“.. ’t haaile hoes ligt vol” praat ze verder terwijl ze op de bank blijft zitten als ik binnenstap. Ze heeft het druk met regelen en organiseren, ze puft er van en ze heeft keuze zat. Maar liefst vier verschillende pufjes liggen naast het zakje tabak op het tafeltje naast haar.
“Wie binnen der drok mit” gaat Jannie verder “nee, ‘k dou t nait allenig, aal mien kinder helpen goud mit, net as Roelie en Elsiena” en steekt een zelf gedraaid rokertje aan en tussen haar lippen. “Kovvie hebben?” vraagt ze waarop Roelie die ook in de kamer zit gedienstig opspringt en naar de keuken loopt om een beker vol in te schenken “mit melk en zunder suuker, he?” antwoord ze zichzelf al. “Ik zug der nait oet, mien hoar ook nait bozzeld, mor dat kin mie ook nait schelen” zegt de 59-jarige Jannie Orsel, boegbeeld en markante voorvrouw van Stichting Uitdeelpunt Eerste Hulp.
“Wie binnen nou drok mit Sunterkloas, mit de boudel kloar moaken veur de minsen dij der nou aal slechter bie langskommen” en daarmee doelt ze op de steeds groter wordende groep Oost-Groningers die het water meer dan over de lippen stroomt. Absurd opgelopen voorschotten van energieprijzen, onbetaalbare zorgkosten, oplopende schulden en het eten dat onderhand onbetaalbaar wordt .. het houdt maar niet op. Maar gelukkig zijn er mensen van haar kaliber die daarvoor op de barricades springen. Pittige Jannie met een bek als een scheermes, nergens bang voor en gezegend met een klein hartje dat vurig klopt voor de minder bedeelde medemens. Vuur spugende ogen die kunnen bliksemen, een rappe tong waar haar hart op woont en tegelijk armen die beschermen en verwarmen, dat is Jannie ten voeten uit.
Ze heeft het druk met de voorbereidingen voor het Sinterklaasfeest van drie december als de goedheiligman compleet met zwarte pieten naar ‘haar’ snuffelshop komt in Heiligerlee. Ik slubber aan mijn kop koffie en maak aantekeningen van wat ze vertelt, dat het onderhand de 10e keer is dat ze dit organiseert, samen met haar hechte(familie) team. Nu voor de 6e keer in Heiligerlee, daarvoor in Veendam en in die tijd heb ik haar leren kennen. Samen met een kameraad mocht ik er aan meehelpen dat gezinnen zonder voldoende middelen toch konden beschikken over een goed werkende pc met printer, overjarige apparaten die ik links en rechts bij elkaar scharrelde en die m’n kameraad weer compleet opfriste en voor gebruik geschikt maakte.
Vanuit het daar betrokken winkelpandje aan De Brink deelde Jannie ze toe aan mensen die ze goed konden gebruiken. Mensen die ook bij haar terecht konden voor een tas vol brood en levensmiddelen of andere nuttige spullen die ze had weten binnen te halen. Altijd tijd voor koffie en een luisterend oor, hulpbereid en als een onbevreesde dragonder in actie en op de bres als iemand door ambtelijke molens in de verdrukking dreigde te raken.
Toen zes jaar terug de huur van het Veendammer pandje plotsklaps verdubbeld werd kwam zoon Harm – Appie in de volksmond – op de proppen met het oude garagepand van Brons in Heiligerlee. Vanaf die tijd opereert de Stichting vanuit die basis en doet ze haar menslievende ding en kan de minima terecht in de daar opgezette kringloopwinkel voor ontbrekende en noodzakelijke goederen.Het ziet er niet naar uit dat Jannie na tien jaar buffelen op haar lauweren kan gaan rusten, ook al wordt haar gezondheid er niet beter op.
“Gewoon deurgoan, ik heb gain tied veur flaauwkul”, zegt ze strijdlustig als altijd. “Drink dien kovvie nou mor op, ‘k bin kloar mit die” zegt ze en geeft me daarbij een vette knipoog. Dat komt goed uit, zij heeft haar zegje gedaan, ik heb mijn tekst en ook mijn foto (dou mor zwaart-wit, din vaalt ’t ook nait zo op hou ‘k der oet zug) en geef haar een dikke knuffel bij het weggaan. “Nou, moi, he! Ik goa weer verder” zegt ze, “ ‘k heb nog veul te doun, ’t haaile hoes ligt vol, drok mit Sunterkloas…”