Home » Columns » Hjalmar Schacht – Gouden pion in het schaakspel

Hjalmar Schacht – Gouden pion in het schaakspel

Horace Greeley Hjalmar SchachtHjalmar Schacht, naast de Duitse Führer.
Zonder Schacht en misdadige consorten geen WOII!

Grote conflicten zouden onmogelijk kunnen plaatsvinden als niet bepaalde figuren zowel vóór als achter de schermen een invloedrijke en mis-leidende rol spelen, vaak al ver voor het uitbreken ervan. Het zou teveel worden om al die duizenden personen te noemen die als ‘schaakstukken’ fungeerden in dit machtsspel. Een enkele kan niet ongenoemd gelaten worden, zoals bijvoorbeeld de Duitse bankier en politicus Horace Greeley Hjalmar Schacht.

Fré Morel – vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend

De op 22 januari 1877 in het Noord-Sleeswijkse Tinglev geboren Schacht zou een belangrijke rol spelen in de 31-jarige Wereldoorlog van de 20e eeuw. Schacht was één van de schaakstukken die in het spel om absolute wereldmacht werden ingezet. Gebruik makend van zijn vaardigheden werkten de federatieve machtsfantasten aan hun doel, namelijk absolute macht over alles wat ademt, leeft en beweegt op deze aarde en dat alles onder supervisie van een rechtvaardig wereldgouvernement. Hjalmar, een jongen met veelbelovende financiële talenten, studeerde van 1895 tot 1899 in Kiel, München, Berlijn en Leipzig, waarna hij in 1903 in dienst trad van de Dresdner Bank. In 1906 sloot de 29-jarige Schacht zich aan bij de Vrijmetselaarsloge Urania zur Unsterblichkeit, een belangrijke stap in zijn verdere carrière. Twee jaar later, in 1908, werd hij benoemd tot plaatsvervangend directeur van de Dresdner Bank, een functie die hij tot 1915 zou vervullen, waarna hij halverwege de Eerste Wereldoorlog naar de Nationalbank für Deutschland overstapte, een privé-bank.

Schacht had de opdracht om zich in het bezette België bezig te houden met de aan België opgelegde betalingsverplichtingen, een taak waar hij zich in het bezette Brussel naar eer en geweten wijdde. Nadat in 1918 de slachting gestopt was bleek al snel dat het ultieme doel waarvoor president Wilson persoonlijk zo gestreden had niet zou worden bereikt. De Amerikaanse Senaat bekrachtigde het door Wilson ondertekende Verdrag van Versailles niet, waardoor de zo vurig gewenste Volken Bond een slap aftreksel werd van wat oorspronkelijk de bedoeling was. Zonder deelname van de grootste wereldrijken (Amerika en Rusland) was het verdrag niets anders dan veel dode letters zonder inhoud. Met energie werd er gewerkt aan het uitstippelen van een nieuwe koers die onherroepelijk – en met behulp van een nieuwe miljoenenslachting – zou moeten resulteren in de gewenste Orde. Het was daarvoor wel noodzakelijk dat het tot dat moment steeds planmatig vernietigde en bijna letterlijk uitgebeende Duitsland vanaf de basis opnieuw opgebouwd moest worden om haar in staat te stellen de rol te kunnen spelen die haar was toebedeeld. Voor Hjalmar Schacht was hierin een belangrijke rol als faciliterend en intermediërend bankier weggelegd.

In 1918 werd – mede door Hjalmar Schacht – de Deutsche Democratische Partei (DDP) opgericht en twee jaar later werd hij – in 1920 – tot de invloedrijkste persoon gemaakt binnen de Nationalbank für Deutschland. Weer twee jaar later – in 1922 – fuseerde deze bank met de Darmstädter Bank für Handel und Industrie, waardoor een bank van formaat ontstond. Schacht stond nu aan het hoofd van een van de invloedrijkste en grootste Duitse banken. Schacht was evenals veel andere topbestuurders een wereldfederalist en bezocht in 1922 in Wenen de eerste bijeenkomst van de Pan Europese Beweging die als einddoel een Een Wereld Regering voor ogen stond en die door 6.000 mensen bezocht werd. Het zal mogelijk weinigen verbazen dat het podium van de Pan Europese conferentie gesierd werd door portretten van o.a. Napoleon Bonaparte, Immanuel Kant en Friedrich Nietzsche, de intellectuele voorlopers en verdedigers van de ideeën van de wereldrepubliek en-of van een Verenigd Europa. De financiering van deze massabijeenkomst werd verzorgd door het bankiershuis Warburg, een oud Venetiaans bankiersgeslacht dat deze wereldfederatieve gedachte een warm hart toedroeg en 60.000 goudmark ter beschikking stelde. Max Warburg zou overigens één van de belangrijkste financiële grootheden zijn die de opkomst van Hitler en de NSDAP mogelijk maakte.

