Home » Simsalaboliek (Pagina 2)

Categoriearchief: Simsalaboliek

Lentefeesten in de Lage landen

In heel Europa komen heidense groepen samen om het lentefeest te vieren. Het is geen feest van een bepaalde stroming of subcultuur maar een feest dat al eeuwenlang gevierd werd (en wordt), ingebed is in onze cultuur en verschillende vormen heeft aangenomen naar gelang de tijd, de streek of de mate van verchristelijking.

Uit welke stroming komt dit lentefeest dan?` Het was een vraag die me enigszins verbaasde. We kennen het als het lentefeest, Ostara of paasfeest in de verchristelijkte vorm. Hoewel er verschillen zijn, komen een aantal elementen doorheen heel Europa en dus ook in onze landen terug: het vuur, de lentetak- of boom, de haan of haas, eieren, ommegangen of rituele dansen. In onderstaand artikel vertel ik meer over de betekenis van deze elementen in de hoop dat dit mensen aanzet om het lentefeest ook thuis in het gezin of met vrienden te vieren. Wie de diepere betekenis begrijpt, kan bewuster de lente binnenhalen.

Rondom het vuur

Het maken van vuren bij de terugkeer van de lente is een zeer oud gebruik en is pas recentelijk als rituele afbakening in de lage landen verdwenen. Nog in de vorige eeuw verzamelden jongeren in Nederland en Vlaanderen geruime tijd voor Pasen zo veel mogelijk brandbaar materiaal. Met karren gingen ze van deur tot deur. In elke streek hadden ze voor deze ommetocht andere gebruiken en terugkerende liedjes. Tussen de verschillende vuurdorpen was er een ontzettende concurrentie. Elk dorp wilde het hoogste en mooiste paasvuur hebben en schrok er niet voor terug om hiervoor bij de buren hout te gaan stelen. Er was zelfs een sterk uitgesproken voorkeur voor ‘gestolen`hout wat wijst op een soort mana-geloof (het geloof van bezieling, kracht in dode voorwerpen). Ze namen de kracht , de heilagr van het concurrerende dorp mee. Dit liep soms uit op echte vechtpartijen waarin men oude voorjaarsgebruiken van de rituele mannenbonden herkent. Deze vinden vandaag nog altijd plaats in bijvoorbeeld het Balticum. Men probeerde vroegtijdig elkaars vuur te laten ontvlammen, het vuur van de concurrentie te bedwingen door het uit te stampen of elkaars materiaal te stelen. Het is begrijpelijk dat men weken op voorhand de wacht hield bij de vuurplaatsen. Het gold als een grote oneer als het vuur vroegtijdig werd aangestoken door de concurrentie.

Het vuur had een tweeledige betekenis: het was een vreugdevuur over de terugkeer van het zonnelicht maar tevens een reinigings- en vruchtbaarheidsvuur. Het licht van het land (`landa ljóme) maakte de omgeving vruchtbaar. Tot zo ver het licht reikte, reikte de vruchtbaarheid. Het vuur had een zegende kracht. In het midden stond meestal een houten staak met daarop een teerton. Deze teerton werd op een oud wagenrad gezet die door wrijving ontvlamde en de kern van het vuur liet ontvlammen. Een zinnebeeld van de terugkeer van de zon. Hierdoor noemde men deze vuren ook noodvuren, waarbij nood verwant is aan het oud-duitse nûan of het saksische nôd wat wrijving betekent.

Dat deze vuren teruggaan op een oud lentegebruik, lezen we in de synode van 742 waarin Bonifatius zich krachtig verzette tegen het godslasterlijke vuur dat `nodfyr` werd genoemd terwijl het vaticaan in de `Indiculus Superstitionum et Paganiarum` het uit hout gewreven vuur, nodfyr genoemd, ten strengste verbood.Over winterkoningen of janussen verbranden

Soms wordt de winter gesymboliseerd door een stropop die ritueel wordt verbrand op het lentevuur. Dit gebruik kennen ze nog in West-Vlaanderen. In Dranouter noemen ze dit borelle. Een klepelman luidt de lente in en loopt met de dorpelingen van vuurplaats tot vuurplaats waar strooien winterpoppen in brand worden gestoken. Ook in Nederland kende men dit gebruik. In het oosten maakte men een tweezijdige pop die men Janus noemde: het droeg de winter en de zomer in zich en stelde de lente voor. Het werd ritueel verbrand op de paasvuren. In Denekamp noemde men deze pop Judas.

Over paastakken en -haantjes

Paasboompjes verzinnebeelden de wereldboom of Yggdrasil. De boom die alle werelden verbindt en dus onze band met het goddelijke herstelt. Eigenlijk heeft een boom dezelfde betekenis als een vuur. Het richt zich op naar de goden. Bovenop prijkt vaak een haan. De haan is de aankondiger van de zon. Hij zit volgens de edda bovenop de levensboom en verwittigt de Goden als de reuzen en de krachten van de onderwereld oprukken naar de Godenwereld om de laatste strijd te voeren. De haan is dus symbool van waakzaamheid en bewaker van leven. Als je je ooit hebt afgevraagd waarom er op zo veel kerken een haan staat, heb je hier het antwoord. Ook dit is een gebruik dat al eeuwen in gebruik is in de Lage landen. Elke streek heeft zijn eigen paastakken.

Over eieren

Het ei is een universeel symbool voor vruchtbaarheid. Wie aan eieren denkt, denkt aan de lente en de nestdrang van duizenden vogels. Zowel in de Finse als in de Indische traditie ontstond de schepping van de wereld uit een ei. Dat in de lage Landen ook het ei belangrijk geweest zal zijn, blijkt uit een grafvondst te Worms. In dit graf van 320 v.o.t. bevonden zich 2 beschilderde ganzeneieren als grafgift. Het had dus duidelijk een rituele functie. In Engeland zijn er rituele putten gevonden, verscheidene eeuwen gevuld met ganzeneieren, waarvan men denkt dat ze vruchtbaarheid afdwongen bij kinderloze vrouwen.

