Jaren geleden heb ik nog onderzoek gedaan naar het gedrag van de Haagse politie. Voor geïnteresseerden hierbij een gedeelte uit een rapport dat tijdens de oorlog is opgesteld door een Haagse rechercheur die tevens in het verzet zat. Voor de goede orde: alleen de politiemannen die lid waren van de NSB (in totaal nog geen 3%) hebben na de oorlog terecht gestaan. De overige 97% is nooit vervolgd en zijn nog jarenlang in dienst van de Haagse politie gebleven. In verband met de privacy van de huidige familieleden zijn de namen van de betrokkenen weggelaten.
In september 1940 werd in het Haagse bos met krijt geschreven: Doodt Hitler. Hoofdinspecteur…(geen NSB’er) liet door de rechercheurs…(er volgen twee namen; geen NSB’ers) de zaak onderzoeken. Zij slaagden erin de daderes te vinden en leverden haar aan de Duitsers over. Zij werd naar een Duits concentratiekamp overgebracht.
In 1941 leidde de Haagse politiecommissaris…(geen NSB’er) met grote ijver de rijwielvordering tot zelfs in de stationsrijwielstallingen. Hij sloofde zich hiervoor uit en kwam veel op feestjes van de Duitsers.
De Duitsers verlangden van de Haagse politie een lijst met opgave van de Joodse personen en zaken. Hieraan werd door de Haagse politie voldaan; het gebeurde onder leiding van de commissaris van politie…(geen NSB’er), de brigadier…en een groot aantal rechercheurs (geen NSB’ers). Er werd zelfs op zondag doorgewerkt en men stelde er prijs op te verklaren, dat men zeer precies was geweest (het is hun na de bevrijding niet verweten, wat het waren ‘goede vaderlanders’). Idem moest een lijst worden gemaakt van asociale elementen. Hieraan werd voldaan door…(er volgen drie namen, geen NSB’ers). Aan deze lijst werden ook een aantal Joodse namen toegevoegd onder andere die van Ph. Prins en de gebroeders Turfruyter, die opgepakt werden en nooit zijn teruggekeerd.
In 1942 ging een grote opslagplaats van de Duitse Wehrmacht in de Lulofdwarsstraat in de as. Het was geslaagd werk van verzetslieden. Op de Duitse eis werd door de Haagse politie onder commissaris…(geen NSB’er) met een groot aantal politiemannen…(er volgen vier namen; geen NSB’ers) de vervolging van de betrokken verzetsgroep aangepakt. Het gelukte hen door ‘uitmuntend speurwerk’ volledige klaarheid te bereiken. Het resultaat werd aan de Duitsers medegedeeld met als gevolg dat door hen 200 mannen zijn gearresteerd, van wie er 80 zijn gefusilleerd.
In 1942 verleenden een 300 politiemannen (onder wie maar 14 NSB’ers) hulp bij de arrestatie van Joden. Ze brachten hen naar het gebouw van de Joodse Raad, Paviljoensgracht 27c, vanwaar hun transport werd geregeld. Door de Duitsers zijn toen circa 2000 Joden weggevoerd, door de Haagse politie circa 17.000 Joden. De politiemannen deden dit werk graag op vrije dagen, want dan kon men meer declareren.
Aan de ‘Einsatzstab Rosenberg’, die de taak had het Joodse bezit in Den Haag ten bate van de bezetters te inventariseren, werd medewerking verleend door de Haagse politiemannen…(er volgen negen namen; geen NSB’ers). Zij hebben het totale Joodse bezit aan de Duitsers overgeleverd. Een aantal heeft hierbij ook zichzelf bevoordeeld. Na de bevrijding trof hen geen enkel verwijt.
Op wens van de Amsterdamse politie, die bijstand vroeg van hun Haagse collega’s ter ophaling van Joden in Amsterdam, ging op 25 mei 1943 een groep van 340 Haagse politiemannen, waaronder er maar 11 lid waren van de NSB, als vrijwilligers naar Amsterdam. Van hen wierp agent…(geen NSB’er) te Amsterdam een Jood, die zich verzette, zonder meer de trap af. Voor deze vrijwilligersdienst hebben de agenten 7,50 gulden beloning gekregen.
Op het Alexanderveld te Den Haag was een Haagse politieafdeling belast met de uitvoering van Duitse arrestatiebevelen. Hierbij dienden onder andere…(er volgen negen namen; geen NSB’ers). Ook zij arresteerden een zeer groot aantal mensen die betrokken waren bij het verzet, van wie velen de dood vonden. Ook de agenten van deze afdeling ondervonden na de bevrijding generlei last.
In 1943 vervolgden de Duitsers een verzetsman in de buurt van de Herman Costerstraat. Deze doodde een Duitse vervolger en wist te ontkomen. Maar de Haagse politiemannen…(er volgen twee namen; geen NSB’ers), die toevallig in de buurt waren, schoten de Duitsers te hulp, achterhaalden de vluchteling en leverden hem aan de Duitsers over. Het was zijn dood. De politiemannen kregen elk 300 gulden beloning van de Duitsers. Na de bevrijding werden ze gehandhaafd.
Dit zijn dus alleen maar een aantal Haagse gegevens. Ook in de documentatie-archieven van de Amsterdamse politie is een veelvoud van gelijke gegevens te vinden. Het NIOD weet de weg.
Tot slot nog een voorbeeld hoe krom de naoorlogse rechtspraak was. In Amsterdam moest een NSB-politieman voorkomen voor het ophalen van twee Joden. Normaliter zat de betreffende politieman altijd achter zijn bureau, maar door ziekte van een collega moest hij een keer mee om de twee Joden op te halen. Voor de rechter erkende hij dit ook. ‘Maar,’ zo vroeg hij aan de president, ‘mijnheer de president, hoe zit dat nu? Ik ben inderdaad een keer ingevallen om twee Joden op te halen, maar de anderen van ons bureau hebben er honderden opgehaald en die doen momenteel nog steeds dienst.’ ‘Dat zit zo,’ antwoordde de president, ‘de anderen deden het met tegenzin, maar omdat u lid van de NSB was, deed u het met plezier.’