Home » Geschied-en-is » De vergeten hongerwinter(s)

De vergeten hongerwinter(s)

Inleiding

Het is 28 juni 1914, een zonovergoten zondag in Sarajevo. Carlo Cirillo Diviak stuurt de vier jaar jonge, zes-persoons ‘Gräf & Stift’ cabrio met het kenteken A-III-18 door de straten van de stad. Ruim een uur eerder, om 10.15 uur, was een handgranaat van de neergelaten leren kap gestuiterd die de Bosnische typograaf Nedeljko Cabrinovic gegooid had. Het is even over half-twaalf als hij bij de Frans Jozefstraat (nu Hadzi Ristica) de verkeerde straat inslaat en op het midden van het kruispunt stopt om van richting te veranderen. Op dat moment komt de 19-jarige Gavrilo Princip uit de menigte tevoorschijn, pakt zijn Browningpistool, haalt de trekker over en schiet het levenslicht uit de Oostenrijks-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand en zijn vrouw Sophia. Het is de opmaat naar de grootste mensenslachting die de wereld tot dan toe gezien heeft. Het duurt nog ruim vier weken voordat in augustus 1914 de oorlog ontbrandt maar dan is er ook geen houden meer aan. Terwijl de Engelse Navy druk doende is de Nederlandse kustwateren te vergiftigen met een dodelijk zeemijnentapijt marcheren enkele Duitse pelotons op 4 augustus 1914 bij het Limburgse Moelingen (zuidelijk van Eijsden) over de Nederlandse Schansweg richting de Maasbrug van Vise. Puur technisch gezien een overduidelijke grensschending maar de Nederlandse regering lijkt er niet zo mee te zitten.

Boerenhonger 

Met de ‘Tweede  Boeren Oorlog’ in Zuid-Afrika nog vers in het achterhoofd is de Nederlandse publieke opinie ronduit pro-Duits en anti-Engels. Amper twaalf jaar daarvoor kwam aan die ‘Tweede  Boeren Oorlog’ een eind maar pas nadat méér dan 50% van de blanke bevolking in de Engelse concentratiekampen uitgeroeid was. Ruim 66% van de jongeren tot 16 jaar was daarbij omgekomen en wie in West-Europa kende het meisje Lizzy van Zijl niet? Zij stond symbool voor de tienduizenden hongerdoden in Zuid-Afrika. Maar het was niet alleen Lizzy die Nederlandse voorouders had. In de lichamen van de duizenden andere kinderen, vrouwen en ouderen die onder de meest barre omstandigheden in de Engelse concentratiekampen de hongerdood gestorven waren stroomde bloed dat verbonden was aan families in heel Nederland. Elf jaar was Lizzy toen ze in concentratiekamp Bloemfontein de ellendige hongerdood stierf.

Veranderende leefomstandigheden

Dezelfde honger was iets wat de Nederlandse burgers snel zelf aan den lijve zouden ondervinden. Allereerst kreeg het land in de eerste maanden te maken met een toestroom van honderdduizenden Belgische vluchtelingen. Mensen die niet alleen gehuisvest maar ook gevoed moesten worden terwijl een groot deel van het werkzame mannelijke bevolkingsdeel zijn werk had moeten neerleggen en met ‘spuit en 3 kogels’ de grens moest bewaken. Nederland, transitoland, met zijn grote wereldhaven kreeg plots te maken met volledig andere omstandigheden. Wat in vredestijd zo gewoon was werd uitzonderlijk na aanvang van het ‘Groote Slachten’. Met de geregelde en onbelemmerde toevoer van levensnoodzakelijke goederen was het op slag gedaan, er trad schaarste op. Met name voor de inwoners van de grote steden in de drie provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht was dit direct merkbaar. De meeste plattelanders waren nagenoeg zelfvoorzienend, kippen op stok, zwijn in ’t hok, de kelder vol met weck met aan de plafonds gedroogde ham en gezouten spek. Wat niet zelf verbouwd werd was zonder al te veel problemen via de (keuter)boer(tjes) te krijgen. De stedelingen op driehoog achter hadden het in dat opzicht beduidend minder. Zij waren aangewezen op de ‘Volkstuin voor de Randstad’: het ‘Westland’. Maar … er waren kapers op de kust!