De oprichter van deze Pan Europese Beweging was Graaf Richard Nikolaus Coudenhove-Kalergi, vrijmetselaar en wereldfederalist. Navolgend als ‘tussenspel’ volgen enkele verbanden die gelegd kunnen worden. In 1922 verscheen bij ‘Verlag der Neue Geist’ in Leipzig van de hand van Coudenhove-Kalergi het boek Adel met daarin praktische voorstellen om te komen tot wereldvrede onder controle van een door hem beschreven superras.

Hem stond een nieuw Europees eenheidsrijk voor ogen met een doelgericht gekweekte Eurasisch-Negroïde wensbevolking en was van mening dat een (één-)wereldrepubliek naar model van het Romeinse Rijk dé vredebrengende oplossing zou zijn voor alle oorlogen: “This eternal war can end only with the constitution of a world republic… The only way left to save the peace seems to be a politic of paeceful strength, on the model of the Roman Empire, that succeeded in having the longest period of peace in the west thanks to the supremacy of his legions.” In 1925 verscheen ‘Praktischer Idealismus’, een boek waarin de inhoud van Adel opgenomen en aangevuld was met een aantal hoofdstukken.

Naar mening van Coudenhove-Kalergi zou vrede, vrijheid en voorspoed gegarandeerd worden als deze superstaat onder controle stond van een Qualitätsrasse. In zijn boek Adel beschreef hij hen als “geistigen Führerrasse Europas, dem Judentum.” Het jodendom was in zijn ogen bij uitstek geschikt voor een Herrenrasse omdat zij over het betere bloed beschikten “das Judentum ist der Schoß, aus dem ein neuer, geistiger Adel Europas hervorgeht; der Kern, um den sich ein neuer, geistiger Adel gruppiert. Eine geistig-urbane Herrenrasse”. Wat betreft dit nieuw gefokte aristocratische ras, daarover wist de Leeuwarder Courant van 24 februari 1931 te melden dat met name in Oostenrijk en Hongarije het bloed van de oude feudale adel zich met succes en in toenemende mate met de Joodse intelligentie vermengde. Naast de vorst van Liechtenstein die zich met de Joodse barones Elisabeth von Gutmann had verbonden werd met name ook graaf Adrás Bethlen genoemd als rasverdelaar.

Het betreffende artikel ging wat uitgebreider in op de oude Hongaarse adel en en nieuwe geldadel en werd het artikel besloten met de woorden dat “het ideaal van graaf Coudenhove in Hongarije op de beste weg is verwezenlijkt te worden”. Volgens Coudenhove-Kalergi was de totstandkoming van een Herrenrasse niets anders als een logisch gevolg van onderdrukking en vervolging omdat onder “vielfach erschwerten Lebensbedingungen alle Juden zugrunde” gegaan waren “die nicht geschickt, klug und erfinderisch genug waren, den Daseinskampf in dieser schwierigsten Form zu bestehen”. ‘Dank zij’ deze kunstmatige selectie – “künstlichen Ausleseprozeß” – was het jodendom volgens Coudenhove-Kalergi veredeld tot een nieuw Adelsras. Door gerichte voortplanting en vermenging zou dit Adelsras opgefokt worden om haar geschikt te maken voor hun edele taak, (…..) geen taak voor minderwaardige levensvormen (…) “Nur den edelsten Männern wird die Verbindung mit den edelsten Frauen freistehen und umgekehrt – die Minderwertigen werden sich mit den Minderwertigen zufrieden geben müssen. Dann wird die erotische Lebensform der Minderwertigen und Mittelmäßigen Freie Liebe sein, der Auserwählten: Freie Ehe. So wird der neue Zuchtadel der Zukunft nicht hervorgehen aus den künstlichen Normen menschlicher Kastenbildung, sondern aus den göttlichen Gesetzen erotischer Eugenik.”

