Als 5-jarige kleuter belandde Otto Paul Uthgenannt samen met zijn ouders en 3 jaar jongere zusje in het concentratiekamp Buchenwald, alleen hij overleefde de gruwelijkheden. Meer dan 72 familieden verloor de Joodse inwoner uit het Duitse Wittmund (Ost-Friesland) in de Holocaust.
In honderden lezingen op scholen, verenigingen en manifestaties vertelde Otto in de afgelopen achttien jaren van de verschrikkingen, hoe hij dagelijks de toiletten van de SS moest leegscheppen, gedwongen werd koude baden te nemen en gesteriliseerd werd, nauwelijks te eten kreeg en half verhongerde. Over zijn zieke vriend Daniel, die op de lijst geplaatst was om vergast te worden, een moord die door de bevrijding van Buchenwald door de Amerikanen op 11 april 1944 voorkomen werd.
Het was Karsten Krogmann, redacteur van de Nordwest Zeitung, die het verhaal van Uthgenannt kritisch onder de loep nam en tal van onvolkomenheden en onmogelijkheden boven tafel haalde. De op 28 mei 1935 geboren Uthgenannt was geen kampgevangene geweest, niet Buchenwald of enig ander kamp vastgezeten. Beide ouders en zus overleefden de oorlog, zijn vader keerde in 1947 terug uit Russische gevangenschap, bezat het kamp Buchenwald geen gaskamer en was de familie evenmin Joods. Op 7 december 2012 maakte een publicatie van Krogmann een einde aan de carrière van de gruwelsprookjesverteller Uthgenannt.
“Waarheden die niet aan een continue uitdaging worden onderworpen, houden uiteindelijk op de werking van waarheid te hebben omdat zij door overdrijving tot leugen worden gemaakt” – John Stuart Mill, Engels sociaal-filosoof & econoom.