Bij ons werden eieren prachtig versierd met zonnesymbolen of spiralen met het kleurpigment van een rode biet of saffraan. Ook het ei zelf was een mooi zinnebeeld: een gele zon in de witte oerwateren. In heel Europa kende men het gebruik van de eierommetochten: een groep jongeren ging van huis tot huis om eieren te vragen. Op het einde van deze tocht werd een grote eierkoek gebakken en volgde een feestmaal voor alle aanwezigen. Dit gebruik maakte ik nog een aantal jaren geleden mee in Catalunya. Het gaat dus over onze grenzen heen.

Via de heidense vereniging Traditie leerde ik het eiergooien over een vuur kennen. Dit gebruik was me niet meteen bekend maar leek me wel logisch: de wereld opnieuw scheppen door een vruchtbaarheidssymbool met het goddelijk vuur te verbinden. In Duitsland zijn ook streken waar men eieren over de huizen gooide om de huizen te zegenen en een vruchtbare periode toe te wensen.

Iedereen kent nog het verstoppen van gekleurde eieren voor de kinderen. Hoewel dit vaak vervangen wordt door chocolade eieren is dit gebruik nog aanwezig en wijst het naar het terugkeren van de vruchtbaarheid van het land. In sommige streken komen de christelijke klokken, in andere streken de haas. Dat dit dier verbonden wordt met vruchtbaarheid is niet zo raar: het is een dier dat snel nakomelingen kweekt en verschijnt vanaf de lente in onze velden.

Over ratels, hoorns en ommegangen

In Thorn, een dorpje in Nederlands Limburg, kende men tot enkele jaren geleden het paasratelen. Een gebruik dat weinig van doen had met het Christelijke Pasen. Het was een oud scholierenrecht dat deze ratelaankondiging door de schooljeugd gedaan werd. In grote groepen verzorgden ze een `heidens` kabaal met ratels en kleppen om de lente aan te kondigen. Hierin herkennen we de bekende ommegangen van de rituele mannenbonden. In verschillende Limburgse en ook Duitse steden waren in de middeleeuwen naast ratels ook hoornblazers in de weer. Het was een algemeen gebruik dat de torenwachter van de burgemeester na het inblazen van de lente een heildronk ontving. Men beweerde dat het blazen boze invloeden afweerde. Nog niet zo lang geleden werd op 30 april in Valckenburg deze traditie nog in ere gehouden.

En verder

Er valt zo veel nog te vertellen over oude lentegebruiken. Elke streek heeft haar eigen gewoontes en gebruiken. Slechts een klein stukje van de sluier is opgelicht. Wie graag de gebruiken van zijn eigen streek kent, mag altijd contact met me opnemen. Indien ik er informatie over vind, zal ik het zeker doorgeven. Het is ook niet nodig om het perfect zoals vroeger te doen. Nieuwe rituelen kunnen en mogen ontstaan. Zolang de intentie maar duidelijk is: het benadrukken van de terugkeer van de lente, de zon, de vruchtbaarheid. Zelf houd ik me het liefste op de doorgegeven tradities omdat het een rechtstreekse verbinding is met onze voorouders en dit toch een extra dimensie geeft.

Goedele Janssens, zondag 19 maart 2017 – www.gudela.be

Bronnen:
Grolman, H.C.A.: Nederlandse Volksgebruiken; Kalenderfeesten.
Rooijakkers, G.: Rituele repertoires. Volkscultuur in oostelijk Noord-Brabant, 1559-1853.
Van Gilst, A.: Het paasfeest in geschiedenis en volksgebruiken.
Van der Ven, J.:Ons eigen volk in het feestelijk jaar.
Wormhoudt, L.: Goden en sjamanen in Noordwest-Europa.

Pasen & Ei

Pasen dat vandaag de dag als een christelijke feestdag bekend staat is van (oir-oer) oorsprong een eeuwenoud en pré-Germaans lentefeest ter ere van godin Ostara. Ostara was de godin van het levensbrengende zonlicht, de godin van het voorjaar, vruchtbaarheid en (her)geboorte.

Op de derde volle maan – (rond 21 maart!) – volgend op de winterzonnewende (Yule) waar de zon gestorven was, werd de terugkomst en de wedergeboorte van de zon gevierd. Ostara was en is een moment van omwenteling, het is het moment van balans tussen dag en nacht, licht en donker, leven en dood.

De naam is terug te herleiden naar het hedendaagse Duitse woord Ostern dat afgeleid is van het oud-Hoogduitse Ostarun dat op haar beurt weer verwees naar de godin Ostara. Het woord Ostara zelf is langs oude spraak- en woordverbindingen aan het runenschrift verbonden en bestaat uit de twee woorddelen, te weten Os en Tara. Met Os worden begrippen aangeduid als mond-(moeder)schoot-aarde-geboorte-ontstaan. Tara stond voor het begrip van het uit de aarde telen-zogen (in het Duits Erd-Zeugung). Het woord Terra dat aarde betekent is hier een afgeleide van. Uit het woorddeel Os is ook het woord Oste(r)n afkomstig, het oosten waar de zon opkomt, de plek waar de zon geboren wordt. Met de aanduiding Österreich wordt het Rijk van Ostara, Oostenrijk bedoeld

Vrij vertaald kan worden gesteld dat vanuit het oosten, tegelijk mét het levensbrengende zonlicht al het leven uit de aardse moederschoot ontspringt. Hetzelfde leven dat uiteindelijk weer terug zal keren naar dezelfde moederschoot. Dát was waar godin Ostara voor stond en staat, voor vruchtbaarheid, voort-leven en hergeboorte, leven-na-dood. De kleuren geel (van het zonlicht), groen (het nieuwe gewas, de herlevende vruchtbaarheid), rood (de kleur van de liefde en levensvrucht, de voortzetting van het leven/de bloedlijn) namen, naast het ei, kip, zwaan (en diverse andere vogelachtigen met later de haas als plaatsvervanger), een belangrijke plaats in bij alle vruchtbaarheidssymboliek.