Coudenhove-Kalergi was een aanhanger van het zionisme, evenals zijn vader die zichzelf tot de intieme vriendenkring van Theodor Herzl mocht rekenen. Coudenhove-Kalergi was ook nauw betrokken bij het voorontwerp van de vlag die later de vlag voor de Europese Unie zou worden. Arsène Heitz tekende uiteindelijk voor het definitieve ontwerp, een cirkel met twaalf gele sterren op een blauwe ondergrond, uitgevoerd door de Belg Paul Michel Gabriel Lévy. Coudenhove-Kalergi, de peetvader van de Europese Unie, bleek een inspirerende grootheid. Clearence Kirschmann Streit (een van de leden van de Amerikaanse onderhandelingsdelegatie in Parijs, 1919) baseerde op het werk van Coudenhove-Kalergi zijn epos Union Now dat in 1938 uitgebracht werd met daarin (hoe verrassend) de blauwdruk voor een nieuwe wereldorde in de vorm van een federatie van alle wereldstaten. ‘The Case for Federal Union’ van W.B. Curry was een ander, vergelijkbaar werk, een in 1939 gepubliceerd boek en gebaseerd op het werk van Streit en Coudenhove-Kalergi. De éénheidsgedachte vond o.a. in de Tweede Wereldoorlog royale Amerikaanse ondersteuning in de vorm van het Committee to defend America by Aiding the Allies, CDAAA) opgericht door de Amerikaanse journalist William Allen White.

Net als Streit maakt ook White deel uit van de Amerikaanse onderhandelingsdelegatie in Parijs in 1919 en was hij een fervent aanhanger van de Volkenbond politiek van Woodrow Wilson. Het CDAAA was een warm voorstander van wapenleveranties en andere soorten van ondersteuning van Engeland en fel gekant tegen de neutraliteitswetten die in 1935, 1936, 1937 en 1939 waren aangenomen. Deze wetten waren het directe resultaat van de uitkomsten van het Nye comité die de betrokkenheid van Amerikaanse banken en (oorlogs-)industrie ondubbelzinnig bewees waarop de Amerikaanse Senaat de wetten aannam en elke toekomstige inmenging verbood. Het CDAAA vond het America First Committee (AFC) tegenover zich dat zich tegen elke oorlogsdeelname verzette. Senator Gerald P. Nye was een van de leden van het AFC. Het AFC was echter bij lange na niet bij machte de oorlogshaviken te temmen. Medeoprichter van het CDAAA was Frederic René Coudert, van het New Yorkse advocatenkantoor Coudert, die van 1915 tot 1920 in het geheim juridisch adviseur was van de van de Engelse regering. Advocatenkantoor Coudert onderhield nauwe banden met de bankiershuizen Rothschild en J.P. Morgan. Het comité kende ook prominente en invloedrijke leden, zoals de New Yorkse gouverneur Herbert H. Lehman (van het bankiershuis Lehman en Bros) en bankier John Pierpont Morgan, evenals zijn gezicht naar buiten toe Thomas Lamont. Misschien overbodig om te melden dat de aanhangers van het Esperanto, de nieuw gecreëerde eenheidstaal, sympathiseerden met dit comité.

In 1923 stelde men Schacht in staat om de inflatie in Duitsland te beëindigen door de invoering van de zogenaamde Rentemark. Daarop werd geldtovenaar Schacht in december 1923 door Rijkskanselier Gustav Stresemann benoemd tot president van de Deutsche Reichsbank. De benoeming stuitte op fel verzet binnen de politiek en toonaangevende industriëlen, maar werd dwars tegen het eensluidende én afwijzende advies van de Deutsche Reichsbank directie doorgezet. Hogere machten hadden bepaald dat hij de ’juiste man op de juiste plaats’ was.

