Fruitig fris vol goede wil poseerden we voor een handjevol persfotografen in het Veendammer middagzonnetje, wij waren nieuws, Lauwers de Lange en ik. Wij hadden een Kanaalster bestelwagen vol geladen met hulpgoederen voor Polen, want daar ging onze reis op 14 augustus 1981 naar toe.
Polen, een land verstopt achter de Deutsche Democratische Republik en verscholen achter het communistische ijzeren gordijn. Ik was er nog nooit geweest maar had als historisch geïnteresseerde twintiger uiteraard van het land gehoord. Klokslag 5 uur die middag vertrokken we richting het Barre Oosten met Lauwers als navigator en ikzelf achter het stuurwiel. Het was de eerste van een reeks hulptransporten die volgden om goederen te brengen naar de noodlijdende Poolse bevolking, voor miljoenen is er toentertijd door de maatschappelijke betrokken (Oost-) Groningers naartoe gebracht.
In juni ’81 stond het verhaal van een Veendammer huisvrouw in de krant, hoe erg de situatie voor de inwoners van Polen geworden was en zij kon het weten. Als toerist had ze samen met haar man het Oostblokland meerdere keren bezocht, waren er vriendschappen gesloten met katholieke geloofsgenoten en namen ze steevast wat leuks & lekkers mee als ze op bezoek kwamen. Gebruikte kleding uit eigen kast en die van vrienden ging niet meer naar het Leger des Heils maar ging in haar zak naar Polen. Het borrelde en rommelde in Polen en in voorjaar ’81 trok Els – de Veendammer huisvrouw – haar stoute schoenen aan en deed daarover haar zegje aan een bevriende journalist die haar verhaal kundig gekneed onder het volk bracht. Ik was een van de lezers die door het artikel bewogen en gemotiveerd raakte.
Het telefoonboek leerde haar adres en een half uur nadat ik de krant aan de kant gelegd had stond ik belletje drukkend voor haar huis aan de Westereems. Verwonderd stond ze even later in de deuropening, leidde me nieuwsgierig naar de woonkamer waar ze gaandeweg door onze babbel enthousiast raakte. Nog diezelfde middag stonden de eerste piket-paaltjes in de grond voor een op te zetten stichting waarvan ik als kersverse secretaris de pen hanteerde. De als paddestoelen uit de grond schietende plaatselijke actiegroepen vonden hier onderdak en vanaf dat moment was het inzamelen geblazen. Het goede en bewogen hart van betrokken mensen kwam actief in actie – de Polen moesten geholpen worden en een stortvloed aan acties leverde een vloedgolf aan goederen op.
Samen met Lauwers, de man van Els, reed ik die vrijdag in augustus ’81 het eerste hulptransport naar het Oostblok. Zaterdagochtend na het ontbijt richting Duits/Duitse grens, wel iets anders dan de grensovergang bij Bunde of Bellingwolde. Een open en uitgebreid complex waar een paar IKEA-parkeerplaatsen makkelijk in opgeslorpt kunnen worden, met een groot aantal afgebakende rijbanen, waarboven routeborden, douane gebouwen, geüniformeerde en door kijkers spiedende en controlerende wachters, hoge wachttorens waarin met zwaar kaliber bewapende grenssoldaten het complex nauw in de gaten hielden. Niet alleen aan de grens werden we nauwkeurig onderzocht maar ook gedurende de reis naar Polen met regelmaat geëscorteerd. Ook de Poolse grensovergang was toch wel een dingetje, een zekere dreiging was voelbaar, maar standvastig voor de goede zaak namen we elke horde.
Het was een enerverende tijd, waarin van alles gebeurde, de wereld enorm in beweging was, een tijd van dreigende decennia, misschien nog wel meer dan nu en daardoor misschien ook wel te vergelijken met wat er nu in het Oostblok speelt.
Het was de tijd van (het door het Westen gesteunde) vakbonds- en oppositiebeweging Solidarność. Sociale onrust en stakingen, een strijd om de macht met een door de katholieke kerk en Poolse Paus gesteunde strijd tegen het communisme. Een paar maanden voor ons vertrek, in mei 1981, werd Solidarność gelegaliseerd in een poging om een bloedige opstand zoals in Hongarije (in 1956) en Joegoslavië (1968) in de kiem te smoren. Het door president generaal Wojciech Jaruzelski gevoerde communistisch Poolse bewind moest ten val gebracht worden en alle bruikbare middelen werden daarvoor ingezet, militaire maar vooral ook propagandistische middelen. Vier maanden na onze eerste reis kondigde Jaruzelski op 13 december 1981 de staat van beleg af, we hielden onze adem in maar we bleven stug doorgaan, wij bleven vol overtuiging en goede bedoelingen onze medemenselijke rol vasthouden.
Mijn pen rolde duizenden woorden tot motiverende krantenbijdragen, bedacht allerlei acties zoals winkelwagenacties bij de supermarkten met plakkaten met daarop Poolse wit-rode vlaggen waar mijn medemensen uitgenodigd werden goederen te delen, babyvoeding, conserven, zeep en soda, voorlichtingscampagnes en markten in eigen streek en taal, lege flessen acties, met plastic visemmertjes met wit-rode vlag erop geschilderd langs de deuren collecteren – hoe actief kon ik als mens zijn voor de noodlijdende Polen. Alles en samen voor de Oostblok-medemens, de Wit-Rode vlag in top, vergaderen tot in Haagse ambassade’s toe alleen hun volkslied kwam niet over mijn lippen, daar hield het voor mij op. Het was die tijd dat ik langzaam wakker geschud werd, dat ik te maken (en veel meer inzicht) kreeg in wereldpolitiek, ik zag wat ik nooit zag.
De woorden van Van Messel, de directeur en eigenaar van de lokale vleesfabriek, galmen jaren later nog na in mijn gedachten. Bij hem dacht ik aan het juiste adres te zijn voor worsten, spek en vlees om de noodlijdenden in Polen te steunen maar hij bekte me aan zijn deur nog net niet helemaal af. Hij stuurde me vermanend weg – of ik wel wist waarmee ik bezig was, of ik niets wist van de geschiedenis, over wat er met zijn geloofsgenoten in Polen gebeurd was en door wie…. Ik vond zijn reactie toen buitengewoon stuitend, haast onmenselijk, dat had ik niet verwacht, zeker niet van hem.
Maar ja wat wist ik toen? Nu is dat precies eender.. wat weet de massa van nu over toen? Wat denkt ze te weten en vooral wat weet ze (nog) niet! We kunnen elke dag en allemaal iets leren over Oekraïne, over wat daar geschied (en-is), over hun daden en hun doen, over misleiding en bedrog – het heeft soms wat tijd nodig om te landen, voor de een is dat een dag – de ander misschien decennia. Ik wist toen ruim onvoldoende, ik kon het toen (nog) niet zien, en nog kan ik – 40-jaar verder – onmogelijk alles weten. Toen op dat moment (nog) niet bevatten, ik dacht NA, niet ZELF, maar bij Van Messel aan de voordeur werd mijn denken (over dat onderwerp) verder aangezet, ik was bij hem terecht op het juiste adres.