Home » Geschied-en-is (Pagina 9)

Categoriearchief: Geschied-en-is

Als de mensen eens wisten

Gordijn, Skull And Crossbones, Stadium, TheaterDavid Lloyd George, de Engelse minister-president in de Eerste Wereldoorlog zei over deze oorlog het volgende: “Als mensen wisten wat zich in werkelijkheid afspeelde, zou de oorlog morgen worden beëindigd.” 

Zoals vroeger leeft ook vandaag de dag bij veel mensen de overtuiging dat de werkelijke macht niet in handen ligt bij de gekozen (volks-)vertegenwoordigers maar in handen is van elites die o.a. bestaan uit (deels onzichtbare) genootschappen en multinationals.

Tijdens een bijeenkomst van Nobelprijswinnaars in Lindau in 1978 liet de Joodse biochemicus, pacifist en emeritus hoogleraar George Wald weten dat naar zijn mening andere machten achter de schermen aan de touwtjes trokken:

I do not believe that in the West the governments actually rule. According to me it’s the accomplices of the huge financial and industrial powers that rule. There are innumerable multinationals that, like global giants, have gathered power and immense wealth. These are not just companies, they are world powers. Do they have military power? Of course they have military power. Can they control and manage power? Of course, they manage our governments.”

De in 1993 afgetreden Engelse minister van Financiën Lord Norman Stewart Hughson Lamont liet zich ook uit over de ‘macht-achter-de-macht’:  ”it is impossible to continue in a parliament which in fact is controlled by unseen hands”.

André Truyman, ex-priester, Vlaams auteur en TV-journalist bij o.a. de omroepen KRO en IKON schreef over deze economische machthebbers in zijn op 2002 uitgegeven boek ‘Zwijgen betekende goud’ op pagina 244 het volgende:

Alles kan nu verkocht en gekocht worden in heel de wereld. De eerste viool hierbij wordt echter niet gespeeld door de politiek, maar door een paar honderd multinationals, transnationals of internationals van het type Shell of het type ITT. Zij bezitten al sinds het begin van de jaren zeventig het grote supra-nationale kapitaal. Daarmee hangt een net van internationale banken, euro-dollars en dergelijke meer samen, die in essentie statenloos en door geen politiek bestuur meer te controleren zijn. Deze multinationale corporaties hebben een hoofdkantoor in New York of Tokio, en een ander hoofdkantoor in het Zwitserse Zürich, terwijl zij produceren in Zuid-Oost Azië. Niemand kan ook maar enigszins achterhalen waar ze eigenlijk thuishoren. En zij bepalen de zogenaamde vrije markteconomie.”

Hans Daudt, emiritus-hoogleraar en politicoloog schreef op 18 mei 2002 in het blad de ‘Financieel Economische Tijd’ over deze niet gekozen maar (zelf) benoemde elite:

Onze democratie is flauwekul. Wie of wat kiest een burger als hij zijn stem uitbrengt? Géén commissaris van de koningin, géén minister-president en géén staatshoofd. Ook in het parlement zitten géén gekozen vertegenwoordigers van het volk meer, maar benoemde mensen.’ – ‘Het enige verschil met vroeger is dat de functies niet erfelijk onder de adel worden verdeeld.’

Als mensen de werkelijkheid wisten, zou elke oorlog, elke misleiding en elk bedrog morgen tot het verleden behoren.

Don’t Commemorate the Hate

Rode Poppys, Bloeiend, Avond, Zonsondergang, Gouden UurVoor al diegenen die de waanzin van de oorlog aanbidden, ver van huis en haard dood en vernietiging zaaien en waarvan velen niet levend hun geliefden terugzien.

Vanaf het Franse front schreef Lieutenant Melville Hastings in 1917 het navolgende aan de directer van het Wycliffe College:

“It seems to me that so many of our journals urge the remembering of the worthless, the forgetting of the worth remembering. ‘Remember the Lusitania, remember Nurse Cavell’. Rather keep them out of the mind.”(*)

Voor hem was overduidelijk dat “Hell survives” omdat door de media de herinnering gevormd werd en het resultaat er van, de haatvolle gedachten, gekoesterd werden.  Zijn advies was “Forget the Lusitanias, the LouvainsDon’t Commemorate the Hate”, geef haat geen voedingsbodem.

Hastings diende bij het 52nd Battalion, Canadian Expeditionairy Force. In de periode 1901-1907 was hij werkzaam als schoolmeester aan het Wycliffe College en later geëmigreerd naar Canada. Op 3 oktober 1918 stierf hij op 40-jarige leeftijd aan eerder aan het Franse front opgelopen verwondingen.

Hastings zag de allesbepalende invloed en macht van de media die met haar bewust opgezette leugencampagnes de emoties hoog lieten oplaaien. Op basis van wat mensen dachten te weten, op basis van wat ze zich voorstelden ten strijde trokken terwijl ze zich totaal niet bewust waren van het feit dat hun denken, doen en laten het resultaat was van de (in overheidsopdracht!!) fake-nieuws fabricerende media.

Elke oorlog is het resultaat van misleiding en bedrog!

(* ‘War letters of fallen Englishmen’, Victor Gollancz Ltd., London, 1930, pagina. 122)

Manipulation & Controlled Demolition

Niemand minder dan de vroegere Engelse minister-president Benjamin Disraëli (tussen 1868 en 1880 meervoudig in functie) deed in zijn in 1844 gepubliceerde werk ‘Coningsby, the new Generation’ uit de doeken dat het niet de overheden waren die regeerden maar dat ze slechts het overheidsapparaat controleerden! Op hun beurt werden die overheden namelijk “gecontroleerd door de verborgen hand.”

Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend

Vrijmetselaar Disraëli wist waarover hij sprak omdat hij net als alle andere staatshoofden die machtspositie kon bekleden omdat ‘men’ hem op die plaats accepteerde c.q. geplaatst had. In 1856 liet Disraëli weten dat “Italië, Frankrijk, een groot deel van Duitsland en overige landen, bedekt zijn met een netwerk van geheime organisaties” die geen constitutionele regeringen wilden maar “het eigendom afschaffen en de kerkelijke geestelijkheid verjagen” als doel hadden.