In 1924 ontmoetten Schacht en Montagu Norman, de gouverneur van de Bank of England elkaar voor het eerst en ze zouden tot de dood van Montagu Norman nauw bevriend blijven. In januari 1939 zou Montagu Norman naar Berlijn reizen om de doop van Schachts derde kleinkind bij te wonen. Hjalmar’s dochter Inge en schoonzoon de diplomaat Albert-Hilger von Cherpenberg (Scherpenberg) hadden hun zoon vernoemd en hem de naam Norman Hjalmar gegeven. Behalve met Schacht onderhield Norman Montagu op zijn beurt ook weer nauwe contacten met andere personen die in de Tweede Helft een opmerkelijke rol zouden gaan spelen, zoals met Alfred Rosenberg die hij in 1931 ontmoette. Partij-ideoloog Rosenberg was redacteur van het weekblad de Völkischer Beobachter (VB), een “extreem nationalistische krant die eigendom was van het Thule verbond” tot haar aankoop bekend onder haar oude naam Münchener Beobachter onder redactie van vrijmetselaar, kabbalist en occultist Adam Alfred Rudolf Glauer, later beter bekend onder zijn aangenomen naam Rudolf, Freiherr von Sebottendorff. Via Franz Ritter von Epp werd uit geheime legerfondsen 60.000 Reichsmark tevoorschijn getoverd voor aankoop van de VB terwijl ook de industrieel en publicist Arnold Rechberg deze aankoop financieel mogelijk gemaakt heeft.

Rosenbergberg, volgens George Creel “een Estlander wiens grootvaders de God van Abraham, Isaac en Jacob aanbaden” had een opmerkelijke carrière. Tot aan de Russische revolutie van 1917 werkte hij “voor de Ochrana, de geheime politie van de Tsaar, eerst in Rusland, daarna in Frankrijk” als een agent provocateur. Via contacten met kroonprins Ludwig von Beieren moet hij in contact gekomen zijn met Adolf Hitler. Rosenberg had tijdens zijn bezoek aan Norman Montagu op zijn beurt weer ontmoetingen met invloedrijke personen zoals met Henri Wilhelm August Deterding van de Shell. Deze oliemoloch was het resultaat van een fusie in 1907 van drie olieconcerns en groeide daarmee uit tot de grootste olieproducent ter wereld.

De Koninklijke Nederlandsche Petroleum Maatschappij, waarvan het Nederlandse koningshuis tot de belangrijkste aandeelhouders gerekend moet worden, ging samen met het Russische oliebedrijf dat in handen was van de Franse tak van het bankiershuis Rothschild en de Shell Transport and Trading Company Ltd. van de gebroeders Marcus en Samuel Samuel uit Engeland. Deterding stond als kundige zetbaas aan het roer van deze multinational en stond bekend als één van de meest vermogende mensen ter wereld. Via Deterding zouden in 1931 leningen van tientallen miljoenen Engelse ponden aan de NSDAP verstrekt worden. Rosenbergberg bezocht bezocht Deterding verschillende malen op zijn landgoed Buckhurst Park zo ook in mei 1933. Met diverse Engelse regeringsfunctionarissen zoals o.a. Lord Hailsham (de toenmalige minister van oorlog) en mediamagnaten zoals met Lord Beaverbrook (oorspronkelijk William Maxwell (Max) Aitken) legde Rosenberg contact. Beaverbrook, de man achter toonaangevende Engelse bladen zoals de Daily Express, Sunday Express en de Evening Standard, dezelfde Engelse pers die volgens de onderzoeksjournalisten

James en Suzanne Pool “een belangrijke rol [zou] gaan spelen bij het verstrekken van geldleningen aan de nazi’s.” Nadat Hitler op 30 januari 1933 de positie van Duits kanselier als het ware in de schoot geworpen was liet deze op 5 maart 1933 nieuwe verkiezingen houden om de macht van de NDSAP te versterken. Dit pakte anders uit, de verwachte en benodigde overgrote meerderheid werd bij lange na niet gehaald.

Met de invoering op 23 maart 1933 van de machtigingswet Gesetz zur Behebung der Not von Volk und Reich wist de NSDAP de Rijksdag buiten spel te zetten en alle macht naar zich toe trekken. Ze trapte daarmee op verschillende machtige en internationale tenen en kreeg daarop te maken met een wereldwijde economische boycot. Het was opnieuw de al eerder genoemde Daily Express die op vrijdag 24 maart 1933 op haar titelpagina kopte Boycot of German Goods en Judea declares war on Germany. Het zou de sfeer en situatie in aanloop naar wat er komen zou nog grimmiger maken. Met een andere krantenmagnaat had Rosenberg eveneens contact, de tot Lord Rothermere verheven Harold Sidney Harmsworth (broer van de in 1922 overleden haatmagnaat Lord Northcliffe). Lord Rothermere steunde in eigen land de fascist Oswald Mosely in o.a. de Daily Mail, Daily Mirror en Evening News en sinds september 1930 roemde hij openlijk de Nazi-Partij in de krantkolommen van de Daily Mail. Rothermere had diverse persoonlijke ontmoetingen met Hitler en in maart 1934 riep hij in zijn bladen op om Duitsland de gebieden in Afrika terug te geven die ze verloren was na WOI. Binnen dit, in belangen nauw aan elkaar verwante en verweven, netwerk van illustere figuren bewoog zich Hjalmar Schacht die in 1926 uit de door hem mede opgerichte DDP stapte en op zijn beurt naar de rechterkant opschoof van het politieke spectrum. Niet in het minst omdat de DDP-er er voorstander van was om het bezit van de buiten de macht gestelde machtskliek van vóór de Eerste Helft zonder vergoeding te annexeren. Dát paste niet in het plaatje van de invloedrijke spelers áchter Schacht.

