“Hou jij het een beetje uit in deze bizarre tijden?” informeerde Bas, een geëxporteerde Groninger die aan de kant van het land is opgehokt. Attent van ‘m. Ik app hem terug in Telegram, vertel hem dat het prima met me gaat en stel hem dezelfde vraag waarna ik naar de groenwinkel tuf.
Hobbelend over de Groninger kleisporen laveer ik op de een-na-laatste-dag van twintig-twintig mijn Twingo naar het buurtdorp met stadsrechten, het lijkt nog stiller dan anders in het altijd al uitgestorven Hoge Noorden. Er is geen hond bij de weg en toch is het mooi weer, waar zijn ze allemaal, zijn ze opgehokt of zo? Bij de Groenerij is er behalve de karren vol met bloem- & bollen meer leven te bespeuren en zie ik een paar Noordelingen tussen de zakken tuinstrooisel struinen, zelfs meer dan drie!
Ik banjer op m’n klompen de zaak in en stop op gepaste afstand m’n neus in de wand met zakjes zaden. Keuze genoeg, teveel eigenlijk, zeker voor mijn eigen bescheiden landerijen die al snel overbevolkt zouden raken. Ik moet wel een beetje kritisch zijn, mezelf niet door het aanbod laten overspoelen, koppie erbij anders is het straks van ‘vol-is-vol’ in m’n tuintjes. Als ik richting kassa klos, hoor ik een van de daarachter gebarricadeerde dames al op afstand praten.
“Nee, aan deze kassa niet, contant kan alleen nog aan de andere kant bij mijn collega, alleen met pin komt u er bij mij nog in” en ze wijst breed gebarend naar de andere kant van de balie, waarlangs piketpaaltjes opgesteld zijn. Een serie stevige kunststof stroken van geel-met-zwart plastic is tussen de palen geplakt die de toonbank bijna een meter van het looppad scheiden. Met wat zaadjes en contant in de hand sluit ik me netjes en op afstand aan in de Spaanse rij. Er is nog een wachtende voor mij en ikzelf sluit de rij.
Als ik mijn zak met zaadjes op de balie mik en de collega kassadame een tientje toeschuif pakt ze het gehandschoend aan. Achter het scherm van plexiglas scant ze m’n zakje en handelt ze m’n zaakje af. Ik krijg m’n zaadjes teruggeschoven, samen met het wisselgeld dat rest, “sorry hoor, maar het is allemaal voor de veiligheid, het virus en zo” zegt ze erbij. Ik glimlach enthousiast terug “ja” zegt ze, “u kunt wel lachen, maar ik heb hier wel 500 klanten per dag dus u kunt zich misschien een beetje voorstellen waar ik allemaal aan bloot sta”.
Met de hand omhoog neem ik afscheid, wens haar een goede dag en maak plaats, de man achter mij wacht op zijn beurt, dus ik klepper terug naar de Twingo. Wel 500 klanten per dag, crisis, das zeker niet mis bedenk ik als ik mezelf weer terugstuur naar het Oost-Groninger dorpje. Vijfhonderd klanten op een dag, best veel, ik ken aardig wat ondernemers in de Noordelijke Negorij die dit graag per week binnen de muren willen hebben.
Terug hobbelend over de klaaikloeten krieg ik sikkom kopzeerte, zoals ze dat hier in goudgrunnegs noemen. Last-van-de-kop dus, en niet omdat het linnen dakje van de Twingo niet meegeeft maar simpelweg van het denken, daar kraken de cellen van als je ze gaat gebruiken. Geschiedenis vond ik als kind al leuk & spannend, helemaal als je een meester had die goed vertellen kon, dan zat je echt in het verhaal, je beleefde het mee alsof je er zelf bij was. Spannende verhalen uit bizarre tijden, van oorlog, heldendom en strijd, maar ook van hongerdood en ziektes. Periodes van Pest & Pokken, maar ook Malaria, Tyfus en andere ziektes kwamen voorbij die veel mensen alleen nog maar als scheldwoord her-kennen.
Vreemd eigenlijk, nu ik er zo aan denk, zo terug-denk-end, kan ik me niet herinneren dat muntgeld of waardepapieren hierin ooit een rol van betekenis gespeeld hebben. Ja, er werd aan de dood verdiend, dat is nog steeds zo. Aan oorlogen, honger en ziektes gaan miljoenen mensen kapot en worden er ook miljoenen verdiend, handel is handel. Je kunt het je gewoon niet voorstellen, maar er is ruig tuig in de wereld dat nergens voor terug deinst en letterlijk over lijken gaat.
Ik ken geen spetterend of spannend verhaal uit de oudheid, waarin munten mensen dodelijk besmet hebben. Virussen zijn van alle tijden en reproduceren zich net als mensen, maar dan veel sneller en verspreiden zich ook niet anders dan ze ooit hebben gedaan. Oldjesmotteneerstop! is een oud Gronings gezegde en betekent: alles wat ziek, zwak en misselijk is, komt als eerste aan de beurt, dat is een natuurwet en dat is dus ook bij mensen zo.
Als ‘risicogroeper’ (wat ook een enge-term) ben ik me daarvan goed bewust en mijn eigen familiegeschiedenis kennende, stop ik best wel aandacht en tijd in mijn veiligheid. Ik zorg voor goede voeding en geef fastfood geen voet aan de grond. Gezond knabbelen, bewegen en voldoende stappen zorgen ook voor een gezond lichaam. Een dosis droge humor en een shotje ontspanning zorgen voor een gezonde geest en is het recept om het “een beetje uit te kunnen houden in deze bizarre tijden”.
Van allergrootst belang is daarbij natuurlijk wel om het verstand weer eens ouderwets aan te zetten, dus niet NA-apen, NA-lopen, NA-doen of NA-denken. Juist nu, zet die bovenkamer weer eens aan het werk, uit de mottenballen met die grijze massa, het is tijd om ZELF-te denken.