Ook een andere Engelse minister-president Robert Cecil (Lord Salisburytussen 1885 en 1902 meervoudig in functie) meende als ervaringsdeskundige over het bestaan ervan iets te moeten zeggen. Kort voor zijn dood in 1903 verklaarde de lord – voluit Robert Arthur Talbot Gascoyne-Cecil, de derde hertog van Salisbury – “Wij hebben geen keus, de vloedgolf heeft zich gekeerd en wie ben ik, wie zijn wij, dat wij het zouden proberen de vloed tegen te houden? Wij hebben met machten te doen die groter en sterker zijn dan wij in staat zijn te beteugelen” en hij bedoelde daarmee dat “er niet gestreden werd tegen vlees en bloed, maar tegen overheden, tegen de machten, tegen geweldhebbers van de wereld.” Salisbury kon het weten, hij was zelf prominent lid van een uiterst machtig en illuster non-gouvernementeel genootschap, de Pilgrims Society en lid van de ‘Round-Table’.

Andrew Carnegie, een machtige industrieel naar wie ook de heldenmedaille is vernoemd, meende in 1886 door middel van de publicatie “Triumphant Democracy” ‘de wereld’ ook op de hoogte te moeten brengen van een groep die naar zijn mening allesbepalend was. Naar zijn oordeel waren er maar zes of zeven mensen nodig om de natie in oorlog te brengen zonder daarbij rekening te hoeven houden met het Parlement:

“My American readers may not be aware of the fact that, while in Britain an act of Parliament is necessary before works for a supply of water or a mile of railway can be constructed, six or seven men can plunge the nation into war, or, what is perhaps equally disastrous, commit it to entangling alliances without consulting Parliament at all. This is the most pernicious, palpable effect flowing from the monarchial theory, for these men do this in ‘the king’s Name,’ who is in theory still a real monarch, although in reality only a convenient puppet, to be used by the cabinet at pleasure to suit their own needs.” Garnegie moest het kúnnen weten, ook hij maakte deel uit van de ‘Pilgrims Society’.

Walther Rathenau, de Duitse minister van economische zaken ten tijde van de Eerste Wereldoorlog meende eveneens een waarschuwend geluid te moeten laten horen. Op 25 december 1909 verscheen het van zijn hand afkomstige artikel “Geschäftlicher Nachwuchs” in het Weense blad Neue Freie Presse. Daarin schreef hij dat een groep selecte van driehonderd (elkaar bekende) mannen het economische lot van Europa bepaalde en zelf hun opvolgers kozen.

“Dreihundert Männer, von denen jeder jeden kennt, leiten die wirtschaftlichen Geschicke des Kontinents und suchen sich Nachfolger aus ihrer Umgebung.”

Tijdens de presidentsverkiezingen van 1912 was het Theodore Roosevelt die liet weten dat andere machten aan het roer stonden dan de burgers in gedachten hadden “Behind the visible government there is an invisible government upon the throne that owes the people no loyalty and recognizes no responsibility.”

Sir Winston Churchill, de vermaarde vroegere Engelse minister-president (tussen 1940 en 1955 meervoudig in functie) deed ook een boekje open over deze – naar zijn mening – achter de schermen opererende machthebbers. Op 8 februari 1920 plaatste de Illustrated Sunday Herald een bijdrage van zijn hand waarin hij de betrokkenheid van een criminele kliek schetste

“Vanaf de dagen van Spartacus Weishaupt tot die van Karl Marx, tot die van Trotsky, Bela Kuhn, Rosa Luxemburg, en Emma Goldman, groeide dit wereldwijde komplot gestaag. Dit komplot speelde een absoluut herkenbare rol in de tragedie van de Franse Revolutie. Het was de drijfveer van elke omverwerpende beweging gedurende de negentiende eeuw; en nu uiteindelijk heeft deze bende van buitengewone persoonlijkheden uit de onderwereld van de grote steden van Europa en Amerika, het Russische volk bij de haren gegrepen, en zijn praktisch de onbetwiste meesters geworden van dat enorme imperium.”

Churchill moest het weten, óók hij maakte deel uit van het netwerk van de Pelgrims Society. Het volgende citaat: “Men moet werkelijk blind zijn, om niet te zien, dat hier op aarde een groot plan uitgevoerd wordt, en dat wij als trouwe knechten aan de verwerkelijking daarvan, slechts mogen meewerken” moet volgens diverse bronnen aan Churchill toegeschreven worden.

Churchill zou – net als zijn voorgangers Disraëli en Salisbury – niet de enige minister-president zijn die zich in de loop van de geschiedenis meende te moeten uitlaten over een zogenaamde ‘onzichtbare wereldregering’ die achter de schermen de macht in handen zou hebben. De voormalige Franse minister-president Georges Clemenceau (tussen 1906 en 1920 meervoudig in functie) meende ook een duit in het zakje te moeten doen. Op 27 november 1926 verschenen zijn woorden in het blad L’Illustration

“De waarheid is, dat wij, onder verschillende benamingen, nooit door iets anders geregeerd zijn dan door kleine groepen, waarvan de belangen met idealistische praatjes worden gestoffeerd.”

Ook John F. Hylan, de voormalige burgemeester van de stad New York, liet tijdens een bijeenkomst in Chicago weten dat volgens hem een kleine machtselite achter de schermen de macht in handen had. In de New York Times van 27 maart 1922 stond te lezen dat volgens hem de echte bedreiging voor de democratie gevormd werd door

“de onzichtbare regering die haar slijmerige tentakels als een reuzenoctopus over de stad, staat en natie uitspreidt… Aan het hoofd van die octopus staan de belangen van Rockefeller-Standaard Oil en een kleine groep machtige banken waarnaar over het algemeen verwezen wordt als de banken die de regering van de VS feitelijk voor hun eigen egoïstische doelen runnen.” – (“… there are forces and events too big, too powerful, with so much at stake for other people or institutions, that you cannot do anything about them, no matter how evil or wrong they are and no matter how dedicated or sincere you are or how much evidence you have. This is simply one of the hard facts of life you have to face.”)