In 1929 leidde Schacht de Duitse delegatie bij de onderhandelingen van het zogenaamde Young-Plan en zou hij ook hier weer moeiteloos in een andere rol schuiven. Nadat de Duitse Rijksdag het Young-Plan goedgekeurd had, was het juist Schacht die zich tegen het plan keerde en voor onrust zorgde. Uit protest trad hij terug als president van de Deutsche Reichsbank. Aan macht leverde hij daarbij overigens niets in, integendeel. In 1930 zou hij een belangrijke positie in gaan nemen in de Bank for International Settlements (die Bank für Internationalen Zahlungsausgleich – BIZ) een bank waarin de Centrale Banken van Engeland, Frankrijk, Duitsland, België, Italië en twee van de grootste Amerikaanse en Japanse privé-banken vertegenwoordigd waren.

Het was de taak van de BIZ ervoor te zorgen de Duitse herstelbetalingen te begeleiden en te garanderen en Schacht wist zich daarbij in goed gezelschap van zijn persoonlijke vriend Sir Montagu Norman, gouverneur van de Bank of England, de meest invloedrijke bank ter wereld. In 1931 was het vooral Schacht die bij Heinrich Brüning, de Duitse Rijkskanselier, aandrong om de NSDAP (de National Sozialistischer Deutsche Arbeiter Partei) in de regering op te nemen. In oktober van dat jaar sloot Schacht zich aan bij het Harzburger Front, een verbond van Duits nationale groepen én de NSDAP om de Weimar Republiek te ontmantelen, één van de noodzakelijk te ondernemen stappen in het machtsschaakspel. In november 1932 was het Schacht die – als lid van Freundeskreis der Wirtschaft het initiatief nam om namens toonaangevende Duitse industriëlen & bankiers een petitie aan de Rijkspresident Paul von Hindenburg aan te bieden waarin aangedrongen werd Adolf Hitler tot nieuwe Rijkskanselier te benoemen.

In datzelfde jaar sprak Schacht tijdens een bijeenkomst van de Pan Europese Beweging en liet hij zijn toehoorders weten dat “binnen drie maanden Hitler aan de macht zal zijn”, dat “Hitler het PanEuropa zal vestigen” en dat “alleen Hitler in staat is PanEuropa te realiseren.”“In three months, Hitler will be in power… Hitler will create PanEuropa. Only Hitler can create PanEuropa.” Was het een een vooruitziende blik van Schacht?! Op 1 februari 1933, twee dagen ná de benoeming van Hitler tot Rijkskanselier, moet Henry Morgenthau Jr. gezegd hebben dat Amerika daarmee de eerste fase ingegaan was van een tweede oorlog “The US has entered the First phase of a second war”. Deze uitspraak van Morgenthau zou gepubliceerd zijn in de Portland Journal van 12 februari 1933. Op 20 februari 1933 was Schacht één van de aanwezigen op een bijeenkomst van vooraanstaande industriëlen met de bedoeling fondsen te werven voor de NSDAP. Naast Henrich Himmler en Hermann Goering waren ook vertegenwoordigers van onder andere het illustere bedrijf I.G. Farben (IGF) aanwezig.

Van de drie miljoen Duitse Rijksmarken die op die dag bij elkaar werden geschraapt waren er 400.000 afkomstig van IGF. Eén dag na de machtsovername door de NSDAP (16 maart 1933) werd Schacht op 17 maart 1933 door Hitler (met instemming en goedkeuring van Max Warburg van het invloedrijke bankiershuis M.M.Warburg en directeur van de Duitse tak van het chemische bedrijf I.G. Farben) opnieuw benoemd tot president van de Deutsche Reichsbank. Vier dagen later werd op 21 maart 1933 de oprichting van het Derde Duitse Rijk afgekondigd in de garnizoenskerk van Potsdam.

