Een jaar of ’tig’ geleden liep ik als jonge snuiter een rondje door het park achter de nieuwbouwwijk waar wij woonden. Rijtjeshuizen van roodgebakken steen met bijkleurende dakpannen, afgewisseld met platgedakte appartementen. Het was een zondagochtend dat ik met Basje, onze bruin-wit gevlekte asbakkenwoef, een rondje liep toen ik vanaf de richting van de spoorbaan twee tengere, donkerharige, mannetjes mijn richting op zag lopen.
Het ene tengere mannetje hield een fiets vast terwijl het andere tengere mannetje aan de andere kant van de fiets mee liep. Het viel me op dat het op de een of andere manier nogal stuntelig oogde. Toen de beide mannetjes met de fiets bij een parkbankje halt hielden bleef ik hen nieuwsgierig gadeslaan. Ze waren best nog wel een stuk van me verwijderd toen het ene mannetje voor de fiets ging staan en het stuur vastpakte als was het paardentemmer. Het andere mannetje stapte daarop als een jockey via de bank over de fietsstang heen en nam plaats op het zadel, tenminste dat was de bedoeling.
Het mislukte radicaal, hij verloor zijn evenwicht, de fiets steigerde en hij kukelde met tweewieler en fietsentemmer ondersteboven op het bitumen wandelpad. De beide mannetjes hielpen elkaar overeind en ik zag van afstand dat het ene mannetje iets uit zijn colbertjasje haalde en dat op de hand van het andere mannetje deed. Daarop wisselden de beide mannetjes van rol, de temmer werd jockey en andersom en het schouwspel herhaalde zich. Niet een keer maar diverse keren achter elkaar. Nieuwsgierig liep ik wat dichterbij en zag twee in onberispelijk donker pak met blouse gestoken tengere oosterlingen verwoede pogingen doen om hun balans te vinden op een oude fiets.
Het opstappen en in stilstand even in balans te blijven leken ze naar eigen tevredenheid te hebben bereikt en terwijl ik dichterbij wandelde ondernamen zij pogingen om beurtelings een paar meter vrij te freewheelen. Ook dat ging met wisselend succes. Telkens als de een met fiets en al tegen de vlakte lazerde, plukte de ander hem van de grond, plakte een paar pleisters op de beschadigde plekken en verwisselde van positie. Met verbazing heb ik het tafereel gadegeslagen waarin Ying en Yang zoals ik ondertussen hun naam gefantaseerd had zichzelf de fietskunst eigen maakten. Uiteindelijk slaagden ze er in om het wandelpad rond het park met vallen en opstaan af te ronden.
Nadat ze vlakbij gekomen waren ben ik op hen toegelopen en belangstellend gevraagd of het fietsentemmen hen een beetje meeviel. Ze grinnikten wat schaapachtig en maakten daarbij wat gebaren waarbij het grote aantal pleisters en bloedvlekken zichtbaar werd op hun handen. Ook hun hoofden waren op diverse plekken aardig geschaafd en met pleisters beplakt en schuurplekken op hun broeken en colberts ter hoogte van hun knieën en ellebogen deed vermoeden dat ook de huid daaronder de nodige beschadigingen en kneuzingen opgelopen had.
Ze bleven glimlachen en oefenden vrolijk verder en ondernamen een volgende ronde door het park terwijl ik Basje naar huis terug wandelde, dat waren toch wel een paar Rare Fietchinezen.