In hedendaags Berlijn staat midden op het verkeersplein de Großer Stern aan de Straße des 17. Juni een opvallend en zuilvormig monument, de Siegessäule, de Overwinningszuil. Dit monument kan worden beschouwd als het eerste monument dat de vorming van het Duitse Keizerrijk herdacht, alhoewel dit bij bouwbegin door niemand was voorzien of bedoeld.
Oorspronkelijk was het de bedoeling dat ter herdenking van de (tweede) Duits-Deense oorlog van 1864 een monument werd opgericht. In december 1864 gaf koning Wilhelm I van Pruisen opdracht voor de bouw van het monument. Het eerste ontwerp stamt van Friedrich August Stüler maar na zijn plotselinge overlijden werd de verdere ontwikkeling en de realisatie van het monument in handen gegeven van de ontwerpers Friedrich Drake en Johann Heinrich Strack. Strack ontving de opdracht om zich met de zuil bezig te houden, Drake mocht zich storten op de vormgeving van Viktoria, de godin van de overwinning. Buitgemaakte Deense kanonnen zouden onderdeel gaan uitmaken van het monument.
In april 1865 werd de eerste steen van de Siegessäule gelegd en vermeldde de bijgaande oorkonde “an die Taten unseres Heeres in Gemeinschaft mit Unserem erhabenen Verbündeten dem Kaiser von Österreich” – (ter nagedachtenis aan de daden [door] ons leger, [bereikt] in gezamenlijkheid met onze hooggeachte bondgenoot de keizer van Oostenrijk). De in 1866 uitgebroken Deutsche Bruderkrieg en het eindresultaat daarvan was er verantwoordelijk voor dat het oorspronkelijke ontwerp werd aangepast. Om de overwinning op Oostenrijk te herdenken werd boven op de eerste cilinder van het monument een tweede geplaatst met daarin verwerkt buitgemaakte Oostenrijkse kanonnen die evenals de Deense met bladgoud verguld werden en begon men in de zomer van 1869 met de bouw van het monument op een voormalig exercitieterrein.
De Frans-Pruisische oorlog van 1870-1871 zorgde voor verdere aanpassing van het monument. Ter herdenking van de door Pruisen gewonnen oorlog werd bovenop de reeds bestaande cilinders een derde geplaatst waarin buitgemaakte en vergulde Franse kanonnen werden verwerkt. Op 2 september 1873 – in het derde herdenkingsjaar van de oorlogsbeslissende Slag bij Sedan – werd het 60,5 meter hoge monument officieel ingewijd. De ‘2e’ september werd vanaf die datum een nationale Duitse feestdag, de Sedanstag en de Siegessäule werd hét monument van de Duitse vereniging.
Het voor het monument gebruikte brons was hoofdzakelijk afkomstig van de buitgemaakte en omgesmolten Deense, Oostenrijkse en Franse kanonnen. ‘Viktoria’ – de godin van de overwinning die door de Berlijners ook wel Goldelse (Gouden Elsje) wordt genoemd – is uit brons gegoten en weegt 40.000 kg. Er is in totaal 200 vierkante meter bladgoud nodig geweest om de ruim 8 meter hoge Goldelse van een gouden laagje te voorzien.
De vier – elk 12 meter lange – bronzen plaquettes die op de sokkel van het monument geplaatst zijn, zijn eveneens vervaardigd uit brons van buitgemaakte kanonnen. De door de beeldhouwers Alexander Calandrelli, Moritz Schulz, Carl Keil, en Albert Wolff ontworpen plaquettes hebben elk betrekking op één van de betreffende oorlogen.
De bestorming van de Düppler Schanzen op 18 april 1964; Alexander Calandrelli, de slag bij Königgrätz op 3 juli 1866; Moritz Schulz, de slag bij Sedan op 2 september 1870; Carl Keil, en de intocht van de Pruisische troepen in Berlijn op 16 juni 1871, Albert Wolff. (Het brons van de buitgemaakte Franse kanonnen werd overigens niet uitsluitend gebruikt voor de Siegessäule, óók de klokken van de (Kaiser Wilhelm) Gedächtniskirche werden uit dat brons gegoten, maar sneuvelden deze klokken in de Tweede Wereldoorlog ten bate van de Duitse oorlogsindustrie).
In de met 16 Toscaanse granietzuilen omgeven ronde galerij onder aan het monument is een kleurrijk mozaïektafereel aangebracht dat het hele monument omvat. Het door de Duitse kunstenaar Anton von Werner gemaakte ontwerp was bij de officiële onthulling van het monument voorlopig op beschilderd karton aangebracht maar werd in mei 1874 naar Venetië gezonden om te worden omgezet in mozaïekstenen. In 1875 kon met de definitieve uitvoering ervan aan het monument begonnen worden.
De Siegessäule werd in de periode van 1884 tot 1894 verplaatst tegenover de Deutsche Reichstag en werd in 1936 afgebroken om in 1938-1939 opnieuw verplaatst te worden naar het verkeersplein de Großer Stern op de Charlottenburger Chaussee in het verlengde van Unter den Linden omdat het de plannen van Albert Speer, de Reichsarchitect in de weg stond. De zuil werd daarbij tegelijkertijd met een vierde cilinder verhoogd tot 67 meter ter herdenking van de geboorte van het Derde Duitse Rijk. Na de Duitse capitulatie in 1945 wilde de Franse bezettingsmacht van Berlijn het monument dat de Tweede Wereldoorlog redelijk goed doorstaan had opblazen om de schande uit te wissen van de verloren Franse oorlog van 1870/1871. Ze kreeg van de overige geallieerden hierin niet de vrije hand maar mocht ze als teken van absolute overwinning wél de Franse driekleur boven op de Goldelse plaatsen, waar ze tot en met 1949 heeft gewapperd.
De vier bronzen sokkelplaquettes werden gedemonteerd en drie ervan verdwenen naar Frankrijk als oorlogsbuit, de overgebleven plaquette werd in de Berlijnse Spandau-gevangenis opgeborgen. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw kwamen in Parijs in drie overige delen weer boven water waarna ze in 1984 en 1987 weer naar Berlijn teruggebracht en ter gelegenheid van de 750e verjaardag van de stad opnieuw op de sokkel van het monument geplaatst zijn, samen met het vierde deel. De geschonden reliëfdelen zijn niet vervangen en duidelijk herkenbaar en zijn ook de vele kogelinslagen nog in het brons terug te vinden.