Met zijn geel gouden dooier stond het ei niet alleen voor (her)geboorte maar symboliseerde het tegelijkertijd ook de (her)geboorte van de zon, het gouden zonne-ei. Het Ostera-ei is al sinds mensenheugenis daarvoor het symbool. Vaak werden en worden deze eieren beschilderd in de kleuren geel, groen en rood. In Oost-Europa is het rood schilderen van eieren met Pasen nog steeds een traditioneel gebruik. In Rusland worden rode paaseieren op het graf van een overledene gelegd. De verbinding tussen leven, dood en (her)geboorte is al eeuwenlang en in ontelbare culturen onlosmakelijk verbonden aan het ei.

Het zomersterrenbeeld Gallina (de Kip) heeft van oorsprong als voortbrenger van het ei, een belangrijke rol gespeeld in de vruchtbaarheidssymboliek. Lang heeft het sterrenbeeld onder de naam Gallina standgehouden om uiteindelijk na eeuwenlange her-namingen te eindigen als Cygnus. Onder de Nederlandse naam Zwaan bevind dit sterrenbeeld zich midden in de Melkweg. Gallina was onder meerdere namen bekend. In Mesopotamische tijden stond het bekend onder Ales (wat gevleugeld betekent en daarmee alles vogelachtige omsluitend zoals kip, gans, gier, zwaan, uil, aiver/uiver/ooievaar, etc.). Later ook als Avis (wat vogel betekent) of Avis Venerus of Myrtilus (wat vogel van Venus betekent). Nadat Griekse astronomen haar de naam Kuknos en Ornis, (een vliegend- / gevleugeld wezen) hadden toegedicht (dat naar diverse volgelachtigen verwees, in het bijzonder naar een voor-spellende en voor(t)-teken-brengende vogel) gaven de Romeinen haar de naam Cygnis (Signius, Signia, Sign = teken). De symbolische leven/dood/kennis brengende waarde en betekenis van kip, gans, gier, uil en ooievaar is in latere tijd al dan niet bewust gewist en overgegaan naar de haas. Sinds die tijd is het niet de kip die het levensei legt of de (ai-ui-oir-oerver)ooievaar die het nieuwe leven brengt maar de vruchtbare haas die het (gekleurde) ei van de vruchtbaarheid brengt.

Onder diverse andere namen staat Ostara bekend. In de Angelsaksische benaming als Eostre, de godin van het morgenrood (waar vandaan ook de naam Easter afkomstig is) Astarte, de Egyptische vruchtbaarheidsgodin die het gouden zonne-ei legde, Ishtar de Sumerische vruchtbaarheidsgodin, tot aan de Romeinse vruchtbaarheidsgodin Venus toe.

Ostara en haar naamgelijke vruchtbaarheidsgodinnen zijn ook terug te vinden in het woord star(t), dat een nieuw begin, aanvang, oer-sprong etc. betekent. In het Engelse woord Hare (Haas) is deze start verbinding ook terug te vinden, nl. (h)ayr, oir, oer.

Rond (gevlochten) en acht-vormige kring-broden symboliseerden naast vruchtbaarheid tegelijkertijd ook eeuwigdurendheid uit. Enkele voorbeelden van deze feestbroden zijn o.a. de Chalot* (een rond gevlochten brood waarin heel gelaten en meegebakken gekleurde eieren meegebakken zijn), de gevlochten Gal*, de spiraalvormige Challa* en de rijkelijk van spiraalvormige inkepingen voorziene Groninger tulband-broodcake, de Poffert ook bekend onder de naam Tulband.

(* Zowel de Chalot, de Gal en de Challa zijn o.a. aan het sterrenbeeld Gallina verbonden en maken behalve bij Ostara onderdeel uit bij alle pré-Germaanse, zon- en maan gerelateerde feesten)

Spek (vet) en honingkoek (zoet) maakten tot in de middeleeuwen onderdeel uit van het paasontbijt, naast eieren, gedroogd vlees, gedroogde vruchten, noten, granen, honing, etc. In verschillende delen van de wereld is het nog steeds gebruik ham te eten bij het traditioneel aan pas(s-er)en gekoppelde ontbijt (eten = leven). Zo bestaat het Oekraïense paasontbijt naast het brood o.a. uit worst, ham, ei, boter en room. Net als in Oostenrijk waar men eveneens een salade van het wortelgewas radijs/rettich gebruikt. Het vandaag de dag smeren van vet/boter op het brood heeft zijn oorsprong in het lentefeest ter ere van de godin Ostara.

Het hedendaags traditioneel Nederlands paasontbijt kent naast het brood ook ei en wordt vaak opgesierd met Boterlam, van boter gemaakte figuren als een, kip, zwaan (Gallina, Cygnus), haas etc. Na de kerstening waarin door de overwinnende monotheïstisch JudeoChristelijke geloofsleer de bestaande symbolen en rituelen van nieuwe betekenissen werden voorzien werd Ostara herdoopt tot Pasen. Het uit die geloofsleer stammende vertelling betreffende het geslachte lam werd als figuur toegevoegd aan de boterfiguren. Onveranderd is echter de symboliek gebleven die verwijst naar de overgang van de dood naar het leven, van onvruchtbaarheid naar vruchtbaarheid. Een periode van vruchtbaarheid, voorspoed en vrede!

