Home » Geschied-en-is » Der November Kaiser

Der November Kaiser

Typscript:

“Uit het stuk (.) blijkt dat onze vertegenwoordiger te Brussel Van Vollenhoven op 9 november te 8.30 n.m. onze Minister van Buitenlandse Zaken Van Karnebeek schriftelijk heeft medegedeeld dat de Duitse Keizer die nacht of de volgende ochtend vroeg naar Nederland zou vertrekken. Van Vollenhoven had dit bericht mondeling gekregen van Von der Lancken Wakenitz, de vertegenwoordiger van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken bij het Gouvernement-generaal in België.

Van Vollenhoven zond dit bericht per koerier naar van Karnebeek, die dit ’s morgens vroeg (+/- 4 uur) ontving en korte tijd later de koningin inlichtte. Tegelijkertijd zond Van Vollenhoven een andere koerier (Verbrugge van ‘s-Gravendeel) naar Eijsden om de grenswacht aldaar order te geven alle Duitse militaire auto’s door te laten. Deze koerier heeft zich evenwel ’s morgens te 4 uur gemeld bij de majoor-titulair Van Dijl te Maastricht met de mededeling dat de Duitse Keizer die nacht bij Eijsden over de grens zou komen.

Terwijl Verbrugge bij Van Dijl zat te wachten, kwam bij deze de telefonische melding van de grenswacht te Eijsden, sergeant Pinkaers, binnen dat een aantal Duitse auto’s met Duitse generaals aan de grens op toelating in Nederland wachtte.

Met de auto van Verbrugge is Van Dijl daarop met de luitenant-adjudant Brouwer naar Eijsden gereden. Daar bemerkte Van Dijl dat de Duitse Keizer zich bij het gezelschap bevond. Van Dijl heeft de Duitse Keizer toegestaan te Eijsden te wachten op de beslissing van hogerhand of hij al dan niet in Nederland zou worden toegelaten. Ook de Keizerlijke trein mocht naar Eijsden opstomen.

Van Dijl heeft onmiddellijk telefonisch en telegrafisch orders gevraagd aan de waarnemend opperbevelhebber Pop. In de namiddag kwam het bericht binnen dat de Keizer in Nederland werd toegelaten.

Volgens sergeant Pinkaers zouden de Duitse officieren tegen hem hebben gezegd: “Uw regering is geheel op de hoogte”. Deze mededeling is tegenover majoor Van Dijl niet herhaald. Integendeel, aan deze heeft de Duitse Keizer, toen Van Dijl hem mededeelde aan zijn regering om orders te hebben gevraagd, geantwoord: “Misschien willen ze mij niet hebben, dan smijt U me er maar weer uit”.

Het is mogelijk dat de Duitse officieren, die wisten dat de Nederlandse legatie te Brussel van het voornemen van de Keizer om naar Nederland uit te wijken was verwittigd, hebben aangenomen dat de legatie deze wetenschap reeds aan de Nederlandse regering had overgebracht. Deze feiten kunnen nog worden aangevuld door het eveneens vaststaande feit, dat generaal Van Heutsz in de voorafgaande dagen op het Grote Hoofdkwartier te Spa is geweest, waarvan de Belgische autoriteiten, na het vertrek van de Duitse Keizer uit Spa, de onmiskenbare bewijzen hebben aangetroffen.

Van Heutsz heeft dit bezoek ook nimmer ontkend – dit viel ook niet meer te ontkennen – doch aangevoerd dat hij reeds lang tevoren een uitnodiging had ontvangen om een bezoek te brengen aan het Duitse front. Dat hij echter tot dat doel een bezoek zou hebben gebracht aan het Grote Hoofdkwartier, toen er reeds werd onderhandeld over de wapenstilstandsvoorwaarden, is geheel onaannemelijk, zodat inderdaad dient te worden aangenomen dat dit bezoek verband heeft gehouden met ’s Keizers voornemen naar Nederland te komen.”

Weledelzeergeleerde Heer Mr. Dr. C. Smit, Historicus in antwoord op door
de Welgeboren Heer S. Witteboon gestelde vragen
29 mei 1967