Home » Geschied-en-is » Een Keizer in Eijsden

Een Keizer in Eijsden

Keizer in Eijsden

 

Op 11 november 1918 rusten de wapens, de Groote Oorlog, de onvoorstelbare mensenslachting is aan zijn einde gekomen. Voorafgaand aan de wapenstilstand had de Duitse keizer op 9 november 1918 gedwongen afscheid genomen van kroon & troon. Op zondag 10 november 1918 arriveerde tegen zes uur in de ochtend een kleine colonne auto’s met onherkenbaar gemaakte emblemen bij de Zuid-Limburgse doorlaatpost ‘Witte Huis’ te Eijsden.

Door Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend

De Nederlandse gezant in Brussel, M.W.R. van Vollenhoven, was op zaterdagmiddag 9 november 1918 al door het keizerlijk hoofdkwartier op de hoogte gebracht van de komst van de keizer. De vertegenwoordiger van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken bij het Gouvernement-generaal in België, baron Oscar von der Lancken Wakenitz, had hem dit mondeling laten weten. Van Vollenhoven zond die 9e november 1918 om halfzeven ’s avonds dit bericht per koerier naar de Minister van Buitenlandse Zaken, Herman Adriaan van Karnebeek, die dit de volgende ochtend om ca. 4 uur ontving. Daarnaast stuurde hij attaché W.J.B. Verbrugge van s’Gravendeel op pad. Verbrugge van s’Gravendeel moest er voor zorgen dat het keizerlijke gevolg zonder problemen de grens passeren kon maar dat liep niet zoals gedacht. Verbrugge van s’Gravendeel meldde zich bij majoor-titulair Van Dijl te Maastricht met zijn boodschap toen van de grenswacht in Eijsden, sergeant Pinkaers, de telefonische melding binnenkwam dat “een aantal Duitse auto’s met Duitse generaals aan de grens op toelating in Nederland wachtte.”

De Duitse officieren lieten Pinkaers weten dat de Nederlandse regering hiervan “geheel op de hoogte” was. Pinkaers kreeg van hogerhand echter opdracht op nadere orders te wachten waarop majoor-titulair Van Dijl samen met luitenant-adjudant Brouwer naar Eijsden gereden is. Daar aangekomen nam Van Dijl contact op met waarnemend opperbevelhebber Willem Frederik Pop voor nadere orders en stond hij het Duitse gezelschap toe in Eijsden te wachten op de beslissing van hogerhand. De keizer reageerde daarop nogal lakoniek “misschien willen ze mij niet hebben, dan smijt u me er maar weer uit.” Drentelend over het perron en wachtend op de keizerlijke trein werd de asielkeizer door de toentertijd 17-jarige Limburgse hbs-leerling Victor Sniekers vereeuwigd met zijn fotocamera. In de loop van de middag werd het sein op groen gezet en rolde de keizer en zijn gevolg Nederland binnen.

Aangenomen moet worden dat zonder instemming van minister van Buitenlandse Zaken Van Karnebeek (die op zijn minst voorkennis toegedicht mag worden) het Duitse gezelschap onmogelijk zijn reis had kunnen voortzetten. In de Nederlandse kranten werd vanaf het begin driftig gespeculeerd over Nederlandse betrokkenheid en werd er verband gelegd met het bezoek van generaal Joannes van Heutsz aan het Duitse hoofdkwartier in Spa een paar dagen vóór de vlucht van de keizer. Bastiaan van Heutsz (Heutsz junior) die tijdens de oorlog nauwe banden had met de Duitse militaire inlichtingendienst, vergezelde senior tijdens dit bezoek dat plaatsvond van 5 tot 9 november 1918. Op 8 november 1918 werd er keizerlijk geluncht en behalve met de keizer zelf werd ook uitvoerig gesproken met veldmaarschalk Von Hindenburg, de Duitse opperbevelhebber.

Voormalig gouverneur-generaal van Nederlands Indië Van Heutsz sr. was als adjudant in buitengewone dienst van koningin Wilhelmina ook een man van gewicht en zijn meerdaagse bezoek kon niet bepaald als een beleefdheidsbezoek opgevat worden. De ‘Telegraaf’ schreef in haar avondeditie van 11 november 1918 Van Heutsz een belangrijke rol toe in de keizerlijke vlucht die – zoals de krant stellig beweerde – welbewust voorbereid was door het Militaire Huis van de koningin. Volgens de in 1991 overleden Nederlandse historicus Mr. Dr. C. Smit moest in de directe kring van koningin Wilhelmina gezocht worden naar personen die verantwoordelijkheid droegen voor de toelating van de keizer. Hij achtte “gezien de vriendschappelijke verhouding, waarin de Duitse keizer sedert zijn jeugd tot koningin Emma heeft gestaan” inmenging van haar kant niet ondenkbaar.