Picture licensefree, Pixabay

Pasen, brood en lentefeest

Pasen kent – anders dan algemeen wordt aangenomen wordt – géén joodse oorsprong maar is het een eeuwenoud heidens lentefeest waarbij de terugkeer van de levenbrengende zon verwelkomd werd. Tegelijk met de opnieuw geboren zon kwam de lente die opnieuw vruchtbaarheid aan land, vee en mens schonk. Het tijdstip waarop dit zonnefeest plaatsvond werd bepaald door de stand van de maan. Op de derde volle maan, volgend na de winterzonnewende, werd met de geboorte van de zon de komst van de vruchtbaarheidsgodin Ostara gevierd. De naam ‘Ostern’ (uit het oosten komend) is afkomstig uit het Oer-Germaans.

Het licht van de zon nam in de vruchtbaarheidssymboliek een belangrijke plaats in en de kleur geel was alom aanwezig op dit lentefeest. Daarnaast verbeeldde de kleur groen de herlevende vruchtbaarheid van de gewassen en de kleur rood de kracht van liefde en leven(s)vrucht. Met nakomelingen werd de eigen bloedlijn voortgezet.

Rond (gevlochten)en acht-vormige kring-broden symboliseerden naast vruchtbaarheid tegelijkertijd ook eeuwigdurendheid uit.

Spek (vet) en honingkoek (zoet) maakten tot in de middeleeuwen onderdeel uit van het paasontbijt, net als eieren, gedroogd vlees, gedroogde vruchten, noten, granen, honing, etc. In verschillende delen van de wereld is het nog steeds gebruik ham te eten bij het pas(s-er)en ontbijt.

Zo bestaat het Oekraïense paasontbijt naast het brood o.a. uit worst, ham, ei, boter, room net als in Oostenrijk waar men eveneens een salade van het wortelgewas radijs/rettich gebruikt. Het vandaag de dag smeren van vet/boter op het brood heeft zijn oorsprong in dit pre-Germaanse lentefeest ter ere van de godin Ostara.

Het hedendaags traditioneel Nederlands paasontbijt kent naast het brood ook ei en wordt vaak opgesierd met ‘Boterlam’, van boter gemaakte figuren als een zwaan (Signius/Signia), haas, kip, etc. Na de kerstening waarin door de overwinnende geloofsleer de bestaande symbolen en rituelen van nieuwe betekenissen werden voorzien werd het zonnefeest herdoopt tot Pasen, waarin echter onveranderd de overgang gevierd wordt van de onvruchtbare naar de vruchtbare tijd.

In het Engels wordt deze tijd Pass-over genoemd (passeren in het Nederlands), Pascha in het Latijns en Pessach in het Hebreeuws. In het christelijk geloof staat het nu symbool voor de wederopstanding en terugkeer van christus. In het joodse geloof zijn de heidense elementen terug te vinden in de zes verschillende etenswaren op het Séder/seiderbord, een (seid-seis-zes) zesvaksbord met o.a. (vet)vlees, ei en radijs en het van oorsprong vierkante matzes. In dit bord is het pre-Germaanse zes-spakige wiel verbeeld, de ‘heel- of moederrune’ dat op haar beurt is samengesteld uit het rune-teken voor leven en dood. (In stalramen in de nok van boerenschuren is dit wiel terug te vinden in heel Nederland)

Feestbrood

Traditioneel speelde brood naast alle andere voedingsmiddelen bij deze (in principe altijd om de zon draaiende) feesten een grote rol. De traditionele vorm van deze feestbroden is en was rond waarmee de rol van de levenbrengende zon werd geëerd. Al naar gelang de ontwikkeling, mogelijkheden en kennis varieerde dat van platte, dunne broodschijven, ronde-, stamvormige broden, (ronde) bollen, kransen, kringvormige, lus-, 4, 5, 6 of 8-vormende baksels. Het woord ‘brood’ is in directe lijn te verbinden aan woorden als ‘brut’, ‘broed’, bruid’ wat te maken heeft met leven, vruchtbaarheid en voortzetting van de bloed/levenslijn. De woorden ‘rond’ en ‘draaien’ hebben in deze context een hogere (goddelijke) betekenis en zijn terug te vinden in alle soorten van feestbroden die vandaag de dag bekend zijn waar ‘binding’, ‘bonding, (ver)’bind/bond‘ een rol spelen. Bolvormige broden, geplette en met vulling voorziene deegplakken die opgerold én in een kringvorm gebakken zijn, spiraalbroden, rondgevlochten broden, broden voorzien van draaiingen en versieringen.

Platte ronde broden (zoals bijv. de Pannenkoek of de Turkse Palacinka) zijn nog steeds overal bekend en gegeten. De Pascka, het Oekraïense paasbrood is een voorbeeld van een stam/staafvormig brood, van boven voorzien van suikerfondant en zoete garnering. Een andere variatie van de Pascka is het kringvormige brood met een gat in het midden en van bovenaf voorzien van gevlochten deegslierten, een soort van hybridevorm. Bekende voorbeelden van het draaibrood zijn de Oostenrijkse Reindling een paasbrood waarbij de gevulde deegrol in de vorm rond gelegd wordt, de Italiaanse Gubana en het Sloveense Gubanza. Net als de Oostenrijkse variant worden deze Paasfeest-Ostern/Ostarabroden niet alleen met pasen gegeten maar komt het ook met kerst, bruiloften en andere feestdagen op tafel te staan. In de regel waren deze festiviteiten verbonden aan maanstanden, zonnewendes en eveningen. Bij de acht spaken van het zonnewiel (Yule (20-23/12), Imbolc (2/2), Ostara (19-23/3), Beltane (1/5), Litha (19-23/6), Luchnassad (1/8), Mabon (20-24/9), Samhain (31/10-1/11) behoorden oeroude symboliek en riten. Op Imbolc bijvoorbeeld werden verbonden gesloten, tijdens Ostara werd het nageslacht verwekt wat met Yule het levenslicht zag.