Honger in Nederland

Hele economieën moesten overschakelen op oorlogsproductie. Mannen verruilden hun overall en tuinbroek voor het uniform, vrouwen moesten hun plaatsen innemen. In miljoenen werkuren moest vernietigingstuig gemaakt worden in allerlei soorten en maten, uren die onder andere voor die tijd in voedselproductie gestoken was. Wat de oorlogvoerende partijen zelf of onvoldoende konden verbouwen werd ingekocht op de wereldmarkt. Voor de Nederlandse telers en producenten braken gouden tijden aan. Aanbod en vraag waren al snel uit balans waardoor de prijzen (en de winsten) tot grote hoogte stegen. ‘Uitvoeren’ was het motto! Maar.. wél ten koste van de Nederlandse burgers en dat was al snel dodelijk merkbaar. In vergelijking met 1914 waren er in de eerste helft van 1915 vijfduizendtweehonderdtwintig (5.220) kinderen meer gestorven in de eerder genoemde provincies. De export van levensmiddelen ging echter onverminderd door, een prijsstijging van 22% was niet alleen voor veel telers een buitenkansje, ook rederijen namen alle gevaren op de koop toe en de ‘OW-ers’ (Oorlog Winstmakers) zagen hun geldzakken gevuld. De monden van de Nederlanders bleven daarentegen steeds vaker leeg. Veel arbeidersgezinnen hadden al weken geen aardappel – hun hoofdvoedsel – meer op tafel gehad. Vis kwam nauwelijks meer op de afslag, het Engelse mijnenveld zorgde ervoor dat de viskotters na verlies van vele mensenlevens ankerden in de thuishavens. De overheid greep in en distribueerde vanaf april 1916 ‘regeringsbrood’, een onsmakelijk product dat de naam ‘Leug’ meekreeg,“klef, zuur, draderig brood dat op klei leek en haast niet te eten was”. Gezien de stijging in 1916 van het sterftecijfer met 52% (!!) ten opzichte van het jaar 1914 voor vrouwen in de leeftijdcategorie van 20 t/m 29 jaar was dat een halfbakken en absoluut niet afdoende maatregel. Het leidde in juni 1916 tot de eerste hongerrellen in de grote steden.

In maart 1917 – net aan het begin van het pootseizoen – werden de Nederlandse burgers opgeroepen zelf de handen uit de mouwen te steken. Grasland werd opengescheurd, voetbalvelden omgeploegd. Speciaal voor die gelegenheid bracht uitgeverij gebroeders Cohen uit Amsterdam in maart 1917 het 64 pagina’s tellende boekwerkje‘Iedereen tuinier in Oorlogstijd’ op de markt “want alles wijst erop dat het dezen derden Oorlogswinter zal gaan nijpen”. Het was dweilen met de kraan open. Op 28 juni 1917 barstte de bom. Onder aanvoering van‘IJzeren Mie’ een struise Amsterdamse bestormden honderden ‘hongervrouwen’ een aardappelschuit aan de Amsterdamse Prinsengracht. Het hek was nu van de dam en in de opvolgende week bestormden de ‘hongervrouwen’ pakhuizen aan de  Elandsgracht, schepen aan de Singelgracht, treinenwagons aan de Handelskade. De bootwerkers, de bouwvakkers en de werknemers van de artilleriefabriek de ‘Hembrug’ sloten zich bij de ‘hongervrouwen’ aan en dreigde de situatie finaal uit de hand te lopen. In allerijl te hulp geroepen militairen moesten de orde herstellen en schoten – met scherp – in op de menigte. Corrie Zijp zou het niet navertellen, het knulletje werd dodelijk in zijn hoofd geraakt.

Moedige Amsterdamse vrouwen, waaronder ‘IJzeren Mie’, sprongen naar voren, scheurden demonstratief hun bloes van de borst en riepen de soldaten op om ‘niet op je eigen vader en moeder te schieten’ waarna de Groninger dienstplichtigen onder de militairen hun geweer lieten zakken en verdere dienst weigerden. Op 5 juli 1917 bereikte de opstand in Amsterdam zijn hoogtepunt. Een leger van meer dan zesduizend ‘hongervrouwen’ sloeg uit pure noodzaak aan het plunderen waaronder drie wagonladingen aardappels die ‘voor de eigen maag’ gelost werden. Eenheden van leger en politie gingen de menigte tegemoet met de bajonet op het geweer, verschillende salvo’s werden er gelost. Het‘Bloedbad op het Haarlemmerplein’ kostte officieel aan 14 mensen het leven terwijl 115 mensen gewond raakten.