Tot aan de machtsovername was de NSDAP door de machtige Pilgrims Society in de periode van 1929 tot aan 1933 voor niet minder dan $ 32.000.000,– gesubsidieerd. De meest machtige bank ter wereld, de Bank of England, was in 1933 eveneens voorstander van het financieren van de door de NAZI-partij beheerste Duitse regering en in haar kielzog kwam een grote groep internationale financiers en invloedrijke mediamagnaten van divers pluimage. De kassen van de NSDAP werden volgestort met miljoenen die afkomstig waren van bankiers die op eigen titel of namens hun opdrachtgevers miljoenen doneerden. Bankiers als Bernhard Oppenheim, bankier en senator Prescott Bush, Henry Mann (National City Bank), Winthorp W. Aldrich (Chase Bank) en forse giften van Standard Oil van Rockefeller die zijn pr-agent Ivy Lee o.a. de opdracht meegaf zich in te zetten om het fascisme te promoten. Onder andere de Amerikaanse ambassadeur W.E. Dodd deed in zijn memoires hierover een bescheiden boekje open. De NSDAP en de nieuwe Duitse kanselier waren door het overvloedige goud aan de macht gekocht!!

Dat binnen Duitsland deze ontwikkelingen niet overal met algemeen gejuich werden begroet is voor een deel af te leiden uit een uitspraak uit die tijd: “Hitler, Schluckt Gold aber redet Blech.” Ook de ruimhartige financiering door de Bank of England kon in eigen land niet overal op warme instemming rekenen. Op 30 september 1933 schreef de financieel redacteur van de Daily Herald (eigendom van de Joods-Engelse krantenmagnaat Julius Salter Elias, de in 1937 verheven werd tot Lord Southwood) hierover een kritisch stuk.

In hun boek Wie financierde Hitler stellen de onderzoeksjournalisten James en Suzanne Pool dat het een vaststaand feit was “dat het Hitler-regime door toedoen van Montagu Norman leningen verkreeg kort nadat de Nazi’s in 1933 aan het bewind kwamen.” De koers van toonaangevende Engelse media na de machtsovername door de NSDAP was opvallend, zoals het hoofdartikel dat de Daily Mail op 8 januari 1934 bracht; daarin werd Duitsland geprezen als “een van de best bestuurde landen van Europa.” Veertien jaar daarvoor, op 8 mei 1920, had de Londense Times zijn lezers getracteerd op een artikel dat de suggestie wekte dat het blad “tegen Hitler geen al te grote morele bezwaren zou koesteren.” In het bewuste artikel Wie financierde Hitler? vroeg de krant zich af of men “in de achterliggende tragische jaren gestreden [had] om het streven naar Duitse wereldheerschappij te vernietigen, alleen om daarna te ontdekken dat zich daarachter een nog veel gevaarlijker, geheim gehouden streven verborg? Zijn wij door met inzet van al onze nationale krachten te strijden aan de Pax Germanica ontsnapt, alleen om in handen te vallen van een Pax Judaeica?” Het betreffende artikel behandelde de zogenoemde Protocollen van de Wijzen van Zion en zoals op pagina 252 van het hierboven al genoemde boek valt te lezen bevatte “het artikel wel geen duidelijke uitspraken maar had toch een woordkeus die het zaad van het antisemitisme in de geest van de lezers zou kunnen zaaien.”

De Ierse journalist en Times correspondent Philip Perceval Graves schreef over dit onderwerp enkele maanden later drie bijdragen die op 16, 17 en 18 augustus 1921 verschenen met de conclusie: ‘The Truth about the Protocols: A Literary Forgery’. Dit alles veranderde echter niets aan het positieve totaalbeeld dat miljoenen Times lezers geschetst werd van de opkomende Nationaal Sozialistischer Deutsche Arbeiter Partei. Schacht zou een belangrijke spin blijken in het internationale financiële web dat rondom de NSDAP geweven werd.