De Sukerpof, Zucker-Puf, Sûkerbolle, Bolster en naamgelijke tractaties werden en worden traditioneel bij de kraamvisite geserveerd. Broodcake met een zoete vulling bestaande uit een mengsel van bruine basterd, roomboter en kaneel waarbij men aan de laatste o.a. magische krachten toedichtte bestemd en bedoeld voor het uitdrijven van boze geesten.

Ik zie, ik zie, wat ik niet zag

Oude volksvertellingen in de klas…

De aarde draait in een eivormige baan om de zon, die gele bol die leven op aarde mogelijk maakt. Snijd je een hardgekookt ei in de lengte doormidden dan zie je hetzelfde, de gele ronde dooier, die het leven van een kuiken mogelijk maakt met daar omheen in een eivormige baan het eiwit. De lagen van een ui, met in het midden een kern net als de lagen van de aarde met in het midden een kern.

Allemaal symbolen die met elkaar te maken hebben. Eeuwenoude symbolen op grafzerken en op gevels van huizen of raamkozijnen die we sinds het einde van W.O.2 niet meer gebruiken en waar geen aandacht meer aan wordt geschonken. Toch zijn deze symbolen nog terug te vinden in oude panden en op oude begraafplaatsen.

Wat betekenen deze symbolen? Ze hebben allen te maken met leven en dood, met de zon en de maan. Wat zijn hunebedden en waarvoor werden ze gebruikt? Ze zijn niet alleen in Drenthe te vinden maar ook op andere plekken in Europa en de wereld. Een oud sprookje, over het vergaren van kennis en dat kennis macht brengt. Hoe een rijke man zijn arme knecht ervan probeert te weerhouden om kennis te vergaren uit angst zijn macht kwijt te raken aan een arme. Kennis en macht is voor de rijken en niet voor de arme, gewone burger.

Een greep uit de inhoud van de tweede gastles dit jaar van Bert van Vondel waar onze kinderen weer van mochten genieten en weer veel van hebben opgestoken en wij als leerkrachten uiteraard ook. Bert kan zijn verhalen op zo’n boeiende wijze vertellen dat kinderen een hele middag geboeid naar hem luisteren. Luisteren met een opdracht. Doe je ogen dicht, vorm je eigen beelden en vertel aan het eind wat je uit het sprookje heb gehaald.

Het was weer boeiend, leerzaam en interessant. Dankjewel Bert en tot de volgende keer!

Ineke Doddema en Hendrik Lubben, Fusieschool Muntendam.

Hûne-bid

In Noord-Nederland & Duitsland staan de megalithische bouwsels (mega-groot, litos-steen) bekend als Hunebedden. Massieve stenen en prehistorische bouwsels waaraan toegeschreven is dat ze als grafheuvels gediend moeten hebben, dit o.a. op basis van dierlijke en menselijke bot restanten.

Dat bij uit- en opgravingen evenzovele voorwerpen en symbolen geborgen zijn die direct betrekking hebben op voortplanting, leven en vruchtbaarheid, in combinatie met opbouw, vorm en ligging en de van oudsher toegekende benaming ondersteunt de stelling dat deze bouwsels eerder als heiligdom dienst deden.

De benaming ‘Hüne’ (grab/bett) komt van het middelhoogduitse woord ‘Hiune’ en het Nederduitse woord ‘Hûne’ wat reus(achtig/groot) betekent. Tot in de 17e eeuw bedacht men met ‘Hünegrab’ een plaats waar reuzen begraven waren en deden vele mythische volksverhalen de ronde waarin reuzen een rol speelden. Niet alleen in de Noorse mythologie (zoals in de Edda) maar in volksvertellingen wereldwijd spelen reusachtigen een bepalende rol. De aanduiding had niet specifiek de lengte maar werd daarmee eerder de grootte en bepalende invloed daarmee aangegeven.

Met het woord ‘Hiuni’, ‘Hiune’ werd niet enkel iets groots of reusachtigs aangeduid maar werden daarmee door de Germanen oer-volkeren uit eerdere, voor-oudere tijd aangeduid. Uit het oud-germaans stammen de aanduidingen ‘Hūniz’,‘Hūnaz’,‘Hūniz’,‘Heuniz’ dat directe woordverwantschap heeft met ‘Hund’,‘Hûne’,‘Hond’. De Germanen aanbaden hun voorouders en goden in de vrije natuur, op natuurlijke heuvels en hoogtes op open plaatsen door bomen omringd. Op deze heilige ‘Hainen’ riepen, aan-beden/bidden/beden zij hun ‘Hiuni’, ‘Hiune’, ‘Hûne’.

(Foto: Hunnebed / hi-one-bid – Japan)

He(i)lig-dom(en)

Anders dan aangenomen wordt hebben grote stenen bouwconstructies die vandaag de dag bekend staan als prehistorische grafkamers c.q. knekelhuizen een andere duiding en betekenis. Deze megalithische (mega-groot, lithos-steen) hune-bedden welke ook onder de typering dol-men (Ta-el-/-ma-en, tafel-steen) bekend staan, kennen wereldwijde verspreiding en zijn niet beperkt tot Noord-Nederland c.q. West-Europa.