William Colby, Voormalig CIA directeur. De voormalige Engelse minister-president Stanley Baldwin schreef in 1935

“De staten, waaronder de Britse kroon, beschikken niet meer over hun toekomst. Onzichtbare machten, zowel in mijn land als elders, behartigen hun eigen belangen en jagen een afschuwelijk idealisme na.” In 1941 schreef Sir Edward Levy-Lawson, de latere Lord Burnham, lid van de selecte Pilgrims Society ”de bekende leiders, presidenten, koningen, senatoren, kamerleden en generaals, zijn niet de echte leiders.

Disraëli, Salisbury, Churchill, Clemenceau, Rathenau, Roosevelt, Carnegie, Hylan, Wald, Colby, Baldwin, Burnham – personen die bepaald niet als fantaserende idioten te boek staan en met elkaar gemeen hebben dat zij van mening zijn dat er zoiets fantastisch als een onzichtbare macht bestaat.

Ook de Nederlandse historicus Dr. Mr. Frans Gosses was van mening dat er sprake was van een Governing, Privileged Class(es). In zijn in 1946 uitgebrachte proefschrift uit augustus 1945 met de titel Het bestuur der buitenlandsche betrekkingen in Engeland vóór den eersten wereldoorlog schreef hij op pagina 19 (o.a. over Groot-Britannië):

…zij, die de meerderheid van de kiezers vormen hebben niet de leiding van een land. Die leiding is in handen van een kleine minderheid, welke op elk gebied de toon aangeeft, van een Governing Class. Ze beheerst niet alleen het politieke maar ook het sociale leven, ze is even machtig in het parlement en in de regering…” Achter de schermen opererende schimmige machtselites waarvan de meest uiteenlopende personen, organisaties, genootschappen en bedrijfstakken deel uitmaken.

Hun ultieme doel schijnt het te zijn de absolute macht en controle over alle grondstoffen, delfstoffen, handel en industrie in handen te krijgen. Een, als het zo uitkomt, elkaar beconcurrerende dan weer coöpererende elite die over de aarde als een plunderplaneet beschikken en haar bewoners ondergeschikt maakt aan hun groter doel. Kortom in een grenzen-loze wereld de absolute heerschappij nastreven over alles wat ademt, leeft, beweegt en waarde heeft. Een machtshongerige kliek die van mening is boven de gewone burgers verheven te zijn.

Een stel psychopaten dat zichzelf met een haast onaantastbare, goddelijke status omgeven heeft, die haar volledig eigen agenda heeft en nastreeft. Een agenda waarin andere begrippen van tijd (eeuwige schuld en boete) en andere vormen van strijd (waarin wij tegen zij worden uitgespeeld) opgenomen zijn die voor de gewone sterveling verborgen en onbegrijpbaar blijft. De toverformule these + antithese = synthese wordt daarbij – in omgekeerde volgorde – als een zeer bruikbare formule gehanteerd. De voorop gezetheid waarmee deze kliek lijkt te opereren verschaft hen een zekere mate van bovennatuurlijke en onbegrepen helderziendheid. Hun doel?

Deutschlanddämmerung – Volksverdomming & Manipulatie

Het is mei 2008 als SPD-politicus Thilo Sarrazin benaderd wordt door de Deutsche Verlag-Anstalt (DVA) met het verzoek een manuscript te schrijven. Zogezegd is de bedoeling hierachter dat het in boekvorm bijdragen zal aan het politieke debat over de Duitse Sociaalstaat.

Tobias Winstel, de dan 35 jarige Publishing Director van het DVA brengt dit verzoek over aan de dan 63-jarige Sarrazin. Van Sarrazin – die naast politicus tevens bankier en bestuursvoorzitter is van de Deutsche Bundesbank – zijn dan, met name in de jaren ’70 van de vorige eeuw, al diverse boekwerken verschenen, zoals Ökonomie und Logik der historischen Erklärung (1974) Kritischer Rationalismus und Sozialdemokratie (1975) Investitionslenkung. Spielwiese oder vorausschauende Industriepolitik?(1976) Theorie und Politik aus kritisch-rationaler Sicht (1978). In 1998 volgt dan Der Euro, Chance oder Abenteuer?

Wir essen unser Saatgut auf wordt verkozen tot werktitel voor het nieuw te schrijven manuscript en ter ondersteuning worden twee ghostwriters (waaronder een Turkse) aan dit project toegevoegd. In de aanloop naar de geplande publicatiedatum worden in regelmatig overleg met DVA tekstaanpassingen en wijzigingen aangebracht en passeren verschillende boektitels de revue zoals Deutschlanddämmerung en Deutschland im Abendlicht. Na de auteurscorrecties wordt afsluitend gekozen voor de uiteindelijke boektitel: Deutschland schafft sich ab, Wie wir unser Land aufs Spiel setzen.

Met als officieel geplande presentatiedatum 30 augustus 2010 verschijnt in januari van hetzelfde jaar het 512 pagina’s tellende kloeke boekwerk op de markt. Zonder dat nog maar één exemplaar over de toonbank gegaan is zorgt negentien maanden hieraan voorafgaand een zorgvuldige geplande media campagne – waarin Der Spiegel het voortouw neemt – ervoor dat er in Duitsland een enorme ophef ontstaat. In een voorpublicatie trakteert Der Spiegel zijn lezers op de nogal gepeperde uitspraken die Sarrazin doet in Deutschland schafft sich ab. Ze maakt gewag van de veronderstelde achterlijkheid van de Turken en Marokkanen ten opzichte van Duitsers en afwijkende genetische kenmerken die Basken en Joden bezitten.

De campagne van Der Spiegel zorgt ervoor dat binnen één week de complete oplage van 25.0000 stuks compleet zijn uitverkocht en Sarrazin in het middelpunt van de belangstelling staat. De Duitse media buitelt over elkaar heen en maakt luidkeels misbaar en melding van begrippen als Ausländerfeindlichkeit, Jodenhaat, racisme en antisemitisme. Vanaf dat moment is Sarrazin de opvolgende maanden niet uit de media weg te slaan met als (in)direct resultaat dat van het boek recordoplages gedrukt en verkocht worden. Het wordt een absolute kas-kraker!

