Ik tref hem stil staand aan bij de non-food vakken in de lokale Lidl, turende blik met toegeknepen oogleden. Hij neemt de tijd z’n aankoop te overdenken terwijl ik onopgemerkt op hem afloop en hem bij zijn voornaam aanspreek. “Hoi kerel, hoe is het, hoe gaat het met je?” vraag ik hem waarop hij zijn gezicht iets optilt en me aankijkt.
“Mmmhh.., tsja” zegt hij na een korte pauze “politiek gezien niet zo lekker” zegt hij, een verrassend antwoord en ik wacht op wat er komen gaat. Hij licht zijn woorden toe, iets over de zorgelijke toestand-in-de-wereld en plakt daar verbaal een wijzende vinger naar politiek Rechts aan vast die hij daarmee als oorzaak van alle kwaad bestempeld.
Mijn Vriendje van Vroeger, mijn vriendje van vijtig-jaar-terug-in-tijd en ik staan samen even stil in het gangpad. Het Vriendje van Vroeger was ooit eens als ik een nagenoeg on-ingevuld mensje, blanco wat betreft kennis en weten, geen oordeel over correcte politiek, gewenst gedrag of religieuze voorkeur. We waren te jong om daar een oordeel over te kunnen hebben, onze harde schijf was amper opgestart, we functioneerden op ons eigen natuurlijk kompas. Klasgenootjes waren we op een christelijke basisschool en samen met het zoontje van de directeur van de melkfabriek vormden we een bengel-trio.
We speelden samen op straat, in en rond de melkfabriek en achter zijn huis dat uitkeek en aansloot op een geweldig mooie, grote speeltuin, een met bomen omgeven laaggelegen zandvlakte, geflankeerd door oude sociale woningbouw. Oorlogje spelen – dat was een van onze favoriete bezigheden, ook al waren onze ouders (de mijne in het bijzonder) daar niet zo gecharmeerd van om het maar zacht uit te drukken. Pief-paf-poef in real-time met een echt geweer van hout en plastikbuis en scherp gedraaide en uit papier ge(f)likte puntige pijlen. We vormden clubjes met de achter-buurt jongens, kozen uit met wie we deze keer een team vormden.
Gewapend met een paar oude helmen van voor mij (nog) onbekende snit en herkomst en zelfs met een oud luchtdruk-pistool en een luchtbuks schoten we vanaf onze kant fanatiek loden kogeltjes en dartbord pijltjes op elkaar af. Dat was meer dan eens raak en zorgde voor blauwe plekken met af en toe wat stromend bloed uit kleine wonden. Af en toe kreunen en kermen, doodvallen als de tegenstanders beweerden dat je toch echt door hen geraakt was om daarna weer fris-en-fruitig op te springen om je makkers in hun strijd te helpen, dood aan de tegenstanders. Fanatiek dat we waren we en natuurlijk waren wij altijd de goeden en DIE wonnen altijd.
Als de lol er na verloop af was trokken we met zijn allen op naar de speeltuin, samen schommelen of lekker in de grote wiebelboot. Om vijf uur was het klaar en over, dan was het hup naar huis, aan de avondhap de strijd werd later wel weer – in telkens andere setting – voortgezet, het hing er maar net vanaf wie op dat moment in de buurt rondhing. We hadden geen flauw benul van wat ‘oorlog’ in wezen was of inhield, het was voor ons niets anders dan een stoer spel. We hakten en sloegen, schoten en schopten elkaar blauwe plekken, bloedneuzen en sloegen natijd lachend de armen om elkaar. We vroegen ons niets af, wisten van niets, we deden wat we deden, waren fysiek actieve vrienden, we oordeelden en reageerden op oog en gevoel en keken uit naar later..
Nu, jaren later sta ik stil bij mijn Vriendje van Vroeger, nog steeds een goede gekende van nu. Het gaat hem politiek gezien niet naar de zin, ziet het onrecht, benoemd de uitbuiting, de vernietiging, de ellende die hij van Rechts ziet komen, voor mij is het niet anders dan een repeterend Federalistisch georiënteerde agenda en kan evenzogoed het parcours zijn van een kabbalistisch globalistische elite, maar ja.. wat als? We staan samen decennia later in de Lidl, ik vraag hem of hij zin heeft om samen ergens een kop koffie te gaan drinken, misschien iets erbij of zo? Even loslaten wat hem bedrukt, even naar een ander niveau, even terug naar toen, toen de wereld nog was zoals hij toen was.. samen met m’n Vriendje van Vroeger..
(foto: Oud Winschoten)