Wilhelmus van Nassouwe, ben ick van Duytschen bloet,
Den Vaderlant getrouwe, blyf ick tot in den doot:
Een Prince van Oraengien, ben ick vrij onverveert,
Den Coninck van Hispaengien, heb ick altijt gheeert.
De oorsprong van het Wilhelmus gaat ver terug in de tijd, naar het begin van de 80-jarige oorlog, de tijd van Willem van Oranje. Het was oorspronkelijk een soldatenlied, een zogenaamd Treue-lied. Het was een overwinningslied, spotlied en dronkemanslied tegelijk en het was in feite de herkenbare melodie die als melodieuze verpakking gebruikt werd.
De meest uiteenlopende, al dan niet liederlijke, vuyge en schunnige, teksten werden door allerhande gelegenheidsdichters hierop gemaakt. De oudst bekende uitvoering van het lied dat tot het latere Wilhelmus omgevormd zou worden, werd door de huurlingen gezongen tijdens het beleg van Chartres in 1568. Onder deze ingehuurde vechtjassen bevonden zich ook veel Duitse huurlingen.
‘Autre chanson de la ville de Chartres assiégée par le prince de Condé’. “O la folle entreprise, de prince de Condé, A Chartres la jolie, Il a voulu entrer;”
(O dwaze onderneming, van de prins van Condé, Hij heeft het mooie Chartres willen innemen.)
De dichter/zanger hiervan zou Christophe de Bordeaux geweest zijn, waarvan vermeld werd dat hij er nogal genoegen in schiep om de overwinningen van de katholieke soldaten op de Hugenoten breed uit te meten, en dat op een nogal liederlijke manier. Tijdgenoten beschouwden hem als man van lichte zeden. In feite was dát lied en dié tekst een behoorlijk anti-protestants schimplied.
Dezelfde Duitse huurlingen die aan de belegeringen van Chartres hadden deelgenomen stonden enkele maanden later op de loonlijst van Willem van Oranje, de Grootgraaier, die hen voor zichzelf aan het werk zette om zijn eigen bezittingen in de Nederlanden veilig te stellen. Met de huurlingen kwam óók de melodie mee en werd al schrijvend, zingend en drinkend een lied geconstrueerd waarin de heldendaden van hun Oranje broodheer werden bezongen.
Met en door de verschillende – meest onbekende – schrijvers veranderde het karakter van het lied in een vroom christelijk pro-Oranje lied, vol verwijzingen naar de Bijbel. Ook het tempo werd behoorlijk naar beneden bijgesteld, was het eerst een lied dat op vlot en vrolijke wijze met een draailier werd ondersteund… om het wat statiger te maken werd het omgebouwd tot een langzame en gedragen variant, zoals met een oude platenspeler werd het aantal toeren verlaagd. Deze aanpassingen zorgden voor nogal wat spot en hoon van de omringende landen zoals uit Engeland, een dranklied werd tot een danklied omgebouwd.
De Brusselaar en rechterhand van Willem van Oranje – Marnix van St. Aldegonde (Philippe de Marnix, seigneur du Sainte-Aldegonde) is vaak ten onrechte als de auteur van het Wilhelmus genoemd, terwijl zijn bijdrage hoogstens het naamdicht is geweest waarin de tekst gezet is.
In naamdicht (ook acrostichon genoemd, een dichtvorm waarin de beginletters van alle 15 coupletten samen de naam WILLEM VAN NASSOV vormen) werd het huis van Oranje versmolten met al het goede en Goddelijke en kwam het lied bol te staan met Bijbelse verwijzingen en vergelijkingen.
Het lied bleef desondanks zijn oude karakter als protestlied behouden en zou in de loop van de geschiedenis door verschillende groeperingen te pas en te onpas worden voorzien van scherpe, stekende en op dat moment gewenste teksten.
Voorafgaand en gedurende de Tweede Wereldoorlog werd het Treuelied door de SS gezongen, o.a. in het kamp Auschwitz. Nederlandse verzetsstrijders, politieke gevangenen en ook gevangen genomen Joodse Nederlanders hoorden tot hun verbijstering op de door hen bekende klanken het lied:
Wenn Alle Untreuh Werden
Wenn alle untreu werden,
So bleiben wir doch treu,
Dass immer noch auf Erden
Für euch ein Fähnlein sei.
Gefährten unsrer Jugend,
Ihr Bilder besserer Zeit,
Die uns zu Männertugend
Und Liebestod geweiht.
Wollt nimmer von uns weichen,
Uns immer nahe sein,
Treu wie die deutschen Eichen,
Wie Mond und Sonnenschein!
Einst wird es wieder helle
In aller Brüder Sinn,
Sie kehren zu der Quelle
In Lieb und Treue hin.
Ihr Sterne seid uns Zeugen,
Die ruhig niederschaun,
Wenn alle Brüder schweigen
Und falschen Götzen traun.
Wir woll’n Wort nicht brechen
Nicht Buben werden gleich,
Woll’n predigen und sprechen
Vom heil’gen deutschen Reich!
Het Wilhelmus is sinds 10 mei 1932 het officiële Nederlandse volkslied. Op die datum besloot de ministerraad – naar uitdrukkelijke wens van Koningin Wilhelmina (die in mei 1940 vlot en ongrondwettelijk naar het Engelse eiland vooruit gevlucht was) dat het Wilhelmus bij alle officiële gelegenheden te spelen en te horen gebracht diende te worden. Bij de inhuldiging van Koningin Wilhelmina in 1898 was het één van de gespeelde liederen. Tot 1932 was het oorspronkelijke én gekozen ‘Wien Neerlands Bloed’ het officiële volkslied.
(bron: Fré Morel – Van Oranje Stadhouders tot IJzeren Kanselier – Uitg. Papieren Tijger, Breda)