De opbouw en structuur van deze bouwsels kenmerkt zich o.a. door dekstenen van uitzonderlijk groot formaat, ondersteund door massieve draagstenen, vaak in een tunnelvormige op-bouw, al dan niet met aarde overdekt. Niet enkel dierlijke en menselijke knekels maar evenzovele voorwerpen en symbolen die direct betrekking hebben op voortplanting en vruchtbaarheid maken deel uit van de vondsten die bij uit- en opgravingen geborgen zijn.

Ook de ligging en situering van de toe-gang is in de regel zo gesitueerd en vormgegeven dat ze, als was ze een geboortekanaal uit steen en aarde en in combinatie met het opkomen van de zon, het vruchtbare seizoen, de hergeboorte aanduiden. In wezen moeten deze constructies beschouwd worden als prehistorische heiligdommen waar eeuwenoude kennis geborgen, geëerd en overdragen werd, die oude en voorgaande beschaving(en) ontleenden en deelden van reeds lang vergeten, aan zon, maan en sterren ontleende, weten en kennis.

(Afbeelding: Wikipedia – dolmen, Penhap, Île-aux-Moines, Morbihan)

As voor het gewas

Houtas, afkomstig van sociale houtvuren zoals het traditionele Paasvuur en Sint Maartensvuur waar uitsluitend, onbehandeld en gekloofd (snoei)hout verbrand wordt, heeft vele goede toepassingen. Niet alleen bevat het voor de groei van het gewas belangrijke en steeds schaarser wordende macro- en micronutriënten, maar wordt het ook voor diverse andere doeleinden ingezet en gebruikt.

Loofbomenhout verdient de voorkeur boven naaldhout. Harde houtsoorten, in het bijzonder eikenhout, bevat vijf keer meer aan voedingstoffen dan naaldhout. Het is van belang dat het hout voor gebruik voldoende gedroogd is met een ideaal vochtpercentage tussen de 16% en 20%. De in het hout aanwezige mineralen en sporenelementen blijven na verbranding in de houtas behouden. Macronutriënten zo als calcium (Ca), fosfor (P), silicium (Si), kalium (K), magnesium (M), zwavel (S), maar ook Micronutriënten zoals koper, zink, mangaan, chroom, molybdeen en ijzer.

Door het toedienen van houtas als bemesting wordt o.a. het watertransport in de plant bevorderd en zorgt het voor betere knolvorming, bloemvorming, knopontwikkeling, kleur, bewaarbaarheid, bloei, vruchtzetting en wordt de kwaliteit aanzienlijk verbetert. Veel planten hebben deze stoffen nodig om gezond te blijven en goed te groeien. In moes- en siertuinen, grasvelden, (sommige) bessenstruiken en fruitbomen is het een prima natuurlijke bemesting. (Bos- en veenbessen en rododendrons niet!) Tomaten, paprika’s, kool en aardappelen, in wezen alle gewassen komen beter tot hun recht en ontwikkeling met voldoende en juiste bemesting. Houtas is sterk geconcentreerd, volledig in water oplosbaar en voor de plant snel opneembaar.

Houtas dient daarom vochtvrij en afgesloten bewaard te worden en aan het begin van elke groeiperiode gedoseerd aan de planten te worden toegediend. Bij lentebegin wordt de houtas dun over de grond, groentebeddingen en graslanden uitgestrooid. Niet uitstrooien in de volle zon of bij regenachtig weer en vooral gedoseerd, het minuscule bodemleven, de harde werkers die als taak hebben de aarde vruchtbaar te maken, verdragen slecht grote en plotselinge schommelingen in bodemzuurgraad.

In februari kan het dun over het gazon worden uitgestrooid waardoor minder mosvorming optreedt en er een mooiere grasmat ontstaat. In maart verdient het aanbeveling om bij bessenstruiken en fruitbomen een handjevol as te strooien. Slakgevoelige plantjes kunnen in april met een kringetje as om de plant beschermd worden, zolang de as niet verwaaid of door regen wegspoelt wordt. Bij het planten in mei kan in elk plantgat voor tomaat, kool en alle vruchtgewassen een lepel houtas worden toegevoegd. In juni kan over de bieten-, wortel- en uienbedden een dun laagje as worden uitgestrooid.

Houtas kan ook goed met de teelaarde/potgrond vermengd worden die vaak in supermarkten aangeboden wordt maar die in de regel marginaal voedingstoffen bevatten. Verrijk bij aanvang van het groeiseizoen de teelaarde/potgrond met magnesium, kalk, lavameel, stro & strooisel, oude mest en (beperkt!) met wat Himalayazout, blad en tuinafval in het najaar over de grond en door de toplaag werken met een riek zorgt voor een goed doorlatende, vruchtbare grond en een goede opbrengst. Gooi as niet op de composthoop, dat vertraagt het composteringsproces en gebruik het niet buiten het groeiseizeon, dat heeft geen nut. Het verdient aanbeveling om enkele keren per groeiseizoen bij te mesten waarbij ongeveer 1 kilo per tien vierkante meter aanbevolen wordt.

Dof geworden zilver kan prima opgepoetst en gepolijst worden met houtas en aangekoekte metalen pannen worden weer glanzend schoon met een mengsel van houtas en water. Ook glas kan weer prachtig glanzend worden opgewreven met wat houtas op een droge doek. Met houtskoolresten is houtas in de winter prima geschikt om sneeuw op tegelpad en weg te laten smelten en is het geen belasting voor het milieu zoals strooizout dat wel is en kan het ook gebruikt worden om vetvlekken te verwijderen op cement of stenen. Strooi houtas over de vetvlek, laat het intrekken en veeg de as natijd op.