Tienduizend verkochte exemplaren per dag is geen uitzondering en in mei 2011 heeft het totaal aantal verkochte exemplaren de grens van anderhalf miljoen stuks bereikt!

Voor de kritische denker moeten er bij dit hele mediacircus toch zaken zijn die opvallen en in het oog springen?

Had bijvoorbeeld de DVA, had Sarrazin niet kunnen vermoeden wat voor heftige en negatieve reacties het boek zou oproepen? Vanuit het ‘niets’ is daar zo ineens een boekwerk dat provoceert, opruiende tekst bevat en waar op zijn zachtst gezegd spraakmakende stellingen ingenomen worden. Wat is het doel hiervan en mogelijk erachter? Is het misschien mogelijk dat men te maken heeft met gerichte manipulatie? Een aller-smerigste marketingtruc, een emotionele brainwash om gedachten te sturen, denkpatronen aan te leggen en deze te stroomlijnen? Is hier sprake van geraffineerde propaganda met de bedoeling mensen en groepen tegen elkaar op te zetten?

Nadere beschouwing

Het boek van Sarrazin is uitgebracht door de Deutsche Verlags-Anstalt, Neumarkter Strasse 28, D-81673 München. Het DVA Verlag maakt sinds 2005 onderdeel uit van het Random House GmbH een mega-uitgeverij dat op haart beurt onderdeel uitmaakt van het Duitse mediaconglomeraat Bertelsmann AG. De grootste Europese uitgever op het gebied van tijdschriften en kranten met meer dan 250 tijdschriften in 20 landen is het in Hamburg gevestigde Gruner + Jahr (GUJ). Ook dát bedrijf maakt onderdeel uit van … Bertelsmann AG. Het blad Der Spiegel dat de voorpublicatie bracht van het boek van Sarrazin waarmee het mediacircus startte is eigendom van Spiegel-Verlag Rudolf Augstein GmbH & Co. KG, waarvan Gruner + Jahr meer dan 25% aandelen bezit.

Bertelsmann AG is een van de grootste en invloedrijkste mediaconglomeraten ter wereld. De RTL Group uit Luxemburg, dat ruime aandacht en zendtijd aan Sarrazin en Deutschland schafft sich ab reserbeert  is voor ruim 90% eigendom van …. Bertelsmann AG dat in 11 landen 45 televisiezenders en 32 radiostations heeft.  De multimediapoot van Bertelsmann AG is Arvato, waaronder ook invloedrijke bladen vallen als Welt am Sontag, Frankfurter Allgemeine Zeitung en Süddeutsche Zeitung die allen stuk voor stuk hebben bijgedragen aan het propaganda- & mediacircus. In het hele verhaal loopt als een rode draad en overduidelijk op de achtergrond richting het Bertelsmann concern. Hetzelfde Bertelsmann AG dat in Nederland o.a. de publieksvoorlichting van postbus 51 verzorgd!.

Opmerkelijk is dat DVA Verlag een aantal toonaangevende auteurs in haar Fonds weet, waaronder: Erich Fromm – Joods wetenschapper, Georg Ebers – Joods egyptoloog en schrijver, Marcel Reich-Ranicki – Joods auteur, Peter Scholl-Latour – Joods auteur, Albert Einstein – Joods wetenschapper, Konrad Adenauer – voormalig Duits Bondskanselier en Sebastian Haffner – Auteur van het boek “Anmerkungen zu Hitler”

Nog opmerkelijker is het dat de oprichter van het Bertelsmann concern, Heinrich Mohn een fervent NAZI-aanhanger was en financier van Hitler’s NSDAP en in het bijzonder van de Schütz Staffel (SS). Daarnaast was Heinrich Mohn lid en mede-financier van Deutsche Luftsport Verbund, het in  maart 1933 door de NSDAP opgerichte voorloper van de latere Luftwaffe en waren zijn kinderen lid van de Hitlerjügend (HJ). Het Bertelsmann concern was dé grootste uitgever in Nazi-Duitsland met meer dan 19.000 uitgebrachte, voor het merendeel antisemitische, haat verspreidende en opruiende boektitels. Met recht kan hier gesproken worden van

Deutschlanddämmerung – Volksverdomming & Manipulatie 

Helga Ruebsamen & Vervalste Waarheid

De ‘Nederlands-halfjoodse’ schrijfster Helga Ruebsamen leefde zich zó sterk in in het lot en leven van de Joodse gemeenschap in de Tweede Wereldoorlog dat zij ervan overtuigd was dat zij met haar familie ondergedoken had gezeten. Om deportatie te voorkomen dook de Joodse arts Ruebsamen met zijn gezin onder in ‘het Waterland’ en wisten ze de oorlog te overleven.

In september 1997 verscheen de door Helga geschreven autobiografische roman ‘Het Lied en de Waarheid’ waarin ze uitgebreid haar familiegeschiedenis beschreef. In 2000 was zij te gast in het programma ‘Zomergasten’ van de VPRO televisie waar ze presentator Adriaan van Dis vertelde dat haar vader en zijzelf gedwongen waren onder te duiken.

Na een aantal jaren mengde haar enige broer Rolf zich in het verhaal. Hij ontkende de door Helga opgediste waarheid categorisch. Op zaterdag 1 mei 2005 verklaarde hij in het Haarlems Dagblad dat het verhaal als een pertinente onwaarheid geclassificeerd moest worden. Helga’s vader bleek in werkelijkheid een Duitse vertegenwoordiger van medische apparatuur die dit voor een Duitse firma in Nederlands-Indië aan de man bracht. Hij was niet Joods en het gezin had nooit ondergedoken gezeten. Subthema van ‘Het Lied en de Waarheid’ was – hoe ironisch – de werking van het menselijk geheugen en de onbetrouwbaarheid ervan.

Het boek werd in 1998 bekroond met de ‘Bordewijkprijs’ en in hetzelfde jaar genomineerd voor de ‘Gouden Uil’ en de ‘Libris Literatuur Prijs’, een boek waarvan gezegd werd dat de werkelijkheid en fantasie maar moeilijk van elkaar te scheiden waren”.

Enric Marco – Nep-kampoverlevende

Enric Marco stond te boek als Nazi-slachtoffer, verzetsheld en overlevende van de Duitse concentratiekampen in de Tweede Wereldoorlog. Hij was hét boegbeeld van de Spaanse vereniging van voormalig gedeporteerden, tot in mei 2005 in het Spaanse dagblad El Païs een artikel verscheen waarin hij ontmaskerd werd als een fantast. Na deze publicatie biechtte hij op nooit in een concentratiekamp te zijn geweest en zijn hele oorlogsverleden, inclusief zijn verzetsdaden en de gruwelen in de concentratiekampen van de nazi’s te hebben verzonnen.

Tegen het Spaanse persbureau ‘Efe’ vertelde hij dat hij niet uit kwaadaardigheid had gehandeld. “Ik dacht dat mensen me meer aandacht zouden geven en dat ik zo beter het lijden van de mensen die in de concentratiekampen zaten voor het voetlicht kon brengen.”

Herman A. Rosenblat – WOII-fantast

Het verhaal ‘Angel at the Fence, The True Story of a Love That Survived’ van de oorspronkelijk uit Polen afkomstige Joods Amerikaanse oorlogsoverlevende Herman A. Rosenblat is niets minder dan een fantasievolle vertelling en een fantastisch bedenksel.

Door Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend

Het autobiografische verhaal van Rosenblat ging over de gebeurtenissen die hij als kampgevangene in een sub-kamp van Buchenwald meemaakte. Een negenjarig meisje gooide dagelijks, zeven maanden lang, appels en brood over het hek waarmee hij zich in leven wist te houden. Als Rosenblat in 1945 te weten komt dat hij de volgende dag vergast gaat worden vraagt hij het meisje niet meer terug te komen en neemt hij voor eeuwig afscheid van haar: “He tells her one day in May 1945 that she should not throw any more apples because at 10 a.m. the next morning he has appointment to appear at the gas chamber to be killed.”

Rosenblat weet uiteindelijk de oorlog te overleven en door een gelukkige samenloop van omstandigheden komen beiden elkaar in de 50er jaren van de vorige eeuw onverwacht opnieuw tegen in New York. Ze besluiten te trouwen en elkaar nooit meer uit het oog te verliezen. Het verhaal werd door Rosenblat op schrift gesteld en kreeg ruim en warm onthaal. Tot twee keer toe deed hij zijn verhaal in het Tv-programma van de Amerikaanse presentatrice Oprah Winfrey. Oprah was tot tranen toe geroerd door het relaas van Rosenblat, het was volgens haar “the single greatest love story, in 22 years of doing this show, we’ve ever told on the air.” Ook dit zo bewierookte en meeslepende verhaal bleek bij nadere beschouwing niets anders dan een fantasievol leugenverhaal.

Deborah Lipstadt, professor voor moderne Joodse geschiedenis, zou op zondag 2 december 2007 in haar persoonlijke internetblog het verhaal van Rosenblat afdoen als een onmogelijk verzinsel. Rosenblat had zijn verhaal ondertussen voor veel geld verkocht aan ‘Penguin Berkley Press’ en een kinderversie ervan, bewerkt door Laurie Friedman uit Miami,  verscheen in september 2008 onder de titel ‘Angel Girl’. Nadat in de loop van 2008 meerdere onderzoekers het verhaal nauwkeuriger tegen het licht hielden haalde hij op 27 december 2008 noodgedwongen bakzeil.

Hij gaf toe dat het verhaal een eigen creatie was waarin hij zelf was gaan geloven “It was my imagination, and in my mind, I believed it. Even now, I believe it.” Diezelfde maand besloot ‘Penguin Berkley Press’ de geplande uitgave te schrappen maar daarmee was het verhaal nog niet van de baan. In 2009 verscheen het door Penelope J. Holt bewerkte manuscript als ‘The Apple’. In datzelfde jaar bracht uitgeverij BBNC uit Rotterdam het boek onder de titel ‘De engel op mijn schouder’ op de Nederlandse markt.

Misha DeFonseca – het gruwelijke sprookje!

Het verhaal van Misha DeFonseca is een schoolvoorbeeld van vervalst en gecreëerd bewustzijn dat mede veroorzaakt werd door de trauma’s die oorlogen achterlaten in mensen. Het was lente 1941 toen de Duitsers de ouders van Misha DeFonseca oppakten en uit België deporteerden.

De 7-jarige Joodse Misha besloot haar ouders op te sporen en trok er in haar eentje op uit. Ze reisde moederziel alleen en midden in de winter duizenden kilometers in het door oorlog geteisterde en getekende Europa. Ze trok door bossen en velden, stak rivieren en bergen over en zwierf door Duitsland, Polen en de Oekraïne. Ze slaagde er wonderwel in het Joodse getto in Warschau in en uit te komen in haar speurtocht naar haar vermiste ouders. De kleuter wist op miraculeuze wijze levensbedreigende situaties te vermijden maar ontkwam er niet aan een volwassen Duitse soldaat dood te steken. Ze was de Gestapo te slim af en wist zo aan de Holocaust te ontkomen.

Beschermd door twee wolven – die ze mama Rita en papa Ita noemde – en de rest van de roedel kwam ze met behulp van een klein kompas weer terug naar België. Met behulp van het Rode Kruis werd ze bij ‘Nonkel Jean’ gebracht en wist ze de oorlog te overleven. In april 1997 kwam haar levensverhaal voor het eerst in boekvorm uit. Met behulp van ‘ghostwriter’ Vera Lee schreef ze haar biografie: ‘MISHA, a Memoire of the Holocaust Years’ uitgebracht door de kleine uitgeverij ‘Mt. Ivy Press’. Het boek werd geen kassucces, in Amerika werden slechts 5.000 exemplaren verkocht.

Misha DeFonseca en Vera Lee stelden de uitgeverij hiervoor verantwoordelijk, volgens hen had de uitgeverij het boek onvoldoende gepromoot. Ze eisten het copyright terug en vorderden financiële genoegdoening. In 1998 werd Jane Daniel van ‘Mt. Ivy Press’ door beiden aangeklaagd en veroordeelde de rechtbank de uitgeverij in 2001 uiteindelijk tot het betalen van in totaal $ 33.000.000,– schadevergoeding. Onder de titel ‘Surviving with wolves’ – ‘Survivre avec les Loups’ werd haar biografie in de opvolgende jaren in meer dan 18 talen gepubliceerd en haar levensverhaal zelfs verfilmd. ‘Survivre avec les Loups’ werd ook de titel van de door de Frans-Joodse filmproducente Véra Belmont geproduceerde film die in begin 2008 in Franse en Belgische bioscopen gedraaid werd. Het verhaal nam een bijzondere wending toen kanttekeningen geplaatst werden bij het wel erg fantastische verhaal en dat was precies wat het was: fantasie!

Op 29 februari 2008 kwam het hoge woord eruit. Misha liet weten het hele verhaal volledig uit haar grote duim te hebben gezogen. Het verhaal “Is not the true reality, but it is my reality. There are times when I find it difficult to differentiate between reality and my inner world.” (Het is niet de werkelijke realiteit, maar mijn eigen realiteit. Er zijn ogenblikken waarin het voor mij moeilijk te onderscheiden is wat werkelijk gebeurd is en wat zich enkel in mijn binnenste universum afgespeeld heeft) “Ik vraag vergeving aan iedereen die zich verraden voelt. Ik smeek u uzelf in mijn positie te verplaatsen, de positie van een 4-jaar oud hulpeloos meisje.”

Misha DeFonseca bleek in werkelijkheid de op 2 september 1937 in het Belgische Etterbeek geboren Monique Ernestine Josephine De Wael te zijn, dochter van gemeenteambtenaar Robert De Wael en Joséphine Donvil en was ze geenszins van Joodse afkomst. Gedurende de oorlog zat het meiske gewoon op de lagere school in Etterbeek, had ze geen speurtocht ondernomen door half Europa en was ook het wolvenverhaal enkel in haar fantasie waarheid. Ze voelde zich getekend door de oorlog en door de daden van haar vader, ze voelde het gewicht van de woorden “the traitor’s daughter” – de dochter van een verrader. Haar ouders bleken niet in de lente van 1941 gedeporteerd – iets wat op zich al bijzonder zou zijn aangezien de deportaties in België pas in de zomer van 1942 begonnen.

Marc Metdepenningen, een Belgische onderzoeksjournalist, bracht aan het licht dat Robert de Wael een oorlogsvrijwilliger was, een bij het Belgische verzet bekend staande verrader die zijn kameraden uitleverde aan de Gestapo. Robert de Wael werd niet naar een vernietigingskamp gebracht maar bracht samen met zijn vrouw zijn leven door in Duitsland waar hij een natuurlijke dood stierf. Zijn naam – die eerst abusievelijk op een monument vermeld was – werd na het bekend worden van zijn werkelijke verdiensten daar vanaf gebeiteld.

Halabja een (ander) Giftig Gas verhaal

HalabjaOp 16 maart 1988 werd het aan de oostelijke Irakese grens gelegen dorp Halabja getroffen door een gifgasaanval waar volgens de berichtgeving 5.000 Koerden het leven lieten, mannen,  vrouwen, kinderen en ouderen. Door Irak de verantwoordelijkheid van deze misdaad toe te schrijven werd de invasie van Irak gelegitimeerd.

Door Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend

Het was voor Amerika en Engeland één van de doorslaggevende argumenten om Irak binnen te vallen en het moorddadige & terroristische regime van dictator Saddam Hoessein te verdrijven.

Al vrij snel werden vraagtekens bij de ‘waarheid’ van deze aanval geplaatst. Op 23 maart 1988 publiceerde de Amerikaanse ‘Defense Intelligence Agency’ (DIA) dat “Most of the casualties in Halabjah were reportedly caused by cyangen chloride. This agent has never been used by Iraq, but Iran has shown interest in it. Mustard gas casualties in the town were probably caused by Iraqi weapons because Iran has never been noted using that agent.” Professor Dr. Stephen Pelletiere, specialist op het gebied van ‘National Security Affairs’ bevestigde deze conclusie in zijn op 10 december 1990 gepubliceerd rapport dat door hem in opdracht van het Pentagon werd opgesteld.

Hierin kwam hij tot de conclusie dat niet Irak maar Iran de aanval had uitgevoerd en dat het aantal slachtoffers beduidend lager lag dan werd gemeld. Blood agents were allegedly responsible for the most infamous use of chemicals in the war – the killing of Kurds at Halabjah. Since the Iraqis have no history of using these two agents – and the Iranians do – we conclude that the Iranians perpetrated this attack. It is also worth noting that lethal concentrations of cyanogen are difficult to obtain over an area target, thus the reports of 5,000 Kurds dead in Halabjah are suspect.”

In de New York Times van 24 januari 2003 werd aandacht gevraagd voor een eigen studie van het Pentagon waarin aangetoond werd dat de vergassing van de Koerden in Halabja het werk was van Iraniërs, en niet van Irakezen.” Voorafgaand aan de gifgasaanval had de Iranese Revolutionaire Garde (Pasdaran) in samenwerking met de Koerdische guerillas (Peshmergas) een offensief gestart tegen het Irakese leger, en in de nacht van 15 maart 1988 Halabja ingenomen. Volgens Jean Pascal Zanders van het Stockholm International Peace Research Institute had Iran daarmee het strategisch geplande doel bereikt, de controle van het nabij liggende Darbandikhan meer en de bijbehorende dam. Een groot deel van de watertoevoer naar Bagdad was hiermee in handen van de aanvallers gekomen.

De verwachte Irakese tegenaanval vond de volgende ochtend plaats door middel van een artilleriebeschieting en luchtaanvallen. In de gevechten die daarvan weer het resultaat waren voerde de Iranese luchtmacht aanvallen uit met hydrogen cyanide (HCN) munitie  op de burgers, in de veronderstelling te maken te hebben met Irakese grondtroepen.

 

The Picture That Fooled The World

Hoe de oorlog in Joegoslavië gemaakt werd

In het begin van de jaren ’90 van de vorige eeuw begonnen Bosnische Islamitische fundamentalisten zich te roeren en explodeerde het eeuwenoude kruitvat van de Balkan opnieuw. Wie achter de schermen de verantwoordelijkheid droeg voor het opstoken van het oorlogsvuur werd niet duidelijk. Wél duidelijk werd dat degenen die er (economisch en politiek) wél bij varen óók een belangrijke rol bij de aanstichting toe te kennen valt. Het zorgde ervoor dat de (Bosnische) Islamitische en (Servische) Christelijke bevolkingsgroepen steeds vijandiger tegenover elkaar kwamen te staan met als resultaat een bloedige Balkanoorlog.

Fré Morel – Vasthoudend, volhardend met open geest, niet links of rechts, maar VRIJ-denkend

Zoals in elke oorlog werden over en weer wreedheden begaan en al gauw staken geruchten de kop op dat in Servische concentratiekampen Bosnische moslims zouden worden mishandeld en vermoord. Dit was voor de Engelse TV-zender ‘Independent Televison News’ (ITN) aanleiding een filmploeg op locatie te zenden om deze geruchten te onderzoeken. Eind juli vertrok het ITN-team dat bestond uit Penny Marshall, Ian Williams en Jeremy Irvin; ze werden vergezeld door Ed Vulliamy, journalist van het blad ‘The Guardian’. Nadat ze de voorgaande dagen eerst enkele andere locaties bezocht hadden arriveerde het team op 5 augustus 1992 in het Noord-Bosnië gelegen krijgsgevangenkamp Omarska en het vluchtelingenkamp Trnopolje. Tegelijk met het Engelse ITN-team filmde óók de lokale Servische TV-zender ‘Radio Television Serbia’ (RTS) die dag op de beide locaties.

Op zoek naar ‘pakkende’ beelden en vast besloten de ‘wereld’ dé bewijzen te presenteren van vermeende concentratiekampen besloot het ITN-team zoveel als mogelijk de ‘waarheid’ een handje te helpen. Op het terrein van het vluchtelingenkamp Trnopolje stond een boerenschuur in een met kippengaas en prikkeldraad omheind gedeelte waar onder andere kruiwagens en landbouwgereedschap werd opgeborgen. Via een gat in de omheining kroop het ITN-team (gevolgd door het RTS-team) dóór de omheining en begon vanachter deze omheining opnamen te maken van de menigte die zich daarbuiten nieuwsgierig verzamelde. Door de warmte van de augustuszon hadden verschillende van hen het shirt uitgetrokken en terwijl Penny Marshall een moeizame conversatie onderhield met de slecht Engels sprekende en in blauwe tuinbroek gehulde Mehmet kwam uit de achtergrond de 22-jarige Fikret Aliç lachend naar voren geschuifeld. Fikret, die in zijn jeugd aan tuberculose heeft geleden, had met zijn uitpuilende ribbenkast en ongezonde uiterlijk de perfecte figuur voor het beeld dat het ITN-team zo graag wilde neerzetten, het beeld van een Servisch concentratiekamp!

Als een dag later de suggestieve beelden de wereld overgaan krijgen miljoenen mensen een volledig onterecht en gemanipuleerd beeld van de situatie ter plaatse. De ‘Daily Mirror’ hielp graag aan die misleidende beeldvorming mee en ‘kopte’ op de voorpagina: ‘The picture that shames the World / Belsen-92’ en verwees daarmee direct naar de Duitse concentratiekampen in de Tweede Wereldoorlog. Ook de ‘Daily Mail’ deed een misleidende duit in het zakje en ‘kopte’ niet weinig subtiel: ‘The Proof behind the barbed wire, the brutal truth about the suffering in Bosnia’. Ook ‘TIME-magazine’ plaatste Fikret in kleur op de omslag met daarbij in rood de tekst: ‘MUST IT GO ON?’ Wat niet en nergens vermeld stond was dat niet de vluchtelingen achter het hek stonden, maar het filmteam dat met haar geselecteerde beeldmateriaal heel bewust en leugenachtig de suggestie wilde wekken van in kampen opgesloten gevangenen.

In feite was Trnopolje een open gevangenkamp en was de foto met daarop Fikret Aliç de ‘Picture that fools the world’. Trnopolje was overigens niet het enige gevangenkamp. Volgens opgave van het Internationale Rode Kruis hadden zowel Serven als Moslims en Kroaten gevangenkampen opgezet waar in totaal 25 kampen in het najaar van 1992 gezamenlijk 2.692 mensen gevangen werden gehouden. De Bosnisch-Serviërs hielden in 8 kampen totaal 1.203 mensen gevangen, de Moslims en Kroaten hielden in de overige 17 kampen respectievelijk 1.061 en 428 mensen gevangen.

De ‘Picture that fools the world’ werd in januari en februari 1993 gebruikt in een $ 2.000.000 kostende reclamecampagne van de Franse organisatie ‘Médecins du Monde’, opgericht door de Franse arts Bernard Kouchner. In een oplage van 300.000 stuks werd op een overeenkomstige manier als bij ‘Time-magazine’ de link gelegd naar de Duitse concentratiekampen. Kouchner zou later als speciale afgezant van de Verenigde Naties belast worden met het bestuur van de afgesplitste Servische provincie Kosovo. In 1994 werd door de NBLC Uitgeverij in Den Haag in nauwe samenwerking met het Nationale Comité 4 en 5 mei het boekje ‘De oorlog is nog niet voorbij’ uitgegeven. Deze (jeugd)bloemlezing aan oorlogsverhalen was bedoeld voor de kinderen van groep 7/8 van het basisonderwijs en de brugklassen van het Voortgezet Onderwijs. Op de omslag van deze uitgave was de ‘Picture that fools the world’ afgedrukt, het mismaakte lichaam van Fikret Aliç mocht opnieuw zijn misleidende werk doen.

Na bestudering van de tv-beelden viel het de Duitse ingenieur en journalist Thomas Deichmann uit Frankfurt am Main op dat het prikkeldraad aan de kant van de ‘gevangenen’ bevestigd was, iets dat hem onlogisch voorkwam. Daardoor zou het voor hen maar een kleine moeite zijn om de bevestigingskrammen en het prikkeldraad te verwijderen. Deichmann ging ter plekke op onderzoek uit, sprak met omwonenden en kwam tot de conclusie dat het ITN-team de ‘wereld’ volledig bij de neus genomen had. In 1996 schreef Deichmann hierover in het Duitse blad ‘NOVO’ een artikel dat in 1997 voor het Engelse blad ‘LM’ de aanleiding was de ITN-filmbeelden aan een kritisch onderzoek te onderwerpen. Oók zij kwamen tot de conclusie dat er sprake was van totaal misleidende en gemanipuleerde berichtgeving. “We never suggested that there was barbed wire surrounding the camp” was de reactie van Ian Williams in de rechtszaak die mediareus ITN aanspande tegen de mediadwerg LM. Onnodig te zeggen dat de mediadwerg bezweek onder financiële en juridische druk van de mediareus.

Carla del Ponte: organ trafficking, ‘Christenen’ worden geslacht door ‘Moslims’

Het was in wezen een oud en telkens terugkerend verhaal. Het was de mediamagnaat Hearst die in 1898 journalist Frederic Remington naar het toekomstige oorlogsterrein in Cuba zond met de opdracht “You furnish the pictures while I’ll furnisch the war.” Penny Marshall en consorten zorgden ruim honderd jaar later op hun beurt voor ‘de beelden’ met als resultaat de bloedige inmenging van de ‘vrede-brengende’ bombardementen door de NAVO en Amerika die aan duizenden mensen het leven kostte. Het ITN-team zou daarentegen schitteren door afwezigheid op momenten en situaties waar het wél degelijk melding had kunnen maken van concentratiekampen, het vermoorden van gevangenen en misdaden tegen de menselijkheid. In het noorden van Kosovo en Albanië zouden zij op verschrikkingen hebben kunnen stuiten die de ‘wereld’ vol ontzetting zou vervullen. In concentratiekampen in deze gebieden, o.a. in het Noord-Albanese Kukes, Tropoje en Burrel, werden honderden ontvoerde Serviërs als dieren gevangen gehouden en om hun organen geslacht.

Niemand minder dan Carla Del Ponte, de voormalig hoofdaanklaagster van het Haagse Joegoslavië Tribunaal – ‘International Criminal Tribunals for the former Yugoslavia’ – uitte zware beschuldigingen tegen Albanese Kosovaren die honderden mensen letterlijk uit winstbejag geslacht zouden hebben. In haar in voorjaar 2008 verschenen boek ‘La Caccia’, io e i criminali di guerra’ – ‘The Hunt: Me and War Criminals’ beschuldigde ze met name Hashim Thaçi, de huidige minister-president van Kosovo (2010), een persoonlijke vriend van Bernard Kouchner. Thaçi zou als aanvoerder van het Kosovo Liberation Army (KLA) volgens een artikel in de ‘New York Times’ zes commandanten van het KLA hebben geëxecuteerd omdat ze hem niet gehoorzaamden, direct betrokken zijn geweest bij de moord op vijf rivalen en volgens Del Ponte direct betrokken zijn bij de mensonterende orgaanhandel samen met een aantal (nú) vooraanstaande Kosovaarse regeringsleden. De van oorlogsmisdaden beschuldigde Thaçi, die eveneens een grote rol gespeeld zou hebben in de lucratieve heroïnesmokkel via Kosovaars grondgebied, zou nooit voor het Haagse tribunaal verschijnen.

De nauwe persoonlijke banden die Thaçi onderhield met invloedrijke vrienden zoals met Benjamin Netanyahu, Ariël Sharon en Madeleine Albright zullen hierin op zijn minst enige beschermingsgarantie geboden hebben. Eén van de voormalige KLA-guerrilla aanvoerders Ramush Haradinaj, werd door Del Ponte beschuldigd betrokken te zijn bij de moord op ontvoerde Serviërs en bij de verkoop van hun organen. Haradinaj werd in staat van beschuldiging gesteld en in 2007 voor het Joegoslavië Tribunaal in Den Haag geleid waar hij in 2008 wegens ‘gebrek aan bewijs’ werd vrijgesproken omdat “alle getuigen zich in de loop van het proces hadden teruggetrokken.” Naar schatting hebben de organenrovers hieraan een bloedgeld overgehouden van ca. € 4.000.000. Onderzoeken naar deze beschuldigingen werden steevast tegengewerkt door de Verenigde Naties Missie in Kosovo (UNMIK) die toentertijd onder voorzitterschap stond van de Franse minister van Buitenlandse Zaken Bernard Kouchner en door de Kosovaarse en Albanese overheidsorganen.

Sima Spasich, één van de mensen die zich bezig houdt met de verdwijning van Serviërs, beschikt over een lijst met daarop 2.000 vermiste personen. Wie deze woorden vol ongeloof leest doet er goed aan te bedenken dat in 2002 de ‘Raad van Europa’ onderzoek heeft gedaan naar het fenomeen orgaantoerisme (‘organ trafficking’) in Europa.

Carla Del Ponte meldt daarover: “Daaruit kwam het bestaan van commerciële netwerken van orgaanhandel aan het licht, met name in de landen Moldavie, Turkije, Oekraine en Israël. Het bestaan van dergelijke illegale praktijken werd mede bevestigd door Europol” – “Deze gevangenen werden in eerste instantie gevangen gehouden in schuren en andere complexen in Kukes en Tropolje… sommige van de jongere en fittere gevangenen stonden onder dokterstoezicht en werden nooit geslagen” – “Ze werden overgebracht naar andere gevangenkampen in Burrel en directe omgeving waaronder barakken achter een geelkleurig gebouw, ca. 20 km buiten de stad.

Eén van de kamers in dat gebouw was ingericht als een operatiekamer en het is daar waar chirurgen de organen uit de gevangenen verwijderden. Deze organen werden via het vliegveld van Tirana naar buitenlandse klinieken verzonden waar ze getransplanteerd werden in betalende patiënten” – “Gevangenen waarvan een nier was weggenomen werden voorlopig dichtgenaaid en teruggebracht naar de barak waar ze verbleven tot het moment waarop ze van hun vitale organen werden beroofd en vermoord. Andere gevangenen die zich bewust werden van het lot dat hen ook stond te wachten, smeekten om direct vermoord te worden.”