In mei 1934 hadden Montagu Norman en Schacht een vertrouwelijke bespreking die op 11 juni 1934 gevolgd werd door een niet-officiële bespreking in Badenweiler in het Zwarte Woud in verband met het verstrekken van grote geldleningen. In augustus 1934 werd voor Schacht een plaatsje als minister van Economische Zaken ingeruimd in het Kabinet Hitler en in oktober 1934 kwamen Montagu Norman en Schacht opnieuw in Badenweiler bij elkaar om verder te praten over Engelse geldleningen aan Duitsland. Tijdens de Neurenberger Parteitage van 5-10 september 1934 maakte ook de Amerikaanse krantenmagnaat William Randolph Hearst zijn opwachting bij de nieuwe Duitse rijkskanselier. Het resultaat hiervan was redactionele ruimte voor de schrijfsels van de nieuwe kanselier én een nauwe samenwerking tussen het Reichs Propaganda Ministerie van Josef Goebbels en de Hearstmedia.

In mei 1935 werden de taken van Schacht verder uitgebreid en werd hij Generalbevollmächtigten für die Kriegswirtschaft, de juiste man op de juiste plaats. Door financiële manipulatie en ruime ondersteuning van de op de achtergrond meesturende geldbaronnen, was en bleef hij in staat ervoor te zorgen dat er voldoende financiële middelen beschikbaar kwamen om de Duitse economie als nooit tevoren te laten bloeien, waardoor de oorlogsindustrie op volle toeren kon gaan draaien. Hoewel Schacht nooit zou toetreden tot de NSDAP was hij wél een graag geziene gast op haar jaarlijkse Neurenberger Parteitage. Achter de schermen zorgde hij voor de financiële ondersteuning van de Sturm Abteilung (SA).

In 1937 zat zijn taak er grotendeels op, Duitsland stond financieel economisch gezien weer stevig in de steigers. Voor zijn grote inzet werd hem op 30 januari van dat jaar het hoogste NSDAP onderscheidingsteken opgespeld, het Gouden Kruis (Goldene Parteiabzeichen). Zijn inzet had het mogelijk gemaakt om een machinerie in werking te stellen die voldoende én noodzakelijk was om de Tweede Helft te laten ontbranden. Voor hem was het tijd om officieel afscheid te nemen en zogezegd uit frustratie over de geldontwaarding die het resultaat zou zijn van de door de NSDAP gevolgde politiek legde hij in 1937 onder protest zijn ministersfuncties neer.

Dat weerhield hem er niet van om toch tot ver in 1943 achter de schermen als invloedrijke schaduwminister de touwtjes stevig in handen te houden; hij accepteerde zonder morren op 19 maart 1938 een nieuwe benoeming tot Rijksbankpresident. De persoonlijke band en innige samenwerking met Montagu Norman c.q. de Bank of England bleef onveranderd bestaan. Op 13 december 1938 verliet Schacht om half elf ’s avonds de haven van Hoek van Holland met de nachtboot Vienna naar het Engelse Harwich. In de Engelse hoofdstad had hij – zoals de ochtendeditie van de Telegraaf van 14 december 1938 meldde belangrijke besprekingen. De Leidsche Courant wist in haar editie van 16 december 1938 daarover het volgende te melden “Schacht op bezoek te Londen, besprekingen met Montague Norman. Dr. Schacht, president van de Duitsche Rijksbank, die gisteren te Londen is aangekomen en voor eenige dagen de gast zal zijn van Montague Norman, de gouverneur van de Bank van Engeland, heeft eenigen tijd op de Bank doorgebracht, welke hij na de lunch met Montague Norman verliet om oude relaties in Whitehall te bezoeken, aldus de Times”.

Wat die belangrijke besprekingen inhielden bleek later. Schacht was o.a. naar Londen gezonden om steun te vinden voor het naar Palestina laten emigreren van Duitse joden, in eerste instantie 150.000. Het plan vond geen bijval van de Jewish Agency, voorzitter Chaim Azriel Weizmann was “absoluut tegen het plan” en stond ook het Engelse Witboek dit soort aantallen emigrés niet toe. De vestiging van joden in Palestina was zeker ná afloop de Eerste Wereldoorlog al een hete politieke aardappel (en dat niet alleen) in Engeland. De Joodse toestroom naar Palestina zorgde onophoudelijk voor gewelddadige opstanden. In de opvolgende jaren werden in diverse Witboeken voorstellen geopperd om de Joodse emigratie te reguleren en beperken. Malcolm McDonald, de Engelse minister van koloniën was op 17 mei 1939 met een nieuw Witboek gekomen waarin voorgesteld werd het Balfourplan voor afgesloten te verklaren en in de opvolgende periode (1939-1945) maximaal 75.000 joden naar Palestina te laten emigreren. Emigratie en toelating na die periode zou alleen nog mogelijk zijn met Arabische toestemming. McDonald verklaarde daarbij dat het niet de Engelse intentie was Palestina “tegen de wil van de Arabische bevolking van het land in een Joodse staat te veranderen.”