Geconfisceerde schepen

Nadat Amerika zich in april 1917 in de wereldstrijd geworpen had werd in de opvolgende maanden een groot deel van de Nederlandse handelsvloot aan de ketting gelegd. Het ‘Leidsch Dagblad’ van 28 augustus 1917 meldde dat op dat moment 70 Nederlandse schepen in diverse Amerikaanse havens om onduidelijke redenen aan de ketting gelegd waren en de levensnoodzakelijke graanvoorraden in de vrachtruimen begonnen weg te rotten. De ‘Leeuwarder Courant’ van 3 september 1917 deed hier nog een schepje bovenop “Al het graan in de Nederlandsche schepen bederft en kan nog slechts als veevoeder worden gebruikt. Daar Amerika meer behoefte aan veevoeder heeft dan Nederland, zal de raad[Amerikaanse Raad voor uitvoer] niet toestaan, dat het koren het land uitgaat.” De voedselvoorziening in Nederland stond nu onder grote druk en begon kritiek te worden. In heel het land waren de tekorten voelbaar en men vroeg zich af “of 1917 een goed oogstjaar zal zijn, of de aanvoer van voedingsmiddelen voldoende zal zijn?”

Er was dringend broodgraan nodig, wilde men niet verhongeren. “De rantsoenering van Nederland door de Entente was een feit” zoals de bekende Nederlandse historicus Dr. G.W. Kernkamp zo kernachtig omschreef. Met name de burgers in de grote steden zouden aan den lijve ondervinden wat een ‘hongerwinter’ inhield, iets dat zich in de winter van 1918 zeer zwaar liet gelden. Het hongerspook zou één van de belangrijkste redenen zijn voor de (mislukte) novemberrevolutie van de Nederlandse Sociaal Democratische Arbeiders Partij van voorman Troelstra, een revolutie die mede snel bedwongen werd nadat de geallieerden bezwoeren dat de schepen met graan nagenoeg voor de havens lagen om gelost te worden. De belabberde voedselvoorziening heeft vanaf oorlogsbegin ontelbare Nederlanders het leven gekost. De Hongerwinters van 1916, 1917 en 1918 hebben daarnaast ontelbare hongerslachtoffers geteld. Kinderen die in die hongerjaren en direct daarna in de grote steden verwekt werden zouden als volwassene in de opvolgende oorlog opnieuw Hongerwinters beleven. Vrouwen in de grote steden in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht zouden kinderen baren die in de opvolgende Hongerwinters van 1943, 1944, 1945 en 1946 de hongerdood stierven. Niet zelden bliezen de vrouwen zelf van uitputting in hun kraambed de laatste adem uit.

Honger als wapen

‘Honger’ is de naam van mogelijk het meest succesvolle oorlogswapen ooit dat ingezet kan worden. In vroeger tijden werden achter de stadsmuren gedwongen tegenstanders zo lang belegerd tot ze, door gebrek en ziekten verzwakt, wel moesten opgeven. Een paar rottende kadavers over de kantelen katapulteren versnelde de afbraak van de weerstand. Het rotte daarbij was dat ziekte geen onderscheid maakte, ‘verdedigers’ of ‘burgerbewoners’‘goeden’ of ‘slechten’, ze crepeerden allen zij-aan-zij!