Vreugdevuur & hergeboorte

Tijdens het sinds mensenheugenis gevierde en van oorsprong pre-religieuze lentefeest Ostara maken traditionele vreugdevuren deel uit van vruchtbaarheidsfeesten. Met deze vuren wordt niet alleen symbolisch de terugkeer van de zon en het nieuwe leven gevierd, maar dragen de asresten van deze vuren al eeuwenlang direct bij aan bodemvruchtbaarheid en hergeboorte van de natuur. Onze voorouders bezaten op het gebied van teelt en natuurlijke voortplanting onnoemelijk meer kunde dan de gemiddelde mens van vandaag de dag aan ecologische kennis bezit.

De asresten van houtvuren bezitten belangrijke mineralen die noodzakelijk zijn voor de groei van alle gewassen. De voor de groei onontbeerlijke mineralen en sporen blijven in houtas behouden. Macronutriënten zoals calcium (ca), fosfor (p), silicium (si), kalium (k), magnesium (mg), zwavel (s), maar ook micronutriënten zoals koper, zink, mangaan, chroom, molybdeen en ijzer. De kern van een boom, het verharde gedeelte, bestaat bijna puur uit deze mineralen die bij verbranding in de as achterblijven.

Afhankelijk van de houtsoort en de manier waarop het verbrandt wordt verschilt het mineralen- en sporenpercentage. Nat hout brandt niet efficiënt en schoon. Gekloofd en goed gedroogd hout met een gemiddeld vochtpercentage dat tussen de 16 en 20% schommelt en dat losjes gestapeld wordt zodat er veel zuurstof bij kan geeft het hoogste rendement. Snoeihout tot enkele centimeters dikke takken drogen al snel in tot dit vochtpercentage zonder gekloofd te zijn.

Elk type hout heeft zijn eigen specifieke eigenschappen, harsvrij hout zoals loofhout heeft de voorkeur boven naaldbomenhout dat minder geschikt is. As van hardhout soorten zoals eik, beuk of esdoorn bevat het grootste percentage aan macro- en micronutriënten en hebben het beste effect in de (moes)tuin. Eikenbomen bevatten bijvoorbeeld vijf maal zoveel mineralen in de as dan as van naaldbomen. Naast eik, bevat de houtas van beuken, essen, linde, wilg, populier, elzen, berk en fruitbomenhout percentsgewijs iets lagere maar qua bemesting goed bruikbare voedingsstoffen. Vuren, gebrand van populieren- en esdoornhout, verspreiden een nare stank met een scherpe, prikkelende geur.

Bij lentebegin wordt de houtas dun over de grond, groentebeddingen en graslanden uitgestrooid. Niet uitstrooien in de volle zon of bij regenachtig weer en vooral gedoseerd, het minuscule bodemleven, de harde werkers die als taak hebben de aarde vruchtbaar te maken, verdragen slecht grote en plotselinge schommelingen in bodemzuurgraad.

Het verbranden van snoeihout is – volledig onterecht – de laatste jaren in een slecht daglicht geraakt vanwege vermeende milieuschade- en CO2 belasting.

Het is juist het (mee)verbranden van bewerkt, gelakt, geverfd en gelijmd hout die zorgt voor een verhoging van de dioxine-emissie. Hout is – in tegenstelling tot alle andere natuurlijke brandstoffen – een van de meest ideale, klimaatneutrale brandstoffen. Bomen nemen de CO2 die bij verbranding vrijkomt uit de lucht op en leggen dit vast in hun stam, takken, bladeren, wortels en in de grond. De CO2-uitstoot die bij verbranding vrijkomt wordt weer door bomen en ander gewas opgenomen en blijft daardoor netto 0, er wordt geen CO2 aan de atmosfeer toegevoegd.

Voorwaarde daarbij is wel dat evenzoveel aangeplant en behouden blijft als gekapt en verstookt wordt. CO2 welke vrijkomt door het verbranden van brandstoffen verkregen uit olie, kolen en in mindere mate in gas, verbruikt door schepen, motorvoertuigen en vliegmachines, kunnen enkel gecompenseerd worden door aanplanting van bomen, struiken en planten.

Opgelegde en per wetgeving ingevoerde stookbeperkingen voor snoeihout en sociale houtvuren zoals het traditionele Paasvuur en Sint Maartensvuur zijn ingegeven door onwetendheid en niet anders te verstaan dan micromanagement, met andere woorden het zicht niet hebben op het grote geheel maar zich wel blind staren op details. Zo stoot één opstijgende Boeing 747 bijvoorbeeld evenveel ultrafijnstof uit als 1 miljoen vrachtwagens, zijn megacontainerschepen verantwoordelijk voor een grotere milieubelasting dan alle motorvoertuigen ter wereld samen en is het verbranden van wierook en kaarsen even belastend als het roken van sigaretten in dezelfde ruimte.

Tolle-runt & Tegen-rat

De dag was voorbij en met z’n allen schoven ze aan rondom het houtvuur. Eikenbomen en een dikke laag struikgewas omringden de open plaats in het bos. Het was behaaglijk warm in de door grote keien gevormde wielvormige kring. Zestien in totaal en verschillend van formaat markeerden grote bolderkeien de buitenrand.

De vier grootsten bolders van ruim vier voetlengtes hoog waren gepositioneerd op de vier windrichtingen terwijl vier – in formaat een voetlengte kleinere – bolders daar tussenin waren geplaatst. De ruimtes tussen de acht grotere bolders waren opgevuld met acht kleinere die op hun beurt weer een halve voetlengte in grootte verschilden.

Net als alle andere hadden de vier grootste een meerlagige duiding, ook de vier jaargetijden en seizoenen werden door hen gesymboliseerd, evenals de vier natuurelementen aarde, water, lucht en vuur. Met de vier in formaat opvolgende bolders symboliseerden de acht bolders de verschillende maanstanden die op hun beurt weer bepalend waren voor levensnoodzakelijke kennis over zaaien, jagen, oogsten en slachten. De acht kleinste bolders completeerden de kring van in steen opgeslagen kennis, de zestien bolders van het Huginn.

