Home » Columns » White Privilege – 1914

White Privilege – 1914

(Een moeder met drie kinderen voor hun plaggenhut bij Onstweddertange – Foto: Tonnis Post, collectie Groninger Archieven

Afschaffing van de slavernij

Het is een relatief onbekend gegeven dat met name de Nederlandstalige Zuid-Afrikaanse Blanke Boeren voorop liepen in de afschaffing van de slavernij. Samen met de nieuwe regeerders in de Bataafse periode van 1803-1806 werden concrete stappen genomen om zowel de slavenhandel als ook de slavernij af te schaffen!

Direct met de komst van Mr. Jacob Abraham Uytenhage de Mist als Nederlandse Commissaris en Jan Willem Janssens als nieuwe gouverneur-generaal werd in 1803 het verbod op het invoeren van slaven ingesteld. Daarnaast zou de slavernij geleidelijk aan worden afgeschaft door elke nieuw geboren slavenkind de wettelijke status van vrije burger toe te kennen. Gelijkheid van rechten en plichten.

Deze revolutionaire koers was niet helemaal naar de wens van de heersende elites en met de vernieuwde Engelse machtsovername in 1806 werd snel een streep gehaald door deze allereerste Republikeins-Nederlandse poging de slavernij af te schaffen. Rond 1800 waren de stemmen om de slavenhandel te staken steeds luider te horen en verrassend genoeg was het vooral Engeland dat zich hiervoor inzette.

Het was voor hen zelfs een belangrijk agendapunt en onderdeel van hun eisenpakket in de besprekingen die leidden tot het verdrag van Wenen in 1815. Dat juist Engeland – de slavenhandelaar bij uitstek – zich opwierp als pleitbezorger was niet zo verwonderlijk en had dat een iets andere reden dan edelmoedigheid. Concurrentie en niet medemenselijkheid was het argument dat daarbij speelde.

Engeland had in bloedige campagnes en oorlogen rond 1800 de macht over Noord-Afrika naar zich toe weten te trekken, het traditionele ‘wingebied’ voor slaven. Engeland wilde de absolute economische macht van haar Imperium beschermen door andere (opkomende) concurrerende naties het recht op invoeren van werkkrachten onmogelijk maken en zeker niet het wegroven van werkkrachten uit haar Noord-Afrikaanse gebied toestaan.

Zelf had ze in vele jaren van mensenhandel grote volksplantingen weten te realiseren die in voldoende mate voor nakomelingen zorgden zodat nieuwe aanvoer niet noodzakelijk was.

Om op een andere manier in de behoefte van nieuwe werkkrachten te voorzien werden ‘contractarbeiders’ aangeworven, mensen die zelf hun overtocht betaalden en per saldo tegen lagere kosten het werk mochten verrichten. Een praktijk die de Engelse elite op het ‘Suikereiland’ Trinidad al had gebruikt.

Nadat het economisch niet meer rendabel was om van de relatief dure slaven (aanschaf, transport, verzorging, onderdak, etc.) gebruik te maken werd daar de slavernij afgeschaft en werden zo’n 150.000 Indiase contractarbeiders naar het eiland gebracht. Deze koelies verrichten tegen lagere beloning zelfs de smerigste karweitjes wat zorgde voor enorme spanningen.