Honger was ook het succeswapen in de ‘Tweede  Boeren Oorlog’ (1899-1902). Naast de tactiek van de ‘verschroeide aarde’ (het vernietigen van duizenden hectaren graan en andere gewassen, de verwoesting van 32.000 boerderijen en het ‘ausradieren’ van 40 steden en dorpen als Ermelo, Bethal, Dullstroom, Wolmaransstad, etc.), de invoering van het ‘IJzeren Gordijn’ (een ‘moderne kopie’ van de Chinese Muur met op vaste afstanden zijn vele controleposten, de z.g. ‘Blockhouses’), bewees het ‘Hongerwapen’ ook daar weer zijn onschatbare diensten. In meer dan 70 door de Engelsen opgezette concentratiekampen werd meer dan de helft van de blanke (Nederlands sprekende) ‘Boeren’ bevolking opgesloten. In lange hongermarsen marcheerden de ouden, de vrouwen en kinderen, naast de ‘Ossewa’ (Ossenwagen) en wie ‘geluk’ had hoefde niet te lopen, die werd per trein naar de kampen afgevoerd. In lange treinen met achter de locomotief open veewagons werden de ongelukkigen onbeschermd tegen weersinvloeden op transport gesteld naar kampen als ‘Irene’, ‘Middelburg’, ‘Bloemfontein’. De elfjarige en in ‘Bloemfontein’ aan honger gecrepeerde Lizzy van Zijl werd wereldwijd symbool voor de tienduizenden hongerdoden in Zuid-Afrika en de manier waarop Engeland haar ‘gold-war’ voerde. Antipathie was wereldwijd haar loon en óók de reden dat bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog (niet alleen de) Nederlandse publieke opinie vóór Duitsland en tégen Engeland gekeerd was. De Engelse zeemijnenblokkade en de Amerikaanse hongerchantage brachten het ‘Hongerwapen’ over Nederland. Letterlijk ‘Slikken of stikken’ was het devies, óf Nederland schaarde zich aan geallieerde kant óf ze crepeerde net als haar oosterburen. Niet bepaald een vrije keuze. De ‘Hongerwinters’ van 1916, 1917 en 1918 hadden in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht duizenden Nederlanders de hongerdood bezorgd, met name de kleinen, de zieken, de ouden en de zwakken. Het zou niet de laatste keer zijn dat honger ons land zou teisteren.

De Tweede Helft

In mei 1940 vielen de oosterburen letterlijk bij bosjes uit de lucht en stampten met hun laarzen door de van ochtenddouw dampende velden. Op datzelfde moment werden verderop de Koninklijke hielen gelicht en het land verlaten. Voor ‘Volk en Vaderland’ scheepten de ‘Oranjes’ zich in op Engelse smaldelen die hen met heel hun hebben, houden én het goud van Nederland netjes afleverden aan de andere kant van het Kanaal. Niet veel later was de Engelse Navy (als jaren eerder) druk doende de Nederlandse kustwateren te vergiftigen met een dodelijk zeemijnentapijt. Deze ‘koninklijke vlucht vooruit’ was behoorlijk ongrondwettelijk, sterker nog, onmogelijk zonder verlies van ‘rechten’ (zover deze al bestonden).

Overrompeld door de gebeurtenissen, marcherende buren en brandende steden slikte het naïef misleide klootjesvolk de propaganda die over hen uitgestrooid werd. ‘Willemien’ zou vanuit ‘Londen’ de strijd voortzetten! Kranige kerels waagden de oversteek naar Engeland om samen met de koningin de strijd aan te binden en keerden na vakkundige training terug op Nederlandse bodem. Deze uit de lucht gevallen ‘Engelandvaarders’ waren zonder dat ze het beseften terecht gekomen in een morbide klucht waarin zij het leidende voorwerp werden. In coöperatieve samenwerking van alle belanghebbenden (de Geallieerden, de ‘Oranjes’ én .. de Duitsers) werden deze lastposten direct bij aankomst door een welkomstcomité afgevangen en voorlopig opgeborgen in St. Michelsgestel en Haaren. Het ‘Englandspiel’ was begonnen. De meest kundige en capabele Nederlanders die tegen alle verdrukking kans zagen zich overal door te zetten kwamen in deze moeilijke tijden aan de oppervlakte, herkenbaar aan het stralend ‘lucto-et-emergo’ aura dat hen omringde. Een hinderlijk licht, niet alleen voor de bezetters, maar óók voor de geallieerden én de ‘Oranjes’ die géén concurrentie of competitie wensten voor de tijd die ooit nog komen zou. Alle ‘Engelandvaarders’ werden willens en wetens geslachtofferd en verlieten als ‘Hemelvaarders’ deze aardbol. “Zij stierven opdat anderen door konden leven”. De belogen Nederlandse burgers waren totaal niet in tel, hun belangen wogen niets.