In wezen en in letterlijke zin waren de bolderkringen niets anders dan een in drie (k)ringen gevormde encyclopedische almanak waarin meerlagig de gedachten opgeslagen en verzameld waren over licht en donker, warm en koud, leven en dood. Het collectief gedeelde weten verschafte zo inzicht in de lengte van dagen en nachten, het stijgen en dalen van temperatuur, groei en voortplanting en van eb en vloed. Een krans gemaakt van keien ter grootte van een voet verdeelde de afstand tussen de grote bolderkring en de vuurplaats die op haar beurt omringd was door keien van kleiner formaat.

Van binnen naar buiten vormden de drie in afstand van elkaar gelijk uitdijende (k)ringen zoals waterkringen in een vijver na inworp van een steen. Elk schoof aan binnen de buitenste ring van grote bolders. Het feit dat ieder ongeschonden zijn plaats weer ingenomen had zorgde voor tevredenheid en warme voldoening. Plaats en positie was niet willekeurig maar was deze door persoonlijke vaardigheden, eigenschappen, kennis en kunde bepaald.

Aan de noordzijde, tegen de noordelijke bolder zat Muninn, een breed geschouderde, langharige en roodbaardige man met heldere ogen, gehuld in een ruime huidenmantel. Rechtsopvolgend van hem zaten de meest kundigen, elk met zijn of haar kennis op het gebied van kruiden, gezondheid of de jacht, maar ook zij die kennis droegen van zon, maan en sterren en de onderlinge samenhang en hun directe invloed. Kennis die in erfelijke lijn overgedragen was en in de bloedlijn doorgegeven werd.

Kennis en wetenschap van levensbelang, die door elk in eigen kring op toer = draai beurt in woord, vorm en verbeelding met de kring gedeeld werd. De kennis werd door elk tolle(nd)/draaiend-runt = de ring, het wiel, het rad rond (to-le-rant) gedeeld en ten teken dat ze duidelijk ontvangen en begrepen was werd ze regelmatig met in-stemmend geluid begroet door de andere kringleden. Muninn bezat door overerving een uiterst vaardig geheugen waar alle gedachten gerangschikt opgeslagen en op elk moment onder in-stemmend geluid weer uit-gesproken, uit-gebeeld en uit-getekend werden.

Wie voor-zijn-beurt (eerder-dan-zijn-buur) of tegen-het-runt/rond/rat/rad zijn stem liet horen ontving geen in-stemming, de overigen onthielden zich van stem, hielden zich stil, reageerden ont-stem/mend. Wie tegendraads is, draait zich tegen-het-rad in, draait link(s) opvolgend, is (s)link(s), is tegen-spoed-ig, is in-tolerant. Wie het rad-op-volgt, draait recht/s opvolgend, doet recht(s), is raad-op-volgend, volgt voor-spoed(ig) het rad/rand/rant en is tolerant. Zoals de zon centraal staat voor de aarde die linksgericht daar om heen draait en de maan een linkerbaan om de aarde beschrijft, zo draaien alle sterrenconstellaties daardoor schijnbaar rechtsom langs de aardehemel, zo ook staat het vuur centraal in de bolderkringen en hebben aarde, maan en sterren hierin hun plaats. Al sinds mensenheugenis in eeuwige tijden en wereld wijd.

(Pictures: Wikipedia/Pixabay Licensefree en eigen afbeeldingen. Jaarwiel, Heidendom zonnewiel, Sumerische zonnegond/ster afbeelding)

Schuilen onder ’t Hemelschip

In Noord- en Oost Nederland maken ze nog steeds deel uit van het landschap, de streekeigen boerenschuren. Dat deze qua vormgeving nagenoeg gelijk en schatplichtig zijn aan de duizenden jaren oude Langhusen uit de Vikingtijd zal velen niet direct bekend zijn.

Van oorsprong zijn de Langhusen zo opgebouwd dat het ietwat gebogen dak gedragen wordt door een constructie van houten draagbalken. De (lage) zijmuren zijn in deze constructie niet dragend maar dichten de afstand tussen grond en dakconstructie. De driehoekige (en ten opzicht van het dak verticaal dan wel terug leunend geplaatste) opening bovenin aan de beide dak-einden werd van oorsprong iets overhangend overkapt en diende dezen ter door- en ontluchting onder andere voor de rookgassen. Die daken werden gezien als omgekeerde schepen met de kiel naar de zon, maan en sterren gericht, naast praktische vormgeving ook een grote symbolische waarde. Ter afwering en bescherming van kwade geesten en invloeden werd op de nok een (be)middelaar bevestigd. Mens, dier en goed hadden toegang via zijingangen.

Duizenden jaren later hebben de traditionele boerenschuren in de basis nog veel van de oorspronkelijke vorm behouden. De muren aan de lange zijden zijn hoger opgetrokken terwijl de muren aan de voor- en achterzijde vaak een dubbele hoogte hebben.

Ook de toegang is in de loop der jaren daar naartoe verplaatst. Het korte afgeschuinde dak aan voor en achterzijde wordt wolfskap genoemd en het daarboven geplaatste driehoekige houten schot met (h)uil en doortocht opening heeft nu de naam uilenbord. In tegenstelling tot wat algemeen aangenomen wordt is dit niet specifiek en typisch Fries, net als de middelaar en zwanen- c.q. bogensymboliek.

Foto’s: Wikipedia – licensefree & eigen foto’s (Longhus in de Lofoten, boerenschuren in Noord-Drenthe en Noord-Groningen)