Geen Duitse National Sozialisten die hun arm opheffen naar de Fuhrer, maar Engelse Scouts die hun Super-Scout Lord Baden Powell de rechter armgroet brengen.
Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend
“Robert Stephenson Smyth Baden-Powell was Luitenant-Generaal in het Britse leger, schrijver en grondlegger van de Scouting. Baden-Powell diende in het Britse leger in India en Afrika. Gebaseerd op ervaringen en ideeën van zichzelf en anderen ontwierp Baden-Powell een jeugdspel dat in 1908 uitkwam als het boek Scouting for Boys. Terwijl hij dit schreef, testte hij zijn ideeën en methodes tijdens een kamp op Brownsea Island dat op 1 augustus 1907 begon, en vandaag de dag wordt gezien als het begin van scouting.” – Dat is in het kort samengevat wat vandaag de dag over deze kindervriend te lezen valt op Wikipedia.
Een on-bevooroordeelde en kritische her-beschouwing over Baden-Powell en de achtergronden van de Scouting zou het beeld behoorlijk bijstellen! Lees onderstaand hoe – in voorbereiding op de aankomende oorlog de Engelse variant van de latere Hitler-Jugend uit de grond werd getrokken.
Baden-Powell had op zijn zachtst gezegd niet veel op met de gekleurde medemens zoals hij in 1896 in zijn boek The Matabele Campaign schreef. Daarin beschreef hij de Niggerhunts (negerjachten) waaraan hij met veel enthousiasme had deelgenomen en de koelbloedige moord op Chief Uwini, het krijgsgevangen genomen stamhoofd. Later in de geschiedenis, tijdens de belegering van Mahikeng drukte Baden-Powell op 23 januari 1900 de bevelhebber van de Boerenbelegeraars – generaal Sneyman – toch vooral op het hart géén negers in de gelederen op te nemen omdat “in this country whites of all Nationalities have to stand together against Natives.” Tóch is deze vleesgeworden held op een heel andere manier in de geschiedschrijving neergezet, notabene als kindervriend en stichter van de kindvriendelijke Scouting.
De door hem oorspronkelijk geschreven militaire handboeken Reconnaissance and Scouting en Aids to Scouting for NCO’s and Men kwamen in herschreven vorm op de markt voor de aanstaande kindsoldaat, uitgebracht onder de titel Scouting for Boys. In het Engelse thuisland massaal gepromoot sloeg het enorm aan bij de jeugd. Spontaan ontstonden er overal enthousiaste clubs van Boys-scouts en in 1903 begroette een grote schare Scouts Baden-Powell bij terugkomst in Engeland. Een imperiumwijde paramilitaire organisatie was geboren.
In Engeland ging men voortvarend te werk met het opzetten van het kindleger à-la Baden-Powell en op 31 juli 1907 werd daarvan de ultieme basis gelegd. Op Brownsea Island werd onder supervisie van Baden-Powell een tiendaags kamp opgezet met 22 jonge deelnemers afkomstig uit verschillende lagen van de maatschappij. De deelnemers aan dit kamp werden geleverd door de al opgerichte maar minder succesvolle Boys Brigade uit Bournemouth die in 1886(!) al een soortgelijk kamp gehouden had in het Schotse Tighnabruach. Het waren overigens de leden van deze op 4 oktober 1883 door William Alexander Smith opgerichte (maar oorspronkelijk slecht van de grond komende) Boys Brigade die Baden-Powell in 1903 zo enthousiast ontvingen!
Speciaal ter ondersteuning van het kindlegerproject werd in 1907 het blad The Scout opgericht waarin de jeugd enthousiast gemaakt werd om zich bij de beweging aan te sluiten en werd opgeroepen zich door het dragen van het scoutinguniform te onderscheiden van de andere bestaande splintergroepen, zoals de Boys Brigade en de Y.M.C.A. De latere Sir Cyril Arthur Pearson, multimiljonair, mediamagnaat en grondlegger van de Daily Express, was de grote man achter The Scout. De Daily Expres zou overigens in de Grote Oorlog één van de belangrijkste dagbladen zijn die een felle anti-Duitse propagandacampagne zou voeren en met name de Engelse pacifist en vredesactivist Edmund Dene Morel genadeloos onder vuur nam.
De tot kindervriend omgedoopte houwdegen Baden-Powell (door de propaganda misplaatst liefkozend B.P. gedoopt) kreeg alle steun die maar nodig was en één jaar ná Brownsea Island hadden al meer dan 60.000 jongens zich als Scout laten registreren. Het dragen van trui, das, korte broek, sportkousen en grote hoed was een fel begeerd iets geworden onder de gemanipuleerde jeugd.