Herhaling van zetten

Al direct nadat de oorlog ook Nederland bereikt had vond er een herhaling van zetten plaats. Als één oorlog én enkele jaren eerder stegen de prijzen, uitvoer, tekorten en gebrek, hetzelfde scenario! Met name voor de inwoners van de grote steden in de drie provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht was dit direct merkbaar. De meeste plattelanders waren nagenoeg zelfvoorzienend, kippen op stok, zwijn in ’t hok, de kelder vol met weck met aan de plafonds gedroogde ham en gezouten spek. Wat niet zelf verbouwd werd was zonder al te veel problemen via de (keuter)boer(tjes) te krijgen. De stedelingen op driehoog achter hadden het in dat opzicht beduidend minder. Zij waren aangewezen op de ‘Volkstuin voor de Randstad’: het ‘Westland’. Maar … er waren kapers op de kust! 

In het eerste oorlogs(half)jaar 1940 was het resultaat al duidelijk merkbaar. Het mortaliteitscijfer in de genoemde provincies liet een stijging zien van enkele procenten (ruwweg + 5%). De crisis van de 30-er jaren werd naadloos gevolgd door oorlogsgeweld en zij die als  (jong-)volwassenen onder de vorige ‘Hongerwinters’ geleden hadden kregen dit opnieuw op hun brood. Zij braken het eerst. De (honger-)kinderen uit en ná de Eerste Wereldoorlog waren en werden de ouders van de nieuwe generatie Nederlanders en ook zij moesten gebrek, ziekte en dood ervaren. Het mortaliteitscijfer van de opvolgende oorlogsjaren toont duidelijk de schrikbarend stijgende lijn:

1941 +   20%
1942 +   30%
1943 +   50%
1944 + 100%
1945 + 130%
1946 +   85%

Hongerdoden

Opvallend daarbij is de stijging die in 1943 inzette en pas in 1946 weer op zijn retour raakte. Wie interesse aan de dag legt en op zoek gaat naar informatie hierover komt steevast uit op de officiële sterftecijfers van‘ca. 22.000 doden’ van DE ‘Hongerwinter’ van 1944-1945. Oorspronkelijk was dit aantal in maart 1945 op 15.000 doden bepaald maar later naar boven toe bijgesteld. Wanneer die ‘Hongerwinter’ zijn politiek correcte en officieel erkende start moest hebben bleef wat in de mist hangen. Algemeen wordt hiervoor het begin van de treinstaking 17 september 1944 genomen nadat binnen enkele dagen 30.000 personeelsleden van de NS in staking gingen. Na serieus speurwerk kunnen de volgende gegevens als beginpunt worden genomen. Van de in totaal 9 miljoen Nederlanders hebben zo’n 3,5 miljoen in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht (meer dan 30% van alle Nederlanders!) kennis gemaakt met het hongerspook. In totaliteit zijn zo’n 200.000 mensen opgenomen geweest in ziekenhuizen wegens algemene verzwakking en ondervoeding en hebben ca. 130.000 – 180.000 (niet joodse) Nederlanders het leven gelaten aan ondervoeding en daaruit voortkomende verminderde weerstand tegen (oorlogs-)ziekten als Tyfus, Tuberculose, Difterie, Roodvonk, etc. Alleen al aan Tuberculose (volgens Cornelis Banning geneeskundig hoofdinspecteur van de Volksgezondheid veroorzaakt door voedselschaarste)stierven in de oorlogsjaren 26.000 mensen, “aanmerkelijk meer dan in de jaren daarvoor of daarna”. Wat betreft sterfgevallen veroorzaakt door Difterie, “tijdens de oorlog was de sterfte aan difterie in Nederland dertig tot vijftig keer hoger dan in de jaren daarvoor”. (‘ Witte Jassen & Bruinhemden’, Uitgave Reality Bites Publishing B.V., april 2010, ISBN 9789085105909 )

Overerfde Gevolgschade

Ook over de gevolgschade, voortkomend uit blootstelling aan voortdurend gebrek over tal van jaren valt het een en ander te vermelden. Schade aan de (geestelijke en lichamelijke) gezondheid, geleden door Nederlanders (en hun nazaten!) die nu nog NIET TE BECIJFEREN en nog NOOIT becijferd is!! Uit het recente ‘Hongerwinteronderzoek’ van het AMC, gepubliceerd in 2010 enkele geciteerde conclusies: 

