De dood van de 13-jarige Hamza al-Khateeb eind april 2011 zorgde voor grote beroering in de Syrische stad Daraa. Hamza zou door het Syrische leger zijn vermoord na eerst gruwelijk te zijn gemarteld en verminkt. De Syrische oppositie riep hem tot martelaar uit en verklaarde de knul tot boegbeeld van de Syrische revolutie.
Eerder die maand hadden anti-regeringsdemonstraties in de stad al voor een ontvlambare situatie gezorgd en ondernam het Syrische leger tegenmaatregelen om de rust te herstellen. Aangewakkerd en gevoed door religieuze tegenstelling binnen de islam kwam het eind april tot een gewapende confrontatie tussen gewapende militanten en Syrische politie. Op 29 april riepen radicale imams hun gelovige toehoorders op het politiedistrict te bestormen, de agenten te vermoorden, zich te vergrijpen aan de echtgenotes van de agenten en hen als sex-slaven (sabaya) te gebruiken.
Hamza zou als onschuldige toeschouwer aanwezig geweest zijn. De Syrische oppositie schilderde hem af als slachtoffer die, opgepakt door de Syrische veiligheidsdiensten, eerst uitvoerig gemarteld en verminkt werd om daarna met drie schoten om het leven gebracht te worden.
Naderhand bleek uit onderzoek van o.a. de onderzoeksjournaliste Eva Karene Bartlett en mensenrechtenactivist Kevork Almassian dat Hamza zich onder de door de imams opgezweepte mensenmassa bevond. Hij bevond zich zelfs – gewapend – vooraan in de wild schreeuwende meute die de verkrachting van de vrouwen als strijdkreet voerend in de aanval gegaan waren. Hamza werd daarbij drie keer in bovenlichaam en buik geraakt en stierf ter plekke aan zijn verwondingen. Zijn lijk werd door de opstandelingen meegenomen en weggevoerd en gehavend en al pas na enkele dagen aan zijn familie overhandigd. Sectie wees uit dat hij door kogels gedood was en waren er geen sporen van marteling of mutilatie.