Wat zowel de Telegraaf als ook Leeuwarder Courant van 14 december 1938 meldden was dat Schacht niet als enige prominente gast incognito aan boord was, ook prins Bernhard voer incognito mee. De Telegraaf wist te melden dat prins Bernhard in Londen ook het een en ander te bespreken had. In samenwerking met Montagu Norman zou de Bank of England in 1939 aan de Deutsche Reichsbank de Tsjechoslowaakse goudvoorraad ter waarde van £ 6.000.000,– beschikbaar stellen. Persbureau Reuter meldde op 3 januari 1939 vanuit London dat Montagu Norman via een omweg over Berlijn naar Bazel vertrok voor een zakelijke bespreking met de Bank for International Settlements. In deze goudoverdracht zou ook de Nederlandse bankier (en president van de Bank for International Settlements in Bazel) Jan Willem Beijen een rol spelen. (Beijen zou later de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken worden). Gezien de ophanden zijnde militaire activiteiten een voor Duitsland zeer welkome oorlogssubsidie.

Met een oorlog die nu onvermijdelijk op uitbreken stond bleef Schacht zich onvermoeibaar bezighouden met zich uit de gevarenzone te manoeuvreren. Hij liet in een protestpamflet weten dat hij zich keerde tegen de bewapenings- en geldpolitiek van de NSDAP, een politiek die hij in jarenlange arbeid notabene zelf mogelijk gemaakt had. Uiteindelijk zou hij op 20 januari 1939 een door Rijkskanselier Hitler ondertekende afscheidsoorkonde ontvangen waarin hij officieel van zijn taak als president van de Deutsche Reichsbank ontheven werd. Voordat het grote slachten begon, was een van de belangrijkste en invloedrijkste personen die dit door hun handelen hadden mogelijk gemaakt, handig buiten het licht van de schijnwerpers en schootsveld gemanoeuvreerd. Schacht stortte zich nu op het zich aanmeten van een nieuwe rol, die van tegenstander van de NSDAP en van Hitler, de partij en de man die juist door zijn inzet aan de macht gebracht waren! Schacht werd in de media in verband gebracht met het ‘verzet’ en hem werd zelfs een rolletje toebedeeld in de mislukte aanslag op Hitler op 20 juli 1944. Dit leidde tot zijn arrestatie en hij bleef tot het einde van de oorlog opgeborgen in de relatieve veiligheid van de vrouwenkampen Ravensbrück en Flossenburg.

Na de oorlog werd hij gearresteerd en voor het Tribunaal van Neurenberg gebracht, waar hij zijn rechters liet weten: “Ik begrijp überhaupt niet waarom ik aangeklaagd ben.” Zijn machtige vrienden zorgden er wel voor dat hij binnen de kortste keren vrijgesproken werd en op 1 oktober 1946 werd de dan 69-jarige Schacht – samen met twee andere invloedrijke schaakstukken Franz Von Papen en Hans Fritsche – in vrijheid gesteld. De vrijlating van Schacht zorgde voor grote onrust onder de Duitse burgers en de politie besloot hem opnieuw te arresteren. In een zitting voor de rechtbank van Stuttgart werd hij in 1947 – als één van de hoofdschuldigen aan de oorlog – veroordeeld tot acht jaar werkkamp. Maar ook dit keer wisten zijn machtige vrienden dat misverstand gauw recht te zetten. Hjalmar Schacht werd in september 1948 definitief uit het interneringskamp Ludwigsburg én van verdere vervolging ontslagen. In 1949 sloot Schacht zich aan bij de Vrijmetselaarsloge Zur Brudertreue an der Elbe en een jaar later – in 1950 – was hij alweer druk in de weer, had een lucratieve bezigheid gevonden als economisch adviseur en richtte hij zich op de ontwikkelingslanden. In 1953 wist hij in Düsseldorf de bank voor buitenlandse handel, de Außenhandelsbank Schacht und Co op te zetten die hij tot 1963 zou leiden. Op 3 juni 1970 blies hij in München zijn laatste adem uit en verliet dat schaakstuk planeet Aarde.