“Er kwam meer suikerziekte voor bij mensen die waren blootgesteld aan de Hongerwinter voor de geboorte. Mensen die werden verwekt in de Hongerwinter, hadden drie keer vaker hart-, en vaatziekten (pijn op de borst, een hartinfarct of een dotter-, of bypass operatie) dan de controlegroep. Mensen die werden verwekt tijdens de Hongerwinter voelden zich minder gezond. Er waren meer mensen met longklachten onder hen die waren blootgesteld in het midden van de zwangerschap. De nieren van mensen die blootgesteld waren aan de Hongerwinter in het midden van de zwangerschap, lieten meer eiwit door. Dit kan duiden op nierschade, of op hart-, en vaatziekten. Diegenen die verwekt waren tijdens de Hongerwinter [waren] stress gevoeliger. Tijdens de Hongerwinter was er een hoge kindersterfte. Mensen met een bepaalde erfelijkheidsfactoren zijn vatbaarder voor de effecten van honger tijdens de zwangerschap. Mensen die voor de geboorte aan honger zijn blootgesteld, hebben een grotere bloeddrukstijging bij stress. Vrouwen die voor de geboorte blootgesteld waren aan de Hongerwinter, krijgen vaker borstkanker.”

 Kinderarts J.F. van Gils, schreef in 2010 in een essay met de titel “Achtergrond informatie over kinderziekten in de Tweede Wereldoorlog” onder andere het volgende:

“Vanaf het begin van de oorlog steeg de zuigelingensterfte, met een scherpe toename in de jaren 1944 en 1945: een stijging die de sterfte weer terugbrengt op het niveau van 1920.” – “Hoe jonger, hoe minder ontwikkeld. Maar belangrijk ook is de relatie met de voedingstoestand van het kind: hoe slechter de voedingstoestand, des te groter de kans op een ernstiger verloop van infectieziekten.”- “Twee voorbeelden: de explosieve toename van ziekten als roodvonk (scarlatina) en van difterie, beide bepaald geen onschuldige “kinderziekten”.” – “Uit [deze] onderzoeken zijn belangrijke punten naar voren gekomen, waaronder het op latere leeftijd vaker voorkomen van afwijkingen van de kransslagader, een afwijkend bloedsuiker- verwerkingspatroon, verhoogde bloeddruk en ook van het psychiatrische ziektebeeld schizofrenie. Enkele van deze bevindingen ondersteunen en sluiten volledig aan bij de veronderstelling van de Engelse wetenschapper Barker dat stress bij het nog ongeboren kind kan leiden tot hart- en vaatziekten op volwassen leeftijd.”

 Maar …. voor de rest viel het allemaal nog best wel mee!

 De inzet van het Hongerwapen

Aan de hand van de beschikbare cijfers valt te zien dat direct na oorlogsbegin in 1940 het sterftecijfer jaarlijks in procenten en aantallen toeneemt. Wat opvallend is, is dat vooral ná 1943 de stijging exorbitant te noemen is, in 1944 is het aantal doden zelfs verdubbeld ten opzichte van het voorgaande jaar. 1944 was het jaar dat, vier dagen nadat de laatste treinen vertrokken waren naar ‘Westerbork’, de treinen WEL stilgezet konden worden. Dit keer zogezegd om door logistieke sabotage de geallieerde luchtlandingen in Arnhem te ondersteunen. Maar, al enkele dagen na 17 september 1944 werd in ‘Londen’ duidelijk dat ‘Market Garden’ een fiasco geworden was.

“Tien dagen later werd tijdens een speciale kabinetszitting gesproken over het mislukken van de sprong over de Rijn en werd gediscussieerd of de staking alsnog zou moeten worden afgeblazen. Van de kant van het Geallieerde opperbevel werd gesteld dat in het westen wel en in het oosten geen treinen mochten rijden. Maar omdat zo’n halve staking natuurlijk niet zou werken, besloot het kabinet om de staking niet op te geven.”

