Het meest noodlottige bombardement dat Den Haag in het kader van het uitschakelen van de lanceerinstallaties van de vliegende bommen te verduren kreeg, was dat van het Bezuidenhout. [3 maart 1945]. Dit bombardement is door nogal wat onduidelijkheden omgeven. Zoveel is zeker, dat de Britse luchtmacht geprobeerd heeft om de in het Haagse Bos opgeslagen V2-wapens en lanceerplaatsen te vernietigen. De geallieerden hebben in de periode van 22 februari tot 3 maart met grote vasthoudendheid gebombardeerd. Op 2 maart huilden wel 23-maal de sirenes.
Er zijn er enkele redenen aan te geven, waarom vooral in de tweede helft van februari het rakettenvuur en het aantal bomaanvallen ontzettend toenam. Zoals ik al eerder heb opgemerkt, was de belangrijkste reden voor het groeiend aantal lanceringen de beschikbaarheid van voldoende transportmaterieel voor de raketten. Bovendien konden nu ook de V2’s uit het testgebied Heidelager in Polen gebruikt worden. Ten derde heeft op 17 februari het ministerie van Luchtvaart het Haagse Bos als hoofddoel van Fighter Command aangewezen en opdracht gegeven het aantal aanvallen op te voeren. Het werd echter een week van slecht weer.
Zo voerde de Britse luchtmacht in de tweede helft van februari 548 aanvallen uit en wierp daarbij 108 ton aan bommen uit. Driekwart van de bommen kwamen in het Haagse Bos terecht. Op 21 en 22 februari bereikte de acties een hoogtepunt. Tweehonderd-en-twintig aanvallen werden toen uitgevoerd. De piloten wierpen 46 ton uit, waarvan 42 ton op het Haagse Bos en omgeving terecht kwam.
Niet voor niets nam de RAF het besluit om tot krachtiger maatregelen over te gaan om de V2-lanceringen te bestrijden. Het aantal doden ten gevolge van de toegenomen raketbeschietingen sprong immers omhoog. Daarom waren meer ingrijpende acties noodzakelijk. Als het Haagse Bos niet zou worden vernietigd, zo meende de luchtmacht, dan zou van een doeltreffende bestrijding van de V2 geen sprake zijn. Daarom werd besloten om op 3 maart met middelzware machines een oppervlaktebombardement uit te voeren, dat tot doel had alles binnen een bepaalde ruimte te vernietigen. De gevolgen waren catastrofaal. Niet voor de V2, maar voor de Haagse bevolking. Door fouten in de instructie kwam een groot deel van de bommen in het Bezuidenhout terecht in plaats van in het Haagse Bos.
Ik citeer het illegale Blad Trouw, dat m.i. de sfeer van die tijd goed weergeeft:
“De verschrikkingen van de oorlog nemen hand over hand toe. Wij hebben Den Haag zien branden na de vreselijke bombardementen in verband met de V2-startplaatsen. Wij hebben de rookkolom gezien, die naar het zuiden afdreef en in volle zwaarte is het gericht van de oorlog op ons neergekomen. Midden in het Bezuidenhoutkwartier hebben wij de bommen op de Haagse woonwijk naar beneden horen gieren en de dood en verderf zaaiende projectielen vielen enige honderden meters van ons af. Tegelijkertijd hebben wij de brullende en brandende V2 de lucht in zien gaan, telkens als zij opgingen de adem inhoudend of zij niet zouden mislukken en neerstorten op de huizen van de bewoners.
Het is een verschrikking de monsters in de nacht midden tussen de huizen te zien opgaan, heel de omtrek verlichtend. Wie denkt zich niet in de ontzettingen, die er meer te beleven zijn in zulk een “frontstad” als Den Haag nu is, als het meer dan tien dagen achtereen wordt gebombardeerd? Fel brandende en rokende gebouwen, een stad verstikt van den walm, vluchtende vrouwen en kinderen, de mannen slepend en zeulend met het overblijfsel van het huisraad, dat zij nog uit de chaos proberen te redden. Wat een ellende, wat een noden”.
De resultaten zijn bekend: meer dan 500 burgers kwamen om, ruim 400 werden vermist van wie velen nooit werden teruggevonden en meer dan 200 mensen werden ernstig gewond. Ongeveer 30.000 mensen raakten dakloos.
De Nederlandse regering was ontzettend kwaad over deze gebeurtenis, vooral omdat de Engelsen haar van tevoren niet hadden geraadpleegd. “Hier gold het een operatie, die nooit zou zijn toegestaan en die, toestemming of geen toestemming, niet de geringste zin had”, constateerde minister-president P.S. Gerbrandy. Premier Winston Churchill had voor de verwijten van de Nederlanders volkomen begrip.
Op 18 maart 1945 schreef hij een vinnig briefje aan het comité van stafchefs, aan de secretaris voor de luchtmacht en de chef van de luchtmachtstaf, waarin hij zijn verontwaardiging over het onnauwkeurige bombardement niet verbloemde en tevens wees op het geringe resultaat bij de bestrijding van de V2-startplaatsen. “Mijn klacht gaat in twee opzichten over het ministerie van de Luchtvaart en de Koninklijke Luchtmacht. Op de eerste plaats laat het zien, hoe zwak onze pogingen zijn geweest om de raketten te bestrijden. Ten tweede het buitengewoon slecht mikken op de doelen, die tot deze slachting van Nederlanders heeft geleid. Wij hebben talloze verslagen ontvangen van het bombarderen van nauwkeurig bepaalde Gestapo huizen in Nederland en van andere bijzondere punten. Er zijn goede aanwijzingen gegeven over de plaatsen, waar de raketten zijn opgeslagen, en van de spoorlijnen, die moesten worden vernietigd om de aanvoer van raketten tegen te houden. Dit alles moet beschikbaar geweest zijn uit informatie van de Luchtmacht. In plaats van deze doelen met grote precisie en regelmaat aan te vallen, zijn de piloten er alleen maar in geslaagd bommen uit te strooien over deze onfortuinlijke stad. De bomaanval had geen enkel effect op de V2-lanceerplaatsen, maar des te meer op onschuldige mensenlevens en gevoelens van een bevriend volk”.