Als ik de inhoud van een oud koekblik op het deksel kiep vallen wat opvallende restanten neer die ik in het verleden in gastlessen gebruikte. Wat verknipte bankbiljetten, een knoop, een handjevol oude munten en een plastic jeton voor in de botsautogleuf en een brokje Pyriet.
Samen met een stapeltje blanco A4-tjes liet ik de leerlingen op een zo simpel mogelijke manier kennismaken met het verknipte geldverhaal en verklaarde het meest spraakmakende blokje nepgoud voor echt. Dat brokje gaf ik in bewaring bij een van de leerlingen die tot bankdirecteur werd bevorderd en hem gaf ik de opdracht om – met dit brokje als onderpand – om te toveren tot waardepapier.
Een blanco A4-tje vouwde hij op mijn verzoek in 32 gelijke formaatjes waarna hij het weer open moest vouwen en het creatiefste meisje van de klas tekende daar een bladvullende afbeelding op. Daarna sneed de bankdirecteur het A4-tje in 32 delen, schreef aan de voorkant dat het bankbiljet 1/32e deel van het goud vertegenwoordigde en om aan te tonen dat hij er persoonlijk garant voor stond zette hij op elk biljet zijn handtekening op de achterzijde.
Nix niet heen en weer gesleep met een brok goud in je korte broek, maar afrekenen met het papieren betaalbewijs en dat gingen we dus ook massaal in de praktijk brengen. De eerste aankopen waren wat onwennig maar al gauw kon ik een paar laptops, lesboeken, mobieltjes en zelf een paar schoenen en brillen ruilen voor deze nieuw gemaakte biljetten. De kinderen werden steeds enthousiaster en overstelpten me met spillen, maar ja.. de biljetten waren op, maar.. daar had ik het volgende op gevonden!
Ik nam een nieuw velletje A4, liet dat weer in 32 delen vouwen, Crea Bea tekenende er weer wat leuks op en de bankdirecteur schreef de schrijfsels en handtekening weer op de biljetjes. Terwijl zij bezig waren vouwde ik nog een stapeltje papier, gaf andere tekenwonders ook de kans om wat leuks te krabbelen en de bankdirecteur schreef zich suf terwijl ik de biljetjes alvast in 32 biljetjes deelde. Aanbod was er genoeg en binnen no-time had ik een enorme berg persoonlijke spullen van de leerlingen voor mijn voeten liggen.
Opeens zag ik wat vragende gezichten en opwippende wenkbrauwen bij enkelen die zich begonnen af te vragen wat de waarde nu was van zo’n papiertje, nou.. GEEN 1/32e deel meer p[er biljet en naar gelang je en vrachtwagen vol A4-tjes tot biljetjes vouwde was de waarde tot nagenoeg ‘0’ gezakt. Allemaal gebakken lucht en lege goudbriefjes zonder waarde en toen ik ze vertelde wat er met het kleine klontje goud wat ‘borg’ stond gebeurd was keken ze me met grote ogen aan. Het was aan vriendjes verhuurd zodat die ook voor bankier konden spelen, dat ene klontje was de borg voor al de honderdduizenden en miljoenen waarde-loze bankbiljetten en als klap op de vuurpijl liet de eerste bankier het brokje goud omsmelten tot een ketting voor zijn vriendinnetje – er lag dus helemaal niets meer, niet bij de ene bank of alle andere banken.
Dat laatste lijkt nu in de echte grote mensenwereld aan de hand te zijn, het goud bestaat alleen maar op papier en ook al heb je stapels mooi bedrukte papiertjes of hele rijen digitale cijfertjes het is allemaal gebakken lucht. Goud en andere edelmetalen dat eigenlijk borg stond is zomaar weg, verdampt, ligt ergens in een geldkist of hangt als een ketting om de nek, hokus pokus zomaar weg getoverd door het Voedoe Deusie