Op 4 mei staat men sinds 1946 om 20.00 uur 2 minuten stil en herdenkt men daarbij alle burgers en militairen die in het koninkrijk der Nederlanden, of waar ook ter wereld zijn omgekomen als gevolg van de Tweede Wereldoorlog.
Gaandeweg der jaren in de nationale herdenking zo uitgegroeid dat ook de slachtoffers die daarna in oorlogssituaties en bij vredesoperaties zijn omgekomen herdacht worden.
In 2017 ontstond aan de vooravond van de dodenherdenking enige commotie over het voornemen van de dan 35-jarige Rikko Voorberg om de Afrikanen te herdenken die hun oversteek van Afrika naar Europa niet overleefd hadden. Het Centrum Informatie en Documentatie Israël (CIDI) leverde hierop fel kritiek. Het CIDI is van mening dat 4 mei puur en alleen moet draaien om het herdenken van de oorlogsslachtoffers die het leven hebben gelaten gedurende de Tweede Wereldoorlog. “Het almaar verbreden van de Nationale Dodenherdenking leidt ertoe dat allerlei leed op een grote hoop wordt gegooid. Uiteindelijk is het dan voor niemand meer duidelijk waar het op 4 mei eigenlijk om gaat”, aldus het instituut.
De laatste jaren gaan er stemmen op om ook oorlogsslachtoffers uit andere gebieden en landen in deze herdenking te betrekken. Esther Voet, voormalig voorzitter van het CIDI en huidig hoofdredacteur van het Nieuw Israëlietisch Weekblad liet hiertegen in 2019 opnieuw een bezwarend geluid horen. “Als je alles gaat herdenken, herdenk je niks meer” is haar stelling en inhoudelijk heeft ze daar een sterk punt. Voet voert aan dat steeds meer lezers van het Nieuw Israëlietisch Weekblad niet meer naar de Nationale Dodenherdenking op de Dam in Amsterdam gaan maar kiezen zij vaker voor de Jom Hasjoa herdenking op 2 mei. “Daar wordt de Holocaust zelf herdacht en herkennen mensen zich meer in.”
Al in 2011 werd, mede op voorspraak van het CIDI, het plan geopperd om de Nationale Herdenking op 4 mei, exclusief te reserveren voor de weggevoerde en omgekomen joden, waardoor de nationale herdenking in zekere zin omgewerkt werd tot exclusieve Jodenherdenking.
“Een jaar biedt naast deze dag nog 364 andere dagen om alle andere
slachtoffers te herdenken” was toen het gebruikte argument, andere oorlogsslachtoffers zoals niet joodse KZ-slachtoffers, verzetsstrijders, en door honger omgekomen Nederlanders!
Wat betreft de laatst genoemden dit zijn nagenoeg vergeten slachtoffers, uiterst merkwaardig aangezien alleen al in de Hongerwinter van 1944/1945 aanwijsbaar meer dan 125.000 niet Joodse Nederlanders bezweken zijn aan honger, gebrek en ziekten.
Ikzelf herdenk op deze dag en dat tijdstip het meisje dat op vrijdag 12 januari 1945 om 10.30 uur begraven werd in het verzamelgraf 13-F-3 aan de rand van begraafplaats Soestbergen aan de Gansstraat in Utrecht. Een van de tienduizenden niet Joodse Nederlanders die van honger, ziekte en gebrek omkwamen als gevolg van oorlogshandelingen. Ik herdenk de Nederlandse hongerslachtoffers die in de afgelopen 7 decennia als het ware in een grijze mist van onwetendheid zijn opgelost. Om 20.00 uur zing ik zacht en in mijzelf voor het meisje dat slechts 6 weken op deze wereld mocht zijn voordat zij haar laatste adem uitblies, dan herdenk ik mijn zusje, dan zing ik een liedje voor Sofietje.