De in 1862 in Sankt Vith geboren Silvio Gesell was een maatschappelijk betrokken mens. Hij werd omschreven als sociaal hervormer en financieel theoreticus, de bekende econoom John Maynard Keynes noemde hem een anti-marxistisch socialist. Gesell noemde zichzelf liever een Freiwirtschaftler (Vrij-econoom)
Gesell was van mening dat het welzijn en welvaart van de mens in sterke mate afhankelijk was van het geldende economische systeem, een systeem dat een kleine machtselite door middel van enkele simpele wetten controleerde. Gesell zag rente op ruilmiddelen en bodemrente als belangrijkste elementen die een rechtvaardige welvaartsverdeling in de weg stond.
Om (wereldwijd) te komen tot een eerlijke welvaartsverdeling moesten volgens Gesell alle wettelijke en overgeërfde voorrechten afgeschaft worden. Daarnaast mocht geld alleen nog dienen als ruilmiddel, niet als spaarmiddel en net als de waren of diensten waarvoor het als ruilmiddel werd ingezet een beperkte geldingsduur hebben. Geld moest een maximale houdbaarheidsdatum meekrijgen, grondspeculatie moest verboden worden en onder het nastreven van eigenbelang zou een vrije en eerlijke concurrentie gelijke kansen voor iedereen moeten bieden. Door het ontbreken van ‘onrechtmatige’ of ‘onverdiende’ rente zouden de minder begaafden en geslaagden niet bijdragen aan de resultaten van de meer begaafden en actieven. Voor allen zou voldoende (ruil) middelen beschikbaar zijn. Gesell was van mening dat het ruilmiddel geld de mens moest dienen en niet beheersen en dat daarom de geldhoeveelheid door overheidscontrole gereguleerd en vrij moest zijn (Freigeld). Dit laatste was niet in het belang van de kleine geldelite die geen concurrentie wenst op dat gebied, ZIJ bezit absolute en onvoorstelbare macht in het geldwezen. Vandaar ook dat deze elite van ganser harte de utopistische Duitse econoom Karl Marx ondersteunde die in feite een bezitloze massa voorstond en waar alle bezit onder controle gesteld werd van de staat, c.q. een uitverkoren elite. Zonder welwillende ondersteuning van het – ogenschijnlijk tegenstrevende – Grootkapitaal zou ‘Daß Kapital’ niet in die oplage en al die vertalingen verschenen zijn als het geval geweest is en zou het zéker niet dié invloed hebben gehad op de brede volksmassa.
Toen in 1918 de Groote Oorlog op zijn einde liep verscheen in de Berlijnse krant Zeitung am Mittag de navolgende haast profetische bijdrage van Gesell’s hand:
‘Ondanks de heilige belofte van de naties om oorlog voor altijd uit te bannen, ondanks de roep van de massa’s “Nooit meer oorlog!” en in het gezicht van allen die hopen op een betere toekomst, moet ik het volgende stellen: als men volhardt in het huidige monetaire stelsel – de door interest aangedreven economie – durf ik vandaag nog te voorspellen dat het geen 25 jaar zal duren voor we een nog veel ergere oorlog zullen meemaken. Evenals in vroeger tijden zullen pogingen worden ondernomen om vreemde gebieden te annexeren en voor dit doel zullen wapens worden vervaardigd met als rechtvaardiging dat dit tenminste werk geeft aan de werkelozen. Wilde revolutionaire bewegingen zullen zich vormen onder de ontevreden massa’s en er zal een giftige bloem van extreem nationalisme bloeien. Tussen landen zal geen wederzijds begrip meer zijn en uiteindelijk kan dit slechts leiden tot oorlog’.
“The currency should be, like railways, simply a public organisation for mediating the exchange of commodities; those who use it should be obliged to pay freight.”
Silvio Gesell – The Nationalisation of Money – 1892