Over het Duitse bombardement bestaat veel onduidelijkheid. Hoewel de Nederlanders en Duitsers druk in onderhandeling waren over de capitulatie van de stad, werd de stad tóch gebombardeerd. Allerlei geruchten en onduidelijkheden doen de ronde, alsmede de geheimzinnige vuurpijlen die werden afgeschoten tijdens de aanval en de vermeende hoeveelheid burgerslachtoffers die daarbij het leven gelaten zou hebben (de Britten noemden het volledig imaginaire getal van 30.000 slachtoffers)
In het boek De Hemel stond in brand is een goede poging gedaan een korte maar zeer realistische reconstructie te maken van die fatale aanval, waarvan hier de onverkorte weergave:
“Na de Duitse aanval op 10 mei 1940 in het neutrale Nederland stond de [Duitse] generale staf alras voor hetzelfde probleem als in Polen. Het Nederlandse leger trok zich vrij snel uit het oostelijk deel van het land terug, om des te koppiger tegenstand te bieden in Vesting Holland, een gebied dat omsloten werd door waterwegen en de Noordzee”.
In Rotterdam had de Wehrmacht een grote brug over de Maas veroverd, en daarmee een belangrijke toegang tot de Vesting Holland. Maar in het op de andere oever gelegen centrum van de stad hielden de Nederlandse troepen stand. De geplande Blitzfeldzug leek in gevaar te komen. Hitler en zijn generaals vreesden dat Britse troepen in de Vesting Holland zouden landen en zich daar zouden nestelen. Bovendien wilde Hitler de rug zo snel mogelijk vrij hebben bij de strijd tegen Frankrijk.
Op de avond van 13 mei gaf de bevelhebber van het 18e leger, generaal Georg von Küchler, derhalve de volgende order: “Weerstand in Rotterdam met alle middelen breken, desnoods moet vernietiging van de stad aangekondigd en uitgevoerd worden”. Dit bevel stond aan het begin van een fatale reeks orders en tegenorders, waardoor operaties van de Luftwaffe en onderhandelingen door officieren te velde tegelijkertijd maar tegenstrijdig verliepen.
Het gevechtseskader 54 ontving al diezelfde avond het bevel Nederlandse verzetszones in het centrum van Rotterdam met bommentapijten te verpletteren. Ondertussen stelde generaal Rudolf Schmidt een oproep aan de stadscommandant en burgemeester op om te capituleren. Anders zou hij de noodzakelijke middelen inzetten, die kunnen leiden tot de volledige verwoesting van de stad.
Om tien over half elf de volgende ochtend staken een legerkapitein, een eerste luitenant, die Nederlands sprak, en een commandant van de speciale propagandacompagnie zwaaiend met een grote witte vlag de Maasbrug over om de eis tot overgave te overhandigen. De avond daarvoor was de luchtaanval op Rotterdam gepland voor drie uur ’s middags.
Nu begonnen de tijdschema’s door elkaar te lopen. Toen de Duitse onderhandelaars de rivier waren overgestoken, werden ze eerst op onwaardige wijze ontwapend. Hun pistolen werden in het water gegooid. De stadscommandant, kolonel Philip Scharroo, trad weliswaar zeer correct op, maar wilde zo’n cruciale beslissing niet zonder toestemming van het hoofdkwartier in Den Haag nemen. Met deze mededeling kwamen de Duitsers om tien over half twee terug bij hun commandopost. Om kwart over twee telegrafeerde generaal Schmidt aan het luchtcommando: Aanval wegens onderhandelingen uitgesteld.
Maar toen waren de bommenwerpers, die ruim anderhalf uur nodig hadden voor de vlucht van hun bases Quakenbrück, Delmenhorst en Hoya naar Rotterdam, al onderweg.
Onderwijl verscheen op de Duitse commandopost een afgevaardigde van de stadscommandant. De eis tot capitulatie was niet ondertekend, noch was de militaire rang van de afzender vermeld, en kolonel Scharroo verzocht dit, na overleg met zijn hoofdkwartier, alsnog te doen. De Nederlanders stonden kennelijk op een formaliteit om tijd te winnen. Maar het was vijf voor drie toen generaal Schmidt de afgevaardigde de uitvoerige en getekende voorwaarden voor de capitulatie overhandigde. Tien minuten later vielen de eerste bommen op Rotterdam.
Het radiotelegrafisch bevel tot uitstel van de aanval was pas via diverse zenders op het betreffende commandocentrum beland. Het was te laat de piloten via de radio te verwittigen; ze hadden de sleepantennes voor de ontvangst op grotere afstand al ingehaald. Er was nog één mogelijkheid ingebouwd een aanval op het laatste moment af te blazen. De troepen op de grond moesten dan rode lichtkogels afschieten.
Op de brug over de Maas schoten de Duitsers om drie uur het ene lichtpatroon na het andere de lucht in. Het eskader gevechtsvliegtuigen was in twee formaties verdeeld. Wegens nevel en rook van het brandende schip De Statendam kon de commandant van de eerste formatie de signalen niet zien. De aanvoerder van de tweede eenheid had net bevel tot de aanval gegeven toen hij twee jammerlijke rode lichtpatronen omhoog zag komen. Hij boog af, gevolgd door zijn strijdgroep, die evenwel al ettelijke bommen had laten vallen. Maar de eerste bommenwerpers wierpen wel hun hele lading van zestig tot negentig ton bommen boven het centrum af.
Het gevolg was vernietigend. De hoofdwaterleiding was door een treffer gesprongen, zodat er niet kon worden geblust. Vanwege het toch al slechte zicht waren militaire en civiele doelen willekeurig bestookt. De binnenstad is één grote rokende puinhoop – een huiveringwekkend beeld, schreef de bevelhebber van de aanvallende legergroep B, kolonelgeneraal Fedor von Bock, in zijn dagboek. De stafchef van de Luftwaffe, Otto Hoffmannn von Waldau, noteerde: De aanval door twee groepen gevechts- en duikbommenwerpers veranderde Zuid-Rotterdam in een ravage, die de vergelijking met Warschau in alle opzichten kon doorstaan. Bij dit bombardement vielen ongeveer 900 doden. ca. 25.000 huizen, 2.500 winkels, 250 hotels en 1.350 fabrieken werden verwoest.
Bron: De Hemel stond in brand, De geallieerde bombardementen op Nazi-Duitsland, Pag. 49, 50, 51, door Stephan Burgdorff/Christian Habbe, uitgave: Mantheau/Standaard, Antwerpen, 2004, ISBN 90.712.0616.5