Trots zweerden zij eeuwig trouw aan God, King and Country. In 1909 bestond het kindleger al uit ruim 100.000 gemotiveerde en getrainde jongens die op een speelse manier bekend werden gemaakt met de elementaire krijgsbeginselen, kennis die ze vijf jaar later in de praktijk mochten en moesten testen. 1909 was ook het jaar dat de Scoutingbeweging een plotselinge grote sprong voorwaarts zou maken. Twee grote manifestaties, één van 10.000 en één van 6.000 deelnemende Scouts, zorgden voor de daarvoor benodigde promotionele ondersteuning. Baden-Powell werd in datzelfde jaar voor zijn verdiensten voor The Empire door de koning tot ridder geslagen, kreeg het Victoria Cross omgehangen en William Alexander Smith mocht in dat jaar de titel ‘Sir’ voor zijn naam zetten.
Ook buiten Engeland werd hard gewerkt aan de oprichting van divisies van dit kindleger. In 1909 gaf de Amerikaanse miljonair en mediamagnaat William Dickson Boyce de opdracht voor de vorming van de Amerikaanse tak. Op 8 februari 1910 werd – met ondersteuning van de Amerikaanse tak van de Y.M.C.A. – de Boy Scouts of America (BSA) opgericht. Boyce werd vicepresident van de BSA en verplichtte zich voor de periode van 3 jaar een soortgelijk weekblad als The Scout te financieren voor het opzetten van die Amerikaanse tak. Ook andere financiers staken grote sommen geld in de BSA, zoals oliemagnaat John D. Rockefeller – vooraanstaand lid van de Pilgrims Society, bankier Mortimer F. Schiff, de bank Kuhn, Loeb & Co en Frederick Forrest Peabody, president van de Cluett Peabody Company Inc. én directeur van één van de bij de Federal Reserve aangesloten banken. Alle reeds bestaande concurrenten zoals de Woodcraft Indians en de Sons of Daniel Boone werden door de BSA geassimileerd. Een andere Amerikaanse miljonair en mediamagnaat die ook wel brood zag in zo’n privé kindleger was William Randolph Hearst. In juni 1910 werd in zijn opdracht de American Boy Scouts (ABS) opgericht maar na onderling overleg werd door de elites besloten de krachten te bundelen en in december 1910 ging de ABS volledig op in de BSA.
Op 27 oktober 1910 zou door de Londense uitgever Andrew Melrose het blad Boys of the Empire op de markt gebracht worden waarin de Scoutingorganisatie werd gepromoot. Het blad maakte onderdeel uit van de Empire League (Rijks Alliantie) die van de jongens onvoorwaardelijke trouw en loyaliteit eiste. Deze organisatie kende invloedrijke schutspatronen zoals de Hertog van Marlborough (de vader van Winston Churchill) en Lord Charles Beresford die later de positie van Chief Sea Scout zou bekleden binnen de Scouting.
Aangezien de geplande oorlog op uitbreken stond moest Baden-Powell in 1911 zijn functies in het reguliere leger neerleggen om zich vanaf dat moment volledig in te zetten voor de opbouw van the Army of Boy Scouts. In 1911 zou deze Enfant-erie (Infanterie=kindleger) al uit meer dan 200.000 militair getrainde, gemotiveerde en direct inzetbare gemanipuleerde jonge mannen bestaan. In aantal ruim 50.000 méér dan het aantal soldaten dat het reguliere Engelse leger op dat moment groot was. In 1912 bracht Baden-Powell een bezoek aan de Amerikaanse tak en werd daar door 5.000 scouts uit heel het land begroet.
Groepen scouts die daarvoor nog nooit gezamenlijk hadden opgetreden gaven een perfecte demonstratie van de door hen ontvangen militaire training door als één eenheid perfect samen te werken. Wereldwijd kwamen alle scoutingafdelingen onder het commando te staan van de Chief Scout persoonlijk, afdelingen die voor een klein deel werden betaald uit de bijdragen van de misleide kinderen zelf, maar voor het overgrote deel gefinancierd werden door de belanghebbende economische en politieke machthebbers.
Bij aanvang van de oorlog – in augustus 1914 – werd de Scoutingbeweging overgezet naar oorlogstoestand en 150.000 van hen (waaronder véél officieren) zouden zich direct voor oorlogsdeelname melden en ruilden hun Ashanti-stok en mes in voor geweer met bajonet. De in 7-jaar tijd opgezette perfect geoliede paramilitaire organisatie vloeide naadloos over en verdubbelde op slag ruim de getalssterkte van het staande beroepsleger. Generaal Kitchener liet generaal Baden-Powell weten erg tevreden te zijn met de kwaliteit van de Scouts die als een soort van Nationale Reserve direct inzetbaar waren.
Ze patrouilleerden langs spoorlijnen, bewaakten bruggen, werden ingezet als koeriers, werkten in hospitalen en waren actief als hoornblazers die waarschuwden bij luchtalarm. Op 5 augustus 1914 werden de zeeverkenners officieel ingezet voor de kustverdediging en tienduizenden van hen zouden de Engelse kusten de opvolgende 6 jaar verdedigen. Samen met Kitchener onderzocht Baden-Powell of de Scouts op meer terreinen ingezet konden worden. Eén van de eerste acties was het in 1914 introduceren van de jongste afdeling – de Welpen – de 9 tot 12 jarigen. Van de vele Scouts die naar het slachtveld vertrokken zouden er meer dan 10.000 hun land niet meer levend terugzien.