Het ‘Rotterdamsch Nieuwsblad’ schreef op 11 november 1918 “Toen de vorige week gemeld werd, dat generaal Van Heutsz naar het Duitsche hoofdkwartier vertrokken was, begreep niemand waartoe deze reis diende. Nu is het waarschijnlijk, dat toen reeds een vertrouwensman de Nederlandsche Regeering, die te voren wel zal zijn ingelicht over mogelijke gebeurtenissen, bij de maatregelen voor een vlucht naar ons land kan hebben geadviseerd.“

Dat er ruim van tevoren al plannen werden gemaakt om de keizer in Nederland onderdak te geven en dat óók koningin Wilhelmina hierin een rol gespeeld moet hebben bleek uit teruggevonden archiefstukken in de Franse militaire archieven waarvan het blad ‘Elsevier’ op 7 oktober 2006 melding maakte. Op 9 oktober 1918 zond de Franse militaire attaché in Den Haag het volgende codetelegram naar het Franse ministerie van Oorlog in Parijs “Uit betrouwbare bron is vernomen dat het hof de burgemeester van Oldenzaal heeft opgedragen maatregelen te treffen voor de ontvangst, bewaring en doorzending van 40 koffers uit Duitsland. De koffers bevatten voorwerpen van grote waarde van het keizerlijk hof en moeten worden gestuurd naar het kasteel van graaf Bentinck dicht bij Arnhem.”

Uit dagboekaantekeningen van kapitein C.A. van Woelderen van de Nederlandse Militaire Inlichtingendienst blijkt dat de Fransen naar aanleiding van dit telegram op 10 oktober 1918 telefonisch contact opgenomen hebben met de afdeling censuur van de Generale Staf van het Nederlandse Leger. Het voorstel om de keizer voorlopig onderdak te geven op het Amerongse landgoed van graaf Godard van Aldenburg Bentinck was afkomstig van minister Van Karnebeek. Het was een puur strategisch voorstel, de Nederlandse Bentincks hadden een Engelse en Duitse- familietak en de keizer was enkele jaren voor de oorlog al eens ontvangen door een Bentinck. Op 9 augustus 1909 was het keizerlijk echtpaar met prinses Victoria Louise ontvangen op landgoed Middachten in de gemeente Rheden bij een oudere broer van graaf Godard van Aldenburg Bentinck, graaf W.C.P.O. Bentinck Waldeck-Limpurg. Toen de laatstgenoemde in 1916 overleed was prins Hendrik, (Heinrich von Mecklenburg-Schwerin, de echtgenoot van koningin Wilhelmina), één van de weinige intimi die achter de kist van de overledene aanschuifelden. De zoon van deze gestorven graaf, Willem van Bentinck van Middachten, diende nét als een van zijn jongere broers én zijn oom Karel onder de banieren van de Duitse keizer.

Het verslag dat Van Heutsz sr. van zijn bezoek aan de keizer in Spa gemaakt had en mogelijk meer duidelijkheid had kunnen verschaffen is (heel comfortabel) in 1941 vernietigd. Zoals gezegd kreeg de Duitse asielzoeker voorlopig onderdak in het Bentinckkasteel in Amerongen waar hij zo’n 1,5 jaar onderdak vond. Als aanvullend detail kan hier vermeld worden dat de zoon van huisheer graaf Godard van Aldenburg Bentinck nét als de eerder genoemde Bentinck-telgen als Nederlands staatsburger onder Keizerlijk vaandel gediend hadden, iets wat overigens alleen onder beperking maar met Koninklijke goedkeuring kon geschiedden.

Op 16 augustus 1919 kocht de keizer van Wilhelmina Cornelia baronesse van Heemstra-de Beaufort lustslot Huize Doorn met het bijbehorende landgoed van 59 hectare voor de prijs van 500.000 gulden. Bij het opmaken van de akte werd 1/5 deel voldaan, het resterende deel bij de feitelijke overdracht op 31 oktober 1919. In Huize Doorn zou hij uiteindelijk de rest van zijn leven doorbrengen, op 4 juni 1942 stierf hij op 83-jarige leeftijd.