Kijk, hier, op deze plaats net over de brug was het waar een padvinder een bus liet stoppen, zo kreeg ik met kleine Jaap en Anneke gelukkig een plekje in de bus en hoefden we niet meer verder lopen.” Ik hoor het mijn moeder nog zeggen, haar avontuurlijke reis in het voorjaar van 1943, onderweg van Utrecht naar Groningen. Mijn jaren eerder geboren broer Jaap van twee en zus Anneke van net een jaar oud mee in een wandelwagen. Weg uit haar geboortestad, de tekorten in de stad Utrecht ontvluchtend.
Mijn moeder van toen nog amper 24 lentes jong, onderweg naar haar schoonouders in Tweede Exloërmond, een aan Groningen aanschurkend Drents dorp. Als midden twintiger was mijn vader niet bij de reis inbegrepen, hij had, net als duizenden andere vaderlanders, andere bezigheden en was door de Arbeitseinsatz wettelijk verplicht tewerk gesteld in Berlijn.
In aanloop naar de komende wereldbrand was vaderlief opgeroepen voor militaire dienst en moest voor zijn nummer opkomen en werd gelegerd in de Kromhout Kazerne in Utrecht. Utrecht was ook de plaats waar hij een lief ding tegen het lijf liep waarmee hij samen een klein koppel kindertjes boetseerde. In 1940 trouwden ze, maar net zoals voor miljoenen andere mensen, verliep hun verdere leven door oorlogsomstandigheden heel anders dan gepland of verwacht. Gedwongen weg van huis, werken in Duitsland en niet in staat optimaal voor zijn jonge gezin te zorgen. Bij zijn ouders in ‘Twijde Mond’ was en waren ze welkom, maar dat was – zeker in die kommervolle tijd – nogal een onderneming. Zo-goed-als-mogelijk hij ervoor gezorgd dat de trip voor zijn vrouw en kinderen zo goed mogelijk zou verlopen.
Zelf kon hij er niet bij zijn maar had hij als een beschermende begeleider een bevriende kapper uit Utrecht tegen forse betaling kunnen overhalen om als Chaperon mee te reizen. Dat ging goed, in het prille begin tenminste maar dat duurde niet lang. De kapper was niet geknipt voor deze taak, niet lang nadat de reis gestart en de trein vertrokken was, kneep hij er tussenuit, hij had de buit al binnen. Moederlief op het volgende perron alleen achterlatend met twee kleine kleuters in een wandelwagen. Zonder geld, enkel met een klein Akertje vol met wat hompen droog & donker oorlogsbrood en resten rauwe aardappel moest ze zichzelf zien te redden. Het werd een enerverende en moeilijke reis, die in haar geheugen gegrift werd en als familie herinnering overleeft heeft. Ze heeft haar zware tocht naar het Noorden uiteindelijk succesvol afgelegd en dank zij de onbekend gebleven padvinder hoefde ze niet alles te voet af te leggen.
In de jaren die volgden, volgde steevast het verhaal over de behulpzame Padvinder en werd die plek aangewezen, net over de Katerveer boogbrug bij Zwolle, op de Spoolderweg. Een in onze familie veelbesproken tocht in 1943, aan een ander verhaal, dat zich in de winter van 1944 / 1945 in ons gezin – en dat van honderdduizenden andere Nederlandse gezinnen afspeelde – daarover werd nauwelijks iets gezegd. De verschrikkelijke honger die in Nederland geleden was, vooral in het Westen, tienduizenden zijn als gevolg hiervan gestorven.. mijn (eerste) zusje Sophia was een van hen!
Het Akertje, of ’t Oakertje zoals mijn vader het altijd noemde, dat heeft de tijd niet overleeft maar kort geleden zag ik een exemplaar bij Appie van de kringloop in Heiligerlee en heb ik deze meegenomen. Het is nu meer dan nodig om de(ze) geschiedenis weer naar boven te halen, op de kop af 80-jaar later, in een tijd dat in Nederland stil gestaan wordt maar waar nauwelijks tot geen aandacht ingeruimd wordt voor de hongerdood van meer dan 125.000 niet Joodse-Nederlanders. Het maakt geen deel (meer) uit van het collectieve weten & geheugen, ‘men’ weet niet(s) meer.. die kennis is ausradiert, gewist. ’t Oakertje heeft ter herinnering bij mij zijn plek ingenomen.
Terwijl ik dit schrijfsel intik komt me vanuit de keuken een sterke vislucht tegemoet, de kamer in. Iets van 10-kilo gefileerde kabeljauw die ik een paar uur terug van de vismarkt uit de Stad gehaald heb staat nu te stomen en te pruttelen om straks door mij verwerkt te worden tot Bouillabaisse. Mijn moeder kon dat ook zo geweldig, was een op en top kok (wat kon ze niet?) en haar Stampot Stokvis was overheerlijk, we slikten onze vingers er bij af.. er zat alleen wel een bijsmaakje aan, dat was het gerecht bij uitstek bij overlijden en verlies als familie en vrienden langskwamen voor de Begrafenisplechtigheid.
Het haalt ook nu opnieuw de herinneringen boven aan eerder, mijn moeder, haar reis met de kleuters, ’t Oakertje, aan een andere tijd, waarschuwend ook, juist NU is het opletten geblazen want “een volk dat voor tirannen zwicht, zal meer dan lijf en goed verliezen, dan dooft het licht.”