevel – tegen aanhouding verzetten en vijandelijke acties ondernemen door al dan niet bewapende koopvaardijschepen was wel degelijk een regelrechte schending van de Cruiser Rules.
Door het op 31 januari 1915 legitimeren van het varen onder valse vlag, daarnaast het bewust niet voeren van vlag, vaandel of welke vorm van herkenbare (neutraliteits) tekens, het overschilderen van schoorsteenpijpen om herkenning te voorkomen, het varen van een verwarring veroorzakende ontwijkende zig-zag koers, het advies om bij aanhouding het daartoe gegeven bevel negeren, juist te proberen buiten bereik te komen en indien mogelijk de onderzeeër te rammen of anders tot onderduiken te dwingen staat lijnrecht tegenover de al eeuwen daarvoor gemaakte afspraken die in 1906 in het Verdrag van Londen werden gepreciseerd en bevestigd.
Hiermee schond het Britse Rijk ten ene male, overtuigend en onweerlegbaar de vastgelegde overeenkomst vooral en met name om haar tegenstrever – het Duitse Keizerrijk – in het algemeen en haar duikbootwapen in het bijzonder in een zo kwetsbaar mogelijke positie te manoeuvreren. Juist hierdoor slaagden de speciaal hiervoor in het leven geroepen Q-schepen erin talloze Duitse onderzeeërs tot zinken te brengen waaronder de U-27 en U-41 welke door de Baralong vernietigd werden. De zeeoorlog ontaardde onnodig in een nog dodelijker strijd met duizenden extra (burger)slachtoffers.
Oorlog is misleiding en bedrog, dat was toen en dat is vandaag de dag het geval. Het is vooral de media die het collectieve bewustzijn misleid en de publieke opinie in de gewenste politiek correcte koers voert.
Het is dan ook daarom dat Kapitein Daniel Dow in april 1915 voor de eer bedankte en het stuurwiel van de Lusitania die laatste vaart werd ingenomen door kapitein William Thomas Turner. Door emotionele spanning en stress kreeg Dow van een maagzweer en werd voor enige tijd met ziekteverlof naar huis gezonden om eind 1915 weer op de brug te staan, dat keer op die van de Mauretania. Gesteld kan worden dat het juist de gegeven instructies van de Britse overheid zijn geweest die met name de ondergang van de Lusitania en de Arabic bewerkstelligd hebben. Instructies die in strijd waren met de Cruser Rules en het Verdrag van Londen en die het vernietigen van vele duizenden mensenlevens tot gevolg gehad heeft. In dit opzicht heeft de Kaiserliche marine zich vanaf het begin van de Eerste Wereldoorlog juist wel en uiterst correct aan de geldende bepalingen gehouden, haar duikbootwapen na 18 september 1915 zelfs uit de Atlantische oceaan gehaald om verder escalatie te voorkomen.
Ruim twee maanden na de ondergang van de U-15, was het de U-17 die op 20 oktober 1914, ruim 26 kilometer vanaf de Noorse kust op het Britse koopvaardijschip Glitra stuitte. Het schip was onderweg van Grangemouth naar Stavanger. De U-17 hield zich correct aan de Cruser Rules, gaf een waarschuwingsschot voor de boeg, gaf met vlagsignalen opdracht tot stoppen, inspecteerde de lading en gaf de bemanning de gelegenheid om zichzelf met behulp van reddingsboten in veiligheid te brengen. Zonder gebruik te maken van haar dekgeschut of torpedo’s werd de Glitra tot zinken gebracht door het openzetten van kleppen in de kiel van het schip. De bemanningen van de U-17 aan dek en de Glitra in de reddingboten keken gezamenlijk toe hoe het schip onder water verdween waarna de U-17 onder commando van kapitein Feldkirchner de reddingsboten op sleeptouw nam en dichter bij de Noorse territoriale wateren sleepte. Daar werden de opvarenden van de Glitra in sleep overgenomen door de Noorse torpedoboot HnoMS Hai die de hele actie vanaf eigen territoriaal en neutraal gebied gevolgd had. In Skudeneshavn konden de Engelse opvarenden weer voet aan land zetten. De Glitra was het eerste Engelse koopvaardijschip dat als slachtoffer in de Eerste Wereldoorlog ten onder ging, pas in februari 1915 begon de Kaiserliche marine gericht haar duikbootoffensief.
Hoe succesvol ze was bleek in juli 1919. De totale Duitse verliezen bedroegen 460 schepen waaronder 200 onderzeeërs, de geallieerde verliezen waren meervoudig. Totaal 7.550 schepen werden door de Kaiserliche marine tot zinken gebracht waarvan bijna de helft Engelse schepen (3.740). Van de in totaal 163 vernietigde oorlogsbodems waren 111 Brits.