(‘De Hongerwinter’, pagina 26, David Barnouw, onderzoeker en voorlichter bij het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie NIOD)

De ‘Sprong over de Rijn’ mocht weliswaar mislukt zijn, de oorlog was nog lang niet gewonnen,‘Festung Holland’ moest nog genomen worden! De reden dat in de treinstaking volhard werd was even simpel als doeltreffend, het ‘Hongerwapen’ werd van stal gehaald en het ijzeren ros ging naar de remise, hetzelfde scenario als in de Eerste Wereldoorlog. Dat daarbij geen onderscheid gemaakt kon worden in ‘verdedigers’ of‘burgerbewoners’‘goeden’ of ‘slechten’, was slechts bijzaak, allen zouden zij-aan-zij creperen! De Nederlandse bankier Wally van Hall kreeg de opdracht om een financieringsplan op te zetten om de treinstakende NS-ers in staat te stellen hun werk neer te leggen. Op 2 augustus 1944 maakte hetministerie voor Algemeene Oorlogvoering van het Koninkrijk in Arling House te Londen de eerste 10 miljoen guldens over, even later gevolgd door nog eens een sponsorbedrag van 20 miljoen guldens. Totaal slaagde Van Hall erin een aardig fonds op te zetten met zo’n 106 miljoen gulden in kas (ca. 600 miljoen €uro koopkracht nu!) waarmee tal van activiteiten gefinancierd werden.

Voor de burgers in de grote steden van de provincies in Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht braken barre tijden aan. Het in Friesland, Groningen en Drenthe wél aanwezige voedsel bereikte hen niet, de NS-ers staakten! Treinen bemand met Duits personeel en gevuld met levensmiddelen onderweg naar de gaarkeukens werden onophoudelijk onder vuur genomen door de geallieerde luchtmacht die daarnaast óók de wachtende rijen vóór en de gaarkeukens zélf op de korrel namen. De barre winter van 1944-45 gaf de genadeklap, dagelijks stierven honderden mensen de hongerdood. De omstandigheden werden zo bar en boos dat zelfs het ‘verzet’ zich verzette, zoals in het dagboek van Rita van Gestel ‘De smaak van tulpenbollen’ te lezen valt. Daarin schreef ze op 13 januari 1945 “De ondergrondse beweging heeft aan Londen in een ultimatum gesteld dat er hier eten moet komen vóór 15 januari a.s., daar ze het zonder voedsel niet meer uithouden, anders wordt de spoorwegstaking opgeheven”. Lang na de koninklijke rentree en landing in Zeeland en ver na de officiële beëindiging van de oorlog stierven Nederlanders aan de gevolgen van het ‘hongerwapen’, de treinen bleven in de remise! “Zij stierven opdat anderen door konden leven”.

Andere verrekkelingen

Zij waren overigens niet de enigen die verrekten van de honger…

…..daar waren de vele duizenden verzetsstrijders en politieke gevangenen die in Duitse kampen van elke hulp verstoken bleven en onder de meest ellendige omstandigheden crepeerden. Moedige mannen met rechte ruggen, met karakter, met durf die zich verzetten tegen de overheersing en inzetten voor de vrijheid. Kundige en capabele Nederlanders, burgemeesters, rechters, agenten, verzetsstrijders die tegen alle verdrukking in kans zagen zich door te zetten. Geduchte mannen die NIET op de vlucht sloegen en die zonder twijfel in de tijd die ooit nog komen zou het Vrije Nederland zouden herinrichten en vormgeven… ongewenste en niet geplande concurrentie!

In tegenstelling tot de regeringen van andere geallieerde landen die hun in kampen verblijvende burgers voedsel-, en overlevingspakketten zonden liet de Nederlandse regering in Londen niets van zich horen. De Nederlanders, samen met de Russen ontvingen NIETS en waren volledig aan zichzelf en Duitse genade overgeleverd. Het sterftecijfer was daardoor ook navenant hoog. Uit de informatie blijkt dat áls er wel ondersteuning was geweest het meer dan aannemelijk moet zijn geweest dat het sterftepercentage onder de politieke gevangenen naar schatting 60% lager uitgevallen zou zijn. Wie meer wil weten over deze enigszins op het ‘Englandspiel’ lijkende ‘Rode Kruis Pakketten Affaire’ en de rol daarin van Mr. B. Ph. Baron Harinxma thoe Sloten, moet zoeken naar de uitkomsten van de door de naoorlogse regering ingestelde ‘pakkettencommissie’ onder leiding van Koos Vorrink. Onder pseudoniem Édouard de Nève schreef Willem Johan Marie Lenglet twee werken waarin dit Londens falen aan de kaak gesteld wordt, het in 1946 verschenen en 536 pagina’s tellende boekwerk ‘Glorieuzen’ en de in 1947 verschenen 16 pagina’s tellende brochure ‘Indien de Nederlandsche Regeering in Londen.’

Hoe schrijnend de hongersnood in Nederland was werd o.a. duidelijk in het verhoor van Seyss-Inquart. Tijdens de ochtendzitting op 10 juni 1946 vertelde hij:

“Ik geloof dat Nederlanders eind 1944 en in 1945 in concentratiekampen en gevangenissen meer voedsel kregen dan de Nederlanders in het westen van het land. Ik wil niet teveel belang aan dit feit hechten want de Nederlanders leden werkelijk honger.”

De goed geïnformeerde Franse aanklager mr. Mournier tijdens het Neurenberger-proces in februari 1946 noemde het getal van totaal 125.000 Nederlandse ‘hongerwinter-doden’

Exclusief Herdenken

Nederland hongerde, niet één winter, maar vele winters lang! Recapitulerend en terugkijkend moet gesteld worden dat 1943, 1944, 1945 en 1946 DE ‘Nederlandse ‘Hongerwinters’ waren. ‘Hongerwinters’ waarvan de slachtoffers tot op de dag van vandaag nergens in Nederland herdacht worden, er is simpelweg geen monument. De reden? Men droeg de ondergane verschrikkingen na de oorlog met zich mee, men maakte geen beeld voor het leed wat men zelf gedragen had! Als kinderen natijd vroegen“Moeder, vertel nog eens iets over Hitler”, dan kregen zij niet het antwoord dat vandaag de dag op ieders lippen bestorven lijkt te liggen van ‘Adolf, joden, gaskamers, dood’. Toen was het.. “dat is allemaal voorbij, dooreten, mond dicht en alles opeten, ‘lust ik niet’ bestaat niet, jij weet niet wat honger is!”Soms kregen ze het over de lippen om te vertellen wat met de eigen familie gebeurd was, men sprak over executies, over rondvliegende granaatscherven, men sprak over ‘nacht-und-nebel’, NSB. Over het verschrikkelijke leed dat in de Jappenkampen geleden werd daarvan wist men in het koude kikkerlandje niets, evenmin als de Nederlandse burger notie had van de ruim 90 treinen die in de loop van twee jaar door Nederland denderden. Het eigen leed, het eigen verlies, de eigen geschiedenis liet dat gewoonweg niet toe. Dat het nu, vandaag de dag, zoveel anders is lijkt een kwestie van oorlogsmarketing te zijn. In zijn boek ‘Hongerwinter’ vraagt David Barnouw zich op pagina 81 en 82 af of de herinnering aan de Holocaust die van de Hongerwinter verdringt. Hij beantwoordt zijn eigen vraag want volgens hem lijkt dat de laatste jaren sterk het geval te zijn. De herinnering, het beeld en de zeggingskracht van Auschwitzblijkt volgens hem sterker te zijn. In de 70-er jaren raakte de Hongerleed op de achtergrond, maakte het meisje met het ‘Rode Haar’ plaats voor het ‘Meisje van het Achterhuis’ en steeg het aantal monumenten navenant. Recent verrees op het Amsterdamse Frederiksplein, pal naast gebouw van ‘De Nederlandsche Bank’, op 3 september 2010, een € 250.000,– kostend monument ter ere van verzetsheld, bankier Wally van Hall, de man achter de financiering van de treinstaking.

Iin 2011 werdvanuit bepaalde hoek de roep steeds luider om de Nationale Herdenking op 4 mei (als ALLE oorlogsslachtoffers herdacht worden), exclusief te reserveren voor de weggevoerde en omgekomen joden. Voor de door honger omgekomen Nederlanders is hier geen plaats meer!  Een jaar biedt naast deze dag nog 364 andere dagen om alle andere slachtoffers te herdenken is dan het antwoord!

Fré Morel – vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend.