Home » Columns » Onze Juillet

Onze Juillet

’t Kon minder .. was m’n gedachte terwijl ik samen met wat vrolijke vrinden in de schaduw onderuit geschoven aan de ronde terrastafel geniet van een opvolgend glas overheerlijke Rosé. Pascal – onze gastheer en campingeigenaar – is de kombuis ingedoken en druk doende iets super smakelijks voor ons allen uit potten en pannen tevoorschijn te toveren. Een in dagen vooruitgeschoven feestdag, de ‘veertiende’, oftewel quatorze juillet is hiervoor de aanleiding. Niet dat de Fransen die ik ken een excuus of reden nodig hebben om van het leven een feestje te maken, er is altijd tijd om te genieten.

Terwijl Pascal zijn ding doet, zitten wij als gemêleerd gezelschap te bomen over van alles en nog wat, we zijn een ratjetoe-om-tafel-toe. Naast een al wat belegen Engelse Mademoiselle, zit een fruitige-frisse Spanjool van midden dertig, ein Deutsches Fräulein rond-om dezelfde leeftijd, een overjarige Fransinees en daarnaast nog een zes-tal vriendelijke en meer-tongige gasten van beider kunne en geslacht en ikzelf rond de tafel. Quatorze juillet ligt op onze lippen, en in’t verschiet, de bestorming van een Parijse gevangenis in de wijk St. Antoine, op drie dagen na 233 jaren terug in de tijd.

Naderhand als de officiële aanleiding voor de Franse Revolutie in de geschiedenisboeken opgenomen was achteraf bezien de bestorming van de Bastille niets anders dan een ruim tevoren bekokstoofd incident, door internationaal opererende Banksters opgezet, die door middel van een revolte een kroon- en troonwisseling wilden bewerkstelligen. Dat de leugenaars regeren, toen maar ook nu, is waarover we het als meerkoppig en meertalig assemble roerend eens zijn. Misleiding en bedrog is en was ook toentertijd al een van de kernvoorwaarden. Weglaten wat niet in de leugenkraam passend is en alles naar wens tot verlangde politiek correcte waarheid verdraaien, dat is hoe het bekokstoofd wordt, het Peuple Ordinaire knikt en slikt al eeuwen lang alles en gedwee.

Pascal, nog druk doende met de bereiding van de Poulet Basquaise, glipt even uit de keuken om ons glas en het zijne bij te schenken, mengt zich kort in het gesprek en duikt daarna terug in de Campingkombuis. De ontwikkelingen in Oost-Europa in het algemeen en Oekraïne in het bijzonder komen ter tafel en wordt onderwerp van gesprek. Twee leden van ons gelegenheids assemble bezitten meer dan oppervlakkige wetenschap over dit onderwerp en in afwachting van de Poulet Basquaise laven wij ons hieraan. Met Quatorze Juillet als uitgangspunt wordt een bruggetje gemaakt – eerst in vogelvlucht enkele eeuwen terug in tijd om tenslotte uit te komen bij Onze Juillet, de 11e juli – maar dan 79 jaar terug in de tijd.

Geboeid luisterend leren we dat het westelijk deel van wat wij nu kennen als Oekraïne voor haar geboorte rond het jaar 1150 te boek stond als het bisdom Halitsch, vanwaar ook de naam Galicië stammend is. Een niet bepaald vredig en vooral ook omstreden gebied. In de eeuwen die volgenden werd het allerhande invloedssferen binnen getrokken, de Polen en Litouers plantten er begerig hun vlaggetje in en legden hun knoet erop, scheurden er voor eigen eer en glorie stukken af en rond 1570 werd het als Wolynië aan Polen vastgeknoopt om later rond 1790 deels door Rusland binnen geharkt te worden. Rond 1917 trokken troepen uit het nieuw geboetseerde Polen binnen, met Franse militaire en politieke ondersteuning, en namen het weer in bezit, nadat ze eerst de Duitsers eruit geschopt hadden die er kort en toch maar even heer en meester mochten spelen.

De bepalende rol en invloed van Duitsers door de eeuwen heen was voor mij en het grootste deel van ons gezelschap tot op dat moment een onbekend, volledig onderbelicht en weggepoetst deel in de ontstaansgeschiedenis van wat NU als West-Oekraïne geboekstaafd staat. Rond 1300 streken daar de eerste Duitse handelaren en ambachtslieden al neer in steden als Wladimir en Luzk, een instroom die door kerkhervormingen grotere vormen aannam. In de opvolgende eeuwen waren het vooral doopsgezinden, Mennonieten, die zich van huis-en-haard verdreven voelden en door de heersers van toen met open armen ontvangen werden in Wolynië en Galicië.

Boeren, ambtenaren, onderwijzers, timmerlieden, metselaars, smeden, architecten en kunstenaars, Duitsers uit Oost- en West-Pruisen, Neder-Silezië, Pommeren en Polen vestigden zich en speelden een belangrijke rol bij de bouw en inrichting van kerken, kloosters en kastelen. Met door keizerin Catherina II toegezegde (handels)privileges, religieuze vrijheid en vrijstelling van actieve militaire dienst voor-onbepaalde-tijd lieten vele tienduizenden zich over de grensstreep trekken en streken neer, tezamen met de door hen meegevoerde kennis, kwaliteit, kunde, wetenschap en vakmanschap. Met hen kwam de gebiedsontwikkeling en economische vooruitgang waarop ook de Asjkenazische Joden aansloten.

Het was voor ons als ratjetoe-om-tafel-toe een interessante openbaring en ikzelf heb er ter plekke aantekening van gemaakt om het op een later tijdstip in eigen tijd en tempo te kunnen natrekken en te verifiëren. De Poulet Basquaise was nog niet te nuttigen en laafden ons een en al oor aan hetgeen ter tafel kwam. Zo leerden we dat rond het begin van de Eerste Wereldoorlog – rond 1914 – de Duitsers met ruim een kwart miljoen mensen niet alleen in aantal een overgroot deel uitmaakten van de bevolking van Wolynië maar legden zij ook maatschappelijk en economisch toonaangevend gewicht in de schaal. Het was iets dat toenemend bij bepaalde (etnische) bevolkingsgroepen afgunst opwekte, zoals bij landgenoten van Oekraïense, Poolse en Russische herkomst. Het zorgde ervoor dat in de loop der tijden een toenemend aantal Duitsers zich weer een plaatsje Heim ins Reich zochten.

De rol, invloed en succes van Duitsers in dat specifieke gebied was in vele honderden jaren onderwerp van gesprek en onderhandeling. Met beloften gepaaid en privileges binnen getrokken kregen Duitsers toenemend te maken met afgunst en agressie en werden op enig moment zelfs als een politiek onbetrouwbare entiteit, mogelijk zelfs als 5e colonne, beschouwd. Het was een soort van etterende puistenpukkel te beschouwen die ooit en op enig moment onverbiddelijk tot een dodelijke ontsteking moest gaan leiden. Daarom ook werd – als onderdeel van het op 23 augustus 1939 door het Derde Rijk met de Sovjetunie gesloten Molotow-Ribbentrop pact – op 28 september 1939 een aanhangend vertrouwelijk protocol verbonden waarin – op Duits verzoek(!) – een “Übersiedlung der deutschstämmigen Bevölkerung aus dem Gebiet der sowjetischen Interessensphäre” overeengekomen werd, vrij vertaald een ‘Heim ins Reich’ acte.

Met de start van de Tweede Grote Mensenslachting verliep de planning iets anders. De door de geallieerden na WOI opnieuw opgetrokken Poolse (op Duits- en Russisch grondgebied) staat werd door het Molotow-Ribbentrop pact weer terug-gedeeld en zoals overeengekomen trokken Duitse legers op 1 september 1939 en Sovjetlegers op 17 september 1939 de Poolse grenzen over en werd de positie van Wolynië- en Galicië-Duitsers er niet leefbaarder op. Een situatie die in de opvolgende maanden aardig en misdadig uit de klauw liep en waarbij nationalistische en etnische sentimenten een vernietigende rol speelden. Er werd onderling wat afgemoord en een behoorlijk aantal nog contractueel te repatriëren Duitsers werd ter plekke afgemaakt door concurrerende bevolkingsgroepen die hun kans schoon zagen de eigen agenda uit te rollen. Russische, Poolse en Oekraïense smeerlappen namen behalve Duitsers ook een stevig aantal Asjkenazische Joden onder handen om hen naar het hiernamaals bevorderden.

Toen in 1941 Duitse troepen niet helemaal volgens afspraak verder oostwaarts trokken, was wraak en weerwraak aan de orde van de dag en ging het moorden onverdroten voort. Nationalistische Oekraïners traden met graagte als handlangers op van de Nazi’s als slachters ten dienste voor de Nieuw te vormen eigen Natie en fileerden vakkundig Russen en Joden die in de voorgaande slachting het levenslicht van de Duitsers hadden gedoofd en zuiverden ook de nodige Polen van ‘hun’ grondgebied, opgeruimd stond netjes. Vandaag de dag staat dat te boek als een glorierijke startperiode in de strijd voor Oekraïense onafhankelijkheidsstrijd en door hedendaagse lieden door de tijd heen naar het NU bevorderd als zijnde dat de vuiligheid die daar nu in Oekraïne speelt en plaats vind gezien moet worden als een actie van “mensen die nu zelf hun toekomst willen bepalen”, iets waar niet iedereen het mee eens is overigens.

De wereld stond wagenwijd in brand, miljoenen mensen verloren hun vrijheid, have-, goed en leven en in het Oosten liep het in 1943 gierend gek uit de klauwen. Op zondag 11 juli van dat jaar startte het voor volk-en-vaderland strijdende Oekraïense opstandelingenleger van Stepan Bandera (UPA) de aanval op 150 dorpen en steden in Wolhynië en Oost-Galicië. Dag en datum was opzettelijk bepaald, die zondag zaten de kerken vol vanwege een katholieke feestdag, dus de oogst was groot. Onder de nationalistische heilskreet Slava Ukraini ging men zich mateloos te buiten aan een weergaloze mensenslachting waarbij naar schatting 130.000 burgers met bijlen, hamers en stokken vernietigd werden. Toen de Duitse legers een paar maanden later, in november 1943, uit het Oosten terugtrokken werden ze vergezeld door naar schatting 350.000 Duitsers die niet zo gecharmeerd waren van het vooruitzicht zich te laten afslachten en zich vooreerst naar Posen (het latere Poznan) lieten evacueren.

Pascal komt ons waarschuwen dat we de tafel in gereedheid kunnen brengen en dat hij zo de pannen van het vuur zal nemen. We wijken achteruit, nemen ons glas ter hand en luisteren nog even naar de afronding van het o-zo-interessante verhandeling van ons tafel duo. Voor het landsbestuur en de regering van het huidige Polen is de massamoord uit 1943 zeker geen onbeduidend dingetje. Jaroslaw Sellin, de Poolse vice-minister van Cultuur en Nationaal erfgoed liet onlangs letterlijk weten dat Oekraïne “de massamoord moet erkennen omdat het een feit is. Dat er toentertijd een politiek besluit genomen en uitgevoerd is voor etnische zuivering, de uitroeiing van de hele nationale minderheid die daar al eeuwen leefde. Dit is genocide, het past in alle parameters van de definitie van genocide, dus er is hier geen discussie. Dit is een historisch feit. Vroeg of laat zullen de Oekraïners het moeten erkennen”.

Afsluitend legde het historisch onderlegde duo op tafel dat het parlement in Warschau In 2016 een resolutie had aangenomen waarin 11 juli werd uitgeroepen tot herdenkingsdag van de genocide, verwijzend naar de datum waarop Oekraïense opstandelingenleger van Stepan Bandera (UPA) 150 Poolse dorpen en steden in Wolhynië en Oost-Galicië aanviel.

Het informatieve en verhelderende tafelgesprek maakt voor ons als ratjetoe-om-tafel-toe duidelijk waarom wij onafhankelijk van elkaar laatstelijk foto’s en berichten tegenkwamen uit Navo-staat Polen waar blauw-gele vlaggen te zien waren op winkelruiten, bushokjes en gebouwen waarop vrij vertaald te lezen stond ‘Oekraïners niet welkom’. We horen Pascal puffen en blazen als hij vanuit de Campingkombuis blazend en puffend een enorme ijzeren schaal met Poulet Basquaise aan komt lopen. We schikken onze stoelen, schenken onze glazen vol en breken de baguettes – het goede leven gaat onverdroten verder, we laten ons niet ontmoedigen door de leugens, de listen en het bedrog. We her- en overdenken de verslaglegging van zojuist en genieten van al het goede ons geboden en vieren in gesloten kring de in dagen vooruitgeschoven feestdag.. de veertiende, en